Quantcast
Channel: My Blog
Viewing all 2666 articles
Browse latest View live

Medisch tuchtrecht : 1000 klachten per jaar tegen artsen, helft afgewezen!

$
0
0

Enkele cijfers: Van de 8700 huisartsen krijgen jaarlijks 240 een klacht,  dus 2,75 procent jaarlijks.

Van de 3500 psychiaters krijgen jaarlijks 200  een klacht,  dus 5,7 procent jaarlijks.

Jaarlijks zijn er ongeveer 1600 klachten, waarvan 1000 tegen artsen.
Ongeveer 16,5 procent wordt gegrond verklaard, maar de helft daarvan wordt in hoger beroep ongegrond verklaard.


Bovenstaande staat als informatie vermeld in een recent gepubliceerd artikel in Medisch Contact.
Hieruit blijkt dat je als indiener van een klacht bij een tuchtcollege tegen een arts zeer weinig kans maakt op objectieve beoordeling. De helft van de  gegrond verklaarde klachten wordt immers in hoger beroep afgewezen.
Ga uitsluitend naar een medisch tuchtcollege indien U beschikt over documenten waaruit 100% blijkt dat er sprake is van ernstige nalatigheid door de behandelend arts.
Neem zoveel mogelijk vrienden en familie mee naar de rechtszitting.

Voor meer informatie: info at sin-nl.org

 

The post Medisch tuchtrecht : 1000 klachten per jaar tegen artsen, helft afgewezen! appeared first on SIN-NL.


Doodswens vaag, toch euthanasie

$
0
0

Deze situatie is typerend voor de bijna onmogelijke euthanasiepraktijk bij gevorderde dementie.

Voor het eerst is in Nederland een arts berispt omdat ze euthanasie verleende aan een patiënte met dementie terwijl niet onomstotelijk was vastgesteld dat deze vrouw het op dat moment wilde.

  • In het kort
    -Dramatisch verloop euthanasie bij dementerende vrouw
    -Middel werd heimelijk toegediend, documenten voldeden niet en ze werkte mogelijk tegen
    -De arts is daarom berispt door de toetsingscommissies

De uitvoering van de euthanasie verliep bovendien op dramatische wijze, zo blijkt uit het oordeel dat de Regionale Toetsingscommissies gisteravond op hun website plaatsten.

Bij de vrouw van rond de tachtig was de dementie zo vergevorderd dat haar man de zorg niet meer aankon en ze naar een verpleeghuis moest. Vooraf had ze aangegeven absoluut niet naar een ‘huis voor demente bejaarden’ te willen. Ook stond in haar wilsverklaring dat ze euthanasie wilde, ‘wanneer ik daar zelf de tijd rijp voor acht’.

In het verpleeghuis was de vrouw angstig en boos, ze mistte haar familie en doolde ’s nachts door de gangen. De verpleeghuisarts constateerde na een paar weken dat de vrouw ondraaglijk leed en dat zij weliswaar niet meer wilsbekwaam was, maar dat de wilsverklaring euthanasie rechtvaardigde. De toetsingscommissie stelt achteraf dat de wilsverklaring niet duidelijk wees op een weloverwogen wens om euthanasie te krijgen na de opname in het verpleeghuis. Een formulering als ‘wanneer ik daar zelf de tijd rijp voor acht’ houdt immers geen rekening met de situatie waarin iemand niet meer wilsbekwaam is.

Te ruime interpretatie

De toetsingscommissie kan zich voorstellen dat de verpleeghuisarts de verklaring juist wél las als een weloverwogen wens, maar vindt dat toch een te ruime interpretatie. Tegen haar huisarts zei de vrouw, voor de opname in het verpleeghuis toen ze nog wilsbekwaam was, wel dat ze dood wilde, ‘maar niet nu’.

Zeven weken na de opname werd de euthanasie uitgevoerd. Om de vrouw rustig te krijgen gaf de verpleeghuisarts haar een eerste dosis slaapmiddel in een kopje koffie. Daarna kreeg ze een tweede dosis ingespoten. Ze leek in slaap te komen, hoewel ze bij het inbrengen van het infuus voor het euthanasiemiddel een ‘terugtrekkende beweging’ maakte. Terwijl de arts haar vervolgens het euthanasiemiddel inspoot, maakte ze een beweging alsof ze overeind wilde komen. De arts besloot door te gaan terwijl de familie de patiënte vasthield. Ze wilde de wens van de patiënte uitvoeren. Kort daarop overleed de vrouw.

De toetsingscommissie vindt dat de arts ‘een grens heeft overschreden’ door de eerste dosis slaapmiddel heimelijk te geven – in de koffie. De bewegingen aan het eind hadden de arts moeten doen stoppen. Ook al is het goed mogelijk dat het een puur fysieke reactie was, helemaal zeker is dat niet. Ook met nieuwe gedragingen van de vrouw had de arts rekening moeten houden, zegt de commissie. Op andere punten, zoals het aanwezig zijn van uitzichtloos en ondraaglijk lijden en het consulteren van collega-artsen, was deze euthanasie wel zorgvuldig.

Onmogelijke euthanasiepraktijk

  • ‘Men wil absoluut niet naar het verpleeghuis. Dan liever dood. Maar nee, nu nog niet.’

Volgens Trouw-columnist Bert Keizer, jarenlang verpleeghuisarts en nu werkzaam bij de Levenseindekliniek, is deze situatie typerend voor de bijna onmogelijke euthanasiepraktijk bij gevorderde dementie. “Deze wilsverklaring had achteraf gezien echt anders opgesteld moeten worden. Want de kern is nou juist dat je in een situatie kunt komen waarin je zelf niet meer kunt oordelen. Zo gaat het in Nederland bijna dagelijks. Men wil absoluut niet naar het verpleeghuis. Dan liever dood. Maar nee, nu nog niet.”

Dat de arts het slaapmiddel in de koffie doet, is volgens Keizer zowel begrijpelijk als verkeerd. “In die situatie komt het er op neer dat je de patiënt buitensluit, iets doet zonder dat de patiënt het weet. Ik vind dat niet wenselijk.” Als een deel van het euthanasiemiddel al is ingespoten en dus ook effect zal hebben, kan Keizer het billijken dat de arts doorgaat ook al vertoont iemand een reactie. “Maar al met al is dit een onmogelijke situatie die we niet moeten willen.”

Het Openbaar Ministerie (OM) kan in een geval als dit besluiten om een arts te vervolgen. Tot nog toe is daar altijd vanaf gezien.

The post Doodswens vaag, toch euthanasie appeared first on SIN-NL.

VUmc Hersentumorcentrum begint spreekuur voor second opinions

$
0
0

Commentaar SIN-NL

De vraag is of de artsen eerlijk zullen zijn over medische fouten door artsen in andere ziekenhuizen.
Wilt U svp aan info at sin-nl.org laten weten hoe Uw ervaring is bij dit hersentumorcentrum?
Wij zijn op de hoogte van verzwijgen van een ernstige medische fout door neurologen van het VUMC, met zeer grote gevolgen voor het slachtoffer van deze fout.
Let wel: verzwijgen zowel mondeling naar de patiënt als in het medisch dossier betekent opzet en maakt artsen schuldig aan diverse overtredingen/misdrijven in het Wetboek van Strafrecht.
Meerdere artsen van het VUMC staan derhalve op zwartelijstartsen.nl oa : dr W. van Ouwerkerk, neurochirurg, Ph. Scheltens, neuroloog, J.J. Heimans, neuroloog, R. J.Vermeulen.

—————————–

Patiënten met een hersentumor kunnen per 1 februari 2017 terecht bij een spreekuur op het VUmc Hersentumorcentrum in Amsterdam. Ze krijgen hier binnen een dag een volledige screening en advies over hun behandeling.

“Zij zoeken naar houvast en een second opinion kan daar bij helpen.” Hij vertelt dat hun manier van werken zodanig is aangepast dat patiënten efficiënt kunnen worden geholpen door alle afspraken op één dag te plannen. “Dat is extra van belang als patiënten uit een andere regio komen.”

 

Extra zekerheid

Een woordvoerder van het VUmc laat aan NU.nl weten dat alle patiënten met een hersentumor welkom zijn bij het spreekuur, ongeacht in welk stadium van de ziekte zij zich bevinden.

“Het kan zijn dat mensen net de diagnose hebben gekregen en een second opinion willen. Maar ook patiënten die bijvoorbeeld het advies hebben gekregen om zich wel of niet te laten opereren kunnen bij het spreekuur terecht voor extra zekerheid over hun behandeling.”

Sinds 2015 is het centrum erkend als Europees expertisecentrum. Het second opinion-spreekuur zal wekelijks plaatsvinden op vrijdag. 1 februari is het eerste spreekuur.

The post VUmc Hersentumorcentrum begint spreekuur voor second opinions appeared first on SIN-NL.

Artikel in Knack: artsen spelen onder een hoedje met verzekeraars

$
0
0

Lees het artikel geschreven door Dominique Soenens gepubliceerd in het Belgische tijdschrift Knack over de verschrikkelijke situatie van verkeersslachtoffers.
Artsen blijken in samenwerking met verzekeraars ernstige gevolgen te negeren en te ontkennen enkel en alleen om aansprakelijkheid voor de verzekeraars te voorkomen.
Artsen plegen hierdoor fraude en schenden hiermee hun ethische, professionele en wettelijke zorgplicht.

Knack artikel  24.01.2017

The post Artikel in Knack: artsen spelen onder een hoedje met verzekeraars appeared first on SIN-NL.

Dokter laat richtlijn behandeladvies kanker vaak links liggen

$
0
0

Dokter laat behandeladvies kanker vaak links liggen

Artsen volgen richtlijnen voor de behandeling van kanker vaak niet op. Sommige behandeladviezen laten artsen bij zes van de tien patiënten links liggen. Ook bestaan er grote verschillen tussen ziekenhuizen in het navolgen van behandeladviezen.

Dat komt naar voren uit onderzoek van NIVEL-onderzoeker Marianne Heins. Zij bekeek in samenwerking met het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) vijftien verschillende adviezen uit de richtlijnen voor de behandeling van vijf veelvoorkomende soorten kanker, zoals borstkanker, darmkanker, prostaatkanker, longkanker en melanoom. Ze verbond daaraan de vraag in hoeverre artsen de adviezen uit de richtlijnen, die door de wetenschappelijke verenigingen op basis van evidence based-onderzoek zijn opgesteld, daadwerkelijk navolgen.

Conclusie: artsen volgen het ene behandeladvies veel vaker op dan het andere. Waar het ene behandeladvies een navolgingspercentage van 90 procent kent, is dat bij het andere niet meer dan 40 procent. Of een behandeladvies vaak wordt opgevolgd blijkt nauwelijks af te hangen van de hoeveelheid bewijs voor de juistheid. Hoe lang de richtlijn al bestaat speelt evenmin een rol. Wel is het zo dat adviezen om iets níet te doen vaker worden opgevolgd dan adviezen om iets wel te doen.

Afwijken soms nodig

Volgens Heins betekenen de uitkomsten van haar onderzoek niet dat artsen die de adviezen niet opvolgen per definitie slechte zorg geven. Sterker nog: het kan juist wenselijk zijn om de richtlijn niet te volgen. “Het kan voor een individuele patiënt soms beter zijn als de arts in overleg met hem of haar van de richtlijn afwijkt”, aldus Heins.

Verouderd

Ook Koos van der Hoeven, internist-oncoloog en hoofd Medische Oncologie van het Radboudumc, pleit voor voorzichtigheid. “Uit het onderzoek blijkt dat er in Nederland voor een aantal behandelingen een aanzienlijke praktijkvariatie bestaat”, stelt Van der Hoeven, die als voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Medische Oncologie NVMO en de Stichting Oncologische Samenwerking (SONCOS) jarenlang betrokken is geweest bij het maken van richtlijnen. “Dat hoeft niet altijd te betekenen dat oncologen bestaande richtlijnen niet in overweging nemen.”

Als voorbeeld noemt Van der Hoeven het geven van chemotherapie en radiotherapie bij gevorderde  longkanker. “Lang niet alle patiënten zijn fit genoeg om deze behandeling te ondergaan. In het ene ziekenhuis kunnen deze minder fitte patiënten veel vaker voorkomen dan in het andere.”
Ook zijn richtlijnen volgens Van der Hoeven vaak sterk verouderd: “Er zijn ziekenhuizen die vooruit lopen op ontwikkelingen die pas later in de richtlijnen terugkomen.”

Klinische praktijk

Toch roept de praktijkvariatie vragen op, erkent Heins. Het zou daarom wat haar betreft goed zijn als de betrokken beroepsgroepen verder onderzoeken waarom artsen en ziekenhuizen verschillend met de behandeladviezen omgaan. Nadere analyse kan ook duidelijk maken welke behandeladviezen verouderd of te ingewikkeld zijn dan wel onvoldoende aansluiten bij de klinische praktijk.
Van der Hoeven pleit voor nader onderzoek in de vorm van landelijke audits. “In Nederland hebben we zulke kwaliteitsevaluaties al bij dikke darmkanker, borstkanker en longkanker. De prostaatkanker audit komt er ook aan. Hierdoor krijgen ziekenhuizen direct feedback op wat de resultaten van hun kankerbehandelingen zijn. Ze kunnen dan hun eigen prestaties vergelijken met het landelijke gemiddelde en waar nodig hun handelen aanpassen om hun prestaties te verbeteren.”
——————————–
bron: nivel.nl 27 1 2017

 Grote verschillen in het opvolgen van adviezen voor kankerbehandeling

Artsen volgen het ene behandeladvies bij kanker vaker op dan het andere. Dat varieert tussen behandeladviezen van opvolgen bij 40% van de patiënten tot opvolgen bij 90% van de patiënten. Dit blijkt uit een onderzoek naar 15 behandeladviezen voor kanker. Het blijkt dat adviezen om iets niet te doen vaker worden opgevolgd (bij 98% van de patiënten) dan adviezen om iets wel te doen (bij 75% van de patiënten). De onderzoekers denken dat sommige behandeladviezen moeilijker zijn op te volgen dan andere. Hier liggen mogelijkheden tot verbetering van de adviezen.

 

Dr. Marianne Heins (NIVEL, Nederlands Instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg) onderzocht in samenwerking met IKNL de mate waarin 15 verschillende adviezen uit de richtlijnen voor behandelingen van 5 veelvoorkomende soorten kanker werden opgevolgd: borstkanker, darmkanker, prostaatkanker, longkanker en melanoom. De resultaten van dit onderzoek worden morgen (zaterdag) gepresenteerd op het European Cancer Congres 2017 [1] [2].

Of een behandeladvies uit een richtlijn vaak wordt opgevolgd blijkt nauwelijks af te hangen van hoe lang de richtlijn al bestaat, en ook niet van hoeveel bewijs er is voor de juistheid van het voorschrift.

Het is niet zo dat artsen die de adviezen niet opvolgen per definitie slechte zorg geven. Heins: “Het is helemaal niet wenselijk dat een behandelvoorschrift altijd bij iedereen wordt opgevolgd. Het kan voor een individuele patiënt soms beter zijn als de arts in overleg met hem of haar van de richtlijn afwijkt. Bij sommige adviezen werden grote verschillen tussen ziekenhuizen gevonden. Dit zou mogelijk verbeterd kunnen worden door ziekenhuizen inzicht te geven in hoe goed zij verschillende adviezen opvolgen. Andere adviezen werden door bijna alle ziekenhuizen in beperkte mate opgevolgd. Dit zou kunnen betekenen dat deze adviezen misschien niet goed bij de dagelijkse praktijk aansluiten.”

Richtlijnen voor de behandeling van kankerpatiënten worden onder verantwoordelijkheid van de beroeps- of wetenschappelijke vereniging ontwikkeld, meestal volgens de evidence based methodiek. Ze geven behandelaars houvast bij het maken van optimale behandelkeuzes. Ze worden regelmatig aangepast aan nieuwe wetenschappelijk inzichten maar lopen dus altijd enigszins achter.

Voor het onderzoek zijn gegevens van 102.272 patiënten uit de door IKNL beheerde Nederlandse Kankerregistratie (NKR), geanalyseerd in de periode 2007– 2012. Aan de NKR nemen alle Nederlandse ziekenhuizen deel.

Heins: “Het zou goed zijn als de beroepsgroepen verder zouden onderzoeken waarom er verschillen zijn in het opvolgen van adviezen. Hier zijn vanuit DICA en IKNL ook al verschillende initiatieven voor. Om discussie over het opvolgen van adviezen te faciliteren zou het helpen als ziekenhuizen informatie krijgen over hoe goed zij verschillende adviezen volgen. Ook kunnen sommige adviezen misschien beter worden aangepast aan de klinische praktijk en kunnen richtlijnen misschien eenvoudiger worden gemaakt.”

Prof. dr. ir. Koos van der Hoeven (Internist-oncoloog, hoofd Medische Oncologie, Radboud universitair medisch centrum en jarenlang actief geweest bij het maken van richtlijnen als voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Medische Oncologie NVMO en de Stichting Oncologische Samenwerking SONCOS), reageert: “Er is met dit onderzoek heel veel werk gedaan, maar de resultaten moeten wel met grote voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Het onderzoek heeft betrekking op behandelingen die zijn uitgevoerd tussen 2007 en 2012. Uit het onderzoek blijkt dat er in Nederland voor een aantal behandelingen een aanzienlijke praktijkvariatie bestaat. Dat hoeft niet altijd te betekenen dat oncologen bestaande richtlijnen niet in overweging nemen. Voor de twee onderzochte richtlijnen voor het geven van chemotherapie en radiotherapie bij stadium III longkanker, is bijvoorbeeld de algemene toestand van een patiënt heel belangrijk. Lang niet alle patiënten zijn fit genoeg om deze behandeling te ondergaan. In het ene ziekenhuis kunnen deze minder fitte patiënten veel vaker voorkomen dan in het andere. Ook zijn richtlijnen vaak sterk verouderd. Er zijn ziekenhuizen die vooruit lopen op ontwikkelingen die pas later in de richtlijnen terugkomen. Het is dus zeker niet zo dat ziekenhuizen die van de richtlijnen afwijken, deze niet in overweging hebben genomen.”

Van der Hoeven stelt dat het onderzoek van Heins het belang van landelijke audits onderstreept. “In Nederland hebben we zulke kwaliteitsevaluaties al bij dikkedarmkanker, borstkanker en longkanker. De prostaatkanker audit komt er ook aan. Hierdoor krijgen ziekenhuizen direct feedback op wat de resultaten van hun kankerbehandelingen zijn. Ze kunnen dan hun eigen prestaties vergelijken met het landelijke gemiddelde en waar nodig hun handelen aanpassen om hun prestaties te verbeteren,” aldus van der Hoeven.

Abstract no: 969. Proffered papers bij de Health Economics of Cancer session, 15:55- 16:10, zaterdag 28 januari,  Blackburn Zaal.

[1] Het European Cancer Congress is het enige werkelijk multidisciplinaire oncologie congres ter wereld. Het wordt georganiseerd door de European CanCer Organisation (ECCO, een non-profit federatie van 24 deelnemende verenigingen, die samen meer dan 80.000 professionals vertegenwoordigen, die werkzaam zijn op het gebied van kanker.
[2] Dit onderzoek is gefinancierd door Zorginstituut Nederland. Zij hadden geen invloed op het onderzoeksdesign, de data verzameling en de analyses.

Heins, M.J., Jong, J.D. de, Spronk, I., Ho, V.K., Brink, M., Korevaar, J.C.
Adherence to cancer treatment guidelines: influence of general and cancer-specific guideline characteristics. European Journal of Public Health, 2016

Pubmed | Fulltext pdf or DOI 27 januari 2017

The post Dokter laat richtlijn behandeladvies kanker vaak links liggen appeared first on SIN-NL.

Falend arts Muller werkt nu in Zuid-Afrika

$
0
0

Hoogeveen – Dr. Robert Muller, die in Ziekenhuis Bethesda operaties uitvoerde waarvoor hij niet bevoegd was, is sinds enige tijd werkzaam in het Ngwelezana Hospital in de regio KwaZulu Na-tal in Zuid-Afrika.

Twee patiënten overleden in het ziekenhuis in Hoogeveen na een operatie die hij uitvoerde. Muller wordt ook wel de ‘horrordocter’ genoemd en op internet gaan zelfs vergelijkingen met dr. Mengele rond.
Het platform Slachtoffers Iatrogene Nalatigheid meldt op haar website dat zij zich grote zorgen maakt. ‘Maakt dr. Robert Muller nu ook medische fouten en slachtoffers in het ziekenhuis in Zuid-Afrika?’

Volgens een publicatie op 2 oktober 2016 in de krant Sunday Independent is dit wel het geval. ‘Hij heeft twee operaties, die redelijk simpel waren, verknoeid.’ Zo moest hij volgens de krant galstenen verwijderen bij een patiënte van 58 jaar oud, deed dit niet goed waardoor haar volledige galblaas verwijderd moest worden.’

Tijdelijk geen operaties

Na de publicatie in Sunday Independent heeft Muller tijdelijk geen operaties uit mogen voeren in het ziekenhuis in Zuid-Afrika. Toch is hij volgens de journalist in kwestie, die het verhaal over Muller schreef, er nog steeds werkzaam. ‘Hij is overgeplaatst naar de afdeling urologie nadat ze hadden gehoord over de fouten die hij maakte in het ziekenhuis in Hoogeveen. Twee weken geleden heeft hij nog een operatie uitgevoerd. Een oppositiepartij in het parlement wil een onderzoek naar de beschuldigingen tegen hem.’

Een woordvoerder van de KwaZulu-Natal Department of Health, Sam Mkhwanazi, geeft als reactie: ‘Het ministerie kan bevestigen dat de dokter in kwestie werkzaam is voor het KZN Department of Health. Het ministerie wil niet reageren op de vragen, omdat dit een zaak is tussen de werknemer en de werkgever.’

Muller wordt geadviseerd om niet te reageren op artikelen in de media. Dat gaf hij als enige reactie aan Independent Media.

NRC Handelsblad had in 2015 een interview met Muller. Lees dat interview hier.

The post Falend arts Muller werkt nu in Zuid-Afrika appeared first on SIN-NL.

Radar – Petitie: Ziekenhuis moet hersteloperatie betalen

$
0
0

Commentaar SIN-NL

SIN-NL pleit al sinds 2006 voor invoering van vertel en herstel. Dat wil zeggen dat artsen verplicht zijn om de schade van een medische fout te herstellen door herstelzorg en uiteraard zelf de kosten hiervoor moeten dragen. Op 1 januari 2016 is de Wet Kwaliteit, Klachten en Geschillen zorg (WKKGZ) ingevoerd. Het principe van vertel en herstel is verwoord in artikel 10 lid 3 van de WKKGZ.


Op 21-3-2016 besteedde Radar aandacht aan liesbreukmatjes die tot grote pijnklachten leidden. Bij de heren uit de uitzending verminderde de pijn pas nadat het implantaat weer verwijderd was. Nu is er een petitie.

Ga naar de aflevering van Radar

Ga naar de aflevering van Radar

Vanavond is Pim Sonnenberg te gast. Ook hij heeft een liesbreukmatje geplaatst gekregen en leeft al lang met pijnklachten. Hij is een petitie begonnen om ervoor te zorgen dat ziekenhuizen zelf de hersteloperaties moeten betalen na het inbrengen van een implantaat.

Direct naar de petitie

‘Ziekenhuizen moeten hersteloperaties van implantaten gaan betalen. Veel artsen brengen routinematig implantaten in bij patiënten (bijvoorbeeld polypropylene matjes die met het lichaam vergroeien). Zij verkopen deze behandeling als beste oplossing, ten koste van de patiënt,’ aldus de begeleidende tekst op de petitiewebsite.

The post Radar – Petitie: Ziekenhuis moet hersteloperatie betalen appeared first on SIN-NL.

Tijdelijk geen operaties in Refaja ziekenhuis ivm aanwezigheid van vliegen

$
0
0

Refaja sluit tijdelijk ok-complex wegens vliegen

Het operatiekamercomplex (OKC) van het Refaja in Stadskanaal is gesloten tot en met vrijdag 3 februari in verband met de aanwezigheid van vliegen. “Omdat we de patiëntveiligheid voorop stellen en daarin geen enkel risico nemen, is besloten geen operaties op het OKC uit te voeren totdat een oplossing voor dit probleem is gevonden”, schrijft het ziekenhuis in een verklaring op de site.

 De geplande operaties worden, waar mogelijk, binnen Treant Zorggroep verplaatst naar de locaties Emmen en Hoogeveen of worden later opnieuw ingepland. De verloskunde kan normaal in het Refaja doorgaan. Voor acute verloskundige ingrepen wijkt het ziekenhuis uit naar het oude OKC. Ook de spoedzorg waarbij geen acute operatie noodzakelijk is, vindt gewoon doorgang in Stadskanaal. Patiënten die staan ingepland voor een operatie, worden zo spoedig mogelijk geïnformeerd.

De vliegen zijn met de bouwwerkzaamheden het gebouw ingekomen. Volgens het ziekenhuis is er ondanks diverse maatregelen toch nog één vlieg gevonden. Momenteel onderzoekt Treant welke andere maatregelen er genomen kunnen worden om de vliegen te weren. Aanstaande vrijdag hoopt het ziekenhuis meer te weten over hoe lang de sluiting gaat duren en welke oplossingen gevonden zijn.

The post Tijdelijk geen operaties in Refaja ziekenhuis ivm aanwezigheid van vliegen appeared first on SIN-NL.


IGZ: Antwoorden van verpleeghuizen over kwaliteit openbaar

$
0
0

Verpleeghuizen en thuiszorgorganisaties die verpleeghuiszorg bieden, beantwoordden afgelopen najaar vragen over de veiligheid van hun zorg. De inspectie maakt die informatie nu openbaar op verzoek van de Taskforce Waardigheid & Trots. Dat is het programma om de kwaliteit in verpleeghuizen verder te verbeteren. De komende jaren komt steeds meer informatie over de kwaliteit van verpleeghuizen voor iedereen beschikbaar. De zorgorganisaties en de IGZ zetten met deze publicatie een eerste stap in die richting.

Aanleiding

Veel organisaties van cliënten, zorgverleners, zorgkantoren en bestuurders werken samen in het verbeterprogramma Waardigheid & Trots. Samen bepaalden zij welke gegevens (indicatoren) zij gebruiken om een beeld te geven van de kwaliteit van zorg. Zij vroegen de IGZ deze gegevens bij de instellingen uit te vragen. Ook vroegen zij deze informatie te gebruiken in het toezicht en openbaar te maken.

Vragenlijst

Verpleeghuizen en thuiszorgorganisaties vulden afgelopen najaar een lijst met vragen in. Bijvoorbeeld: schrijven zorgmedewerkers in het cliëntdossier goed op welke zorg een cliënt nodig heeft? Worden vrijheidsbeperkende maatregelen geëvalueerd? Heeft een tandarts binnen zes weken na opname de mondgezondheid gecontroleerd van die bewoner? Gebruikt een verpleeghuis klachten van cliënten of familie om de zorg te verbeteren?

Niet alle organisaties hebben toestemming gegeven om de informatie te publiceren.

Inspectie gebruikt antwoorden bij toezicht

De inspectie gebruikt de antwoorden om te bepalen welke instellingen zij gaat bezoeken. Bijvoorbeeld als een verpleeghuis vaker dan andere instellingen een vraag met ‘nee’ beantwoordt. Het wil niet meteen zeggen dat de zorg daar slechter of onveiliger is. Misschien kiest die organisatie voor andere onderwerpen om te leren van de kwaliteit van de dagelijkse zorg. Of loopt achter met het vastleggen van informatie, terwijl ze deze wel gebruikt voor het verbeteren van de zorg. Dit kan de inspectie beoordelen tijdens een bezoek.

De inspectie gebruikt ook andere informatie om te bepalen of ze ergens op bezoek gaat. Bijvoorbeeld klantervaringen op Zorgkaart Nederland, meldingen bij de inspectie, informatie uit eerdere bezoeken en het maatschappelijk jaarverslag.

Leren en verbeteren

Ook voor de instellingen zelf levert de vragenlijst belangrijke informatie om hun zorg verder te verbeteren. Zij kunnen hun eigen antwoorden en die van anderen gebruiken als spiegel en ervan leren.

Het Ministerie van VWS, Zorginstituut Nederland, zorgverzekeraars, patiëntenorganisaties (Patiëntenfederatie Nederland) en de brancheorganisaties ActiZ en BTN hebben eenmalig de IGZ gevraagd de informatie openbaar te maken. Vanaf volgend jaar doet Zorginstituut Nederland dit namens de sector.

The post IGZ: Antwoorden van verpleeghuizen over kwaliteit openbaar appeared first on SIN-NL.

Resistentie malariamedicijn ‘verontrustend’

$
0
0

Een medicijn dat algemeen wordt gebruikt om malariapatiënten te behandelen, heeft in Groot-Brittannië voor het eerst niet gewerkt. Dat roept de vraag op of de parasiet die de gevreesde ziekte veroorzaakt na overbrenging door een mug resistent aan het worden is.

Vier mensen die malaria hadden opgelopen in Angola, Liberia en Oeganda reageerden niet op de toegediende medicatie en kregen een ander middel. “Dat is verontrustend. Het kan duiden op een groter verhaal dat op het punt van beginnen staat in Afrika. Dan moeten we snel een aantal dingen veranderen”, zei een deskundige van het instituut.

Hij riep op meer onderzoek te doen naar de effectiviteit van de combinatiekuur artemether/lumefantrine, na ook uit het gebied ten zuiden van de Sahara berichten te hebben gekregen over resistentie tegen deze medicijnen.

The post Resistentie malariamedicijn ‘verontrustend’ appeared first on SIN-NL.

De Friesland publiceert labkosten

$
0
0


Zorgverzekeraar De Friesland gaat bekendmaken wat de kosten zijn van laboratoriumonderzoeken voor patiënten die in behandeling zijn bij hun huisarts. Dat meldt het Friesch Dagblad.

Volgens de krant is De Friesland daarmee de eerste zorgverzekeraar die de deze kosten publiceert. Ook de prijskaartjes voor reguliere diagnostische zorg bij ziekenhuizen worden openbaar gemaakt. Woordvoerder Gerrie Riemersma legt in het Friesch Dagblad uit dat het met name gaat om zaken als röntgenfoto’s en mri-scans. “Over de kosten van deze onderzoeken krijgen wij de meeste vragen”, aldus Riemersma. “Voor andere behandelingen geldt dat we over de kosten eigenlijk geen vragen krijgen.”

Keuzevrijheid

Huisarts Bart Maats vraagt zich in het Friesch Dagblad af wat de patiënt aan openbaarmaking heeft, aangezien de keuzevrijheid zeer beperkt is. De Friese huisartsen sturen alle stalen normaliter naar het laboratorium Izore in Leeuwarden. “In theorie zouden die ook naar een ander laboratorium kunnen worden gestuurd”, zegt Maats. “Maar dat zou betekenen dat de huisarts ook de materialen en formulieren moet hebben van al die andere laboratoria. Dat zou organisatorisch een groot probleem worden, waarbij ook de kans op fouten heel groot wordt.” Bovendien hechten de huisartsen aan de korte lijnen kort met Izore.

Toch kan het voor patiënten lonen om vooraf de tarieven te bekijken. Soms verschillen die sterk per ziekenhuis. De huisarts kan dan desgevraagd naar een specifiek ziekenhuis doorverwijzen.

In augustus besloot CZ als eerste zorgverzekeraar de tarieven te publiceren van behandelingen per ziekenhuis. Op die lijst ontbraken de laboratoriumkosten van patiënten die bij de huisarts komen voor bloedonderzoek of andere onderzoeken die in opdracht van een huisarts worden gedaan. Deze kosten vallen onder het eigen risico, in tegenstelling tot de kosten van de huisarts, en komen daarom vaak voor rekening van de patiënt.

The post De Friesland publiceert labkosten appeared first on SIN-NL.

Aantal ziekenhuisopnames door medicijngebruik fors gestegen: medicatieveiligheid is verslechterd

$
0
0

In 2013 werden er 49.000 mensen opgenomen door problemen met hun medicijngebruik, in vergelijking met 39.000 in 2008. De gemiddelde leeftijd van de patiënten steeg van bijna 50 naar bijna 55 en het aantal acute opnames met 21 procent.

De groep van patiënten van 65 jaar en ouder is 3,5 keer groter dan de patiënten die jonger zijn dan 65. De onderzoekers van de studie denken daarom dat vergrijzing de grootste oorzaak is van de stijging van het aantal patiënten.

 

Voorkomen

Bijna de helft van de opnamen van 65-plussers als gevolg van medicijnen is waarschijnlijk te vermijden. Bij mensen die jonger zijn is ook nog een kwart van de gevallen te voorkomen.

“Het is schokkend dat er in al die jaren, na al die maatregelen en afspraken, geen verbetering te zien is. Hoeveel mensen uiteindelijk aan de gevolgen overlijden is niet in het rapport vermeld. Ik wil hier ook duidelijkheid over”, aldus Dianda Veldman, directeur-bestuurder van Patiëntenfederatie.

Door verkeerd medicijngebruik kan iemand bijvoorbeeld duizelig worden en iets breken.

Een deel van de opnamen is te vermijden door “beter rekening te houden met de kenmerken, bijzonderheden en de conditie van de individuele patiënt en door het toepassen van beschermende maatregelen”, schrijft Schippers.

Uit een andere studie, die vandaag verscheen in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde blijkt dat twintig procent van de patiëntengroepen van huisartspraktijken chronisch vijf of meer medicijnen gebruikt.
————————

bron: www.tweedekamer.nl——————l

Behandeling

The post Aantal ziekenhuisopnames door medicijngebruik fors gestegen: medicatieveiligheid is verslechterd appeared first on SIN-NL.

Intensive care verdwijnt bij Bethesda en Refaja ziekenhuizen

$
0
0

De intensive care verdwijnt uit Ziekenhuis Bethesda in Hoogeveen en het Refaja Ziekenhuis in Stadskanaal. Dat meldt RTV Drenthe bij monde van David Post, hoofd medische staf van Treant Zorggroep, waar de ziekenhuizen onder vallen. Treant heeft dan alleen in het Scheper Ziekenhuis in Emmen nog een intensive care.

Volgens Post behouden Bethesda en Refaja wel een afdeling vergelijkbaar met een intensive care. “Maar de naam van de afdeling verandert wel, want we mogen die volgens de richtlijnen geen intensive care meer noemen”, zegt hij bij RTV Drenthe.

Eerder werd al bekend dat Treant de complexe zorg wil concentreren. Rond maart moet meer duidelijkheid komen de verdeling van zorg over de ziekenhuizen. Voor de basiszorg kunnen patiënten volgens Post op elke locatie terecht, ook in de toekomst.

Onrust

In de regio leeft onrust over de gevolgen van de herverdeling van de zorg over de drie ziekenhuislocaties in Emmen, Hoogeveen en Stadskanaal. De onrust is verder gevoed door het vertrek van twee leden van de raad van bestuur (te weten voorzitter Marcel Kuin en Guus Bruins) eind december. Eerder deze maand lieten burgemeester Loohuis van Hoogeveen en wethouder Boens van Stadskanaal zich kritisch uit over de gang van zaken. De burgemeester verweet Treant onvoldoende te communiceren met de bevolking.

The post Intensive care verdwijnt bij Bethesda en Refaja ziekenhuizen appeared first on SIN-NL.

Aantal vermijdbare opnames stijgt door medicatieproblemen

$
0
0
Het aantal vermijdbare ziekenhuisopnames stijgt. Dit komt doordat er steeds meer 65-plussers zijn, onder wie vermijdbare geneesmiddel-gerelateerde ziekenhuisopnames vaker voorkomen. Dit blijkt uit het Vervolgonderzoek Medicatieveiligheid van het Erasmus MC in een consortium met NIVEL, Radboud UMC en PHARMO.

Het aantal geneesmiddel-gerelateerde ziekenhuisopnames onder 65-plussers is toegenomen van bijna 39 duizend in 2008 naar bijna 49 duizend in 2013, een stijging van 26 procent. De stijging van het aantal vermijdbare ziekenhuisopnames is in lijn met het aantal acute opnames en is “het meest waarschijnlijk een algemeen gevolg van de veroudering van de populatie”, aldus de onderzoekers. Gemiddeld 48 procent van de geneesmiddel-gerelateerde ziekenhuisopnames is potentieel vermijdbaar bij 65-plussers tegenover ongeveer 25 procent bij patiënten jonger dan 65 jaar.

De oorzaken van potentieel vermijdbare geneesmiddel-gerelateerde ziekenhuisopnamen betreffen fracturen, nierfunctiestoornissen en hyper- of hypoglykemie. Dit hangt samen met geneesmiddelen zoals de benzodiazepinen, bloeddrukverlagende middelen en diabetesmiddelen. Dit soort ziekenhuisopnamen zijn te vermijden door bijvoorbeeld beter rekening te houden met de kenmerken, bijzonderheden en de conditie van de individuele patiënt.

Individuele kenmerken van de patiënt

In de helft van de potentieel vermijdbare opnames is volgens de onderzoekers onvoldoende rekening gehouden met de individuele kenmerken van de patiënt, namelijk: leeftijd, gewicht, ziektestadium, conditie en eerdere reactie op het geneesmiddel. Bij eenderde van de redenen zijn onvoldoende maatregelen genomen, zoals toevoeging van een beschermend geneesmiddel of zorgvuldige monitoring van de patiënt. Een achtste van de redenen betreft een combinatie van geneesmiddelen met dezelfde bijwerking, bijvoorbeeld sederend of obstiperend, of een ander ongewenste geneesmiddeleninteractie.

Voor het verkleinen van de risico’s van medicijngebruik zijn in 2009 de HARM-Wrestling-aanbevelingen (HW-aanbevelingen) opgesteld. Maar huisartsen blijken niet alle aanbevelingen op te volgen. Hier zijn meerdere redenen voor aan te wijzen. Behandeling op maat speelt volgens de huisartsen een duidelijke rol. Huisartsen bepalen met de patiënt de beste behandeling, dit kan betekenen dat huisarts en patiënt afwijken van de geneesmiddel-specifieke aanbevelingen.

Een andere reden waarom de aanbevelingen niet altijd worden opgevolgd, is onduidelijkheid over de verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van bepaalde taken. Dat geldt bijvoorbeeld voor het laten doen van een laboratoriumbepaling. Bovendien zouden de aanbevelingen onvoldoende aansluiten op de dagelijkse praktijk van huisartsen, bijvoorbeeld omdat de aanbevelingen niet in dezelfde vorm terugkomen in de door huisartsen gebruikte NHG-standaarden.

Financiële redenen

Volgens sommige huisartsen willen patiënten niet altijd medicatie of een labonderzoek, vanwege de kosten die hieraan verbonden zijn. Het onderzoek geeft geen zicht op hoe vaak kosten een rol spelen. Uit eerder onderzoek van het NIVEL bleek dat zo’n drie procent van de mensen wel eens afziet van een doktersconsult vanwege financiële redenen.

De onderzoekers adviseren om de HW-aanbevelingen nog nadrukkelijker onder de aandacht te brengen van (huis)artsen en apothekers. Zorggegevens die nodig zijn om te beoordelen of een patiënt een verhoogd risico loopt op een geneesmiddel-gerelateerde ziekenhuisopname moeten systematischer worden verzameld, vastgelegd, toegepast en gedeeld met andere rechtstreeks betrokken zorgverleners. Minister Edith Schippers (VWS) staat hierachter en schrijft in een brief aan de Tweede Kamer als reactie op het onderzoek dat betere navolging van de geneesmiddel-specifieke aanbevelingen ruimte biedt “om potentieel vermijdbare geneesmiddel-gerelateerde ziekenhuisopnamen te reduceren”.

Noodzaak om te veranderen

De geconstateerde stijging van het aantal vermijdbare geneesmiddel-gerelateerde ziekenhuisopnamen is volgens Schippers aanleiding om iedereen te wijzen op “de hardnekkigheid van deze omissies en de noodzaak om te veranderen”, temeer omdat de geneesmiddel-specifieke aanbevelingen uit de eerdere onderzoeken nog steeds relevant zijn. “Ik zal daarom de landelijke organisaties van voorschrijvers en apotheekhoudenden vragen om met een plan te komen hoe deze aanbevelingen in de praktijk zo snel mogelijk beter kunnen worden opgevolgd en hoe de nieuwe aanbevelingen nader kunnen worden uitgewerkt.”

Daarnaast pleit ze voor verbetering van de overdracht van het medicatiedossier, laboratoriumbepalingen en relevante informatie over de indicatie en de patiënt, om het samenspel tussen voorschrijver en apotheker te bevorderen. De apotheker is bij uitstek de zorgverlener die veilig gebruik van geneesmiddelen door de patiënt kan bevorderen, hij is in staat om gebruik van het geneesmiddel in de praktijk en mogelijke wisselwerking met andere geneesmiddelen goed te volgen.

Informatievoorziening richting voorschrijver en patiënt is essentieel, stelt Schippers. Met betrekking tot deze informatievoorziening is de afgelopen jaren intensieve samenwerking tot stand gekomen tussen verschillende partijen. Ze wijst op het Farmacotherapeutisch Kompas. “Bij het leveren van farmaceutische zorg op maat en het samen beslissen over de beste behandeling is ook vanuit het perspectief van medicatieveiligheid goede informatievoorziening essentieel.” In dit kader noemt ze het wenselijk om vast te leggen waarom bij een bepaalde keuze van geneesmiddelen aanbevelingen niet zijn opgevolgd.

The post Aantal vermijdbare opnames stijgt door medicatieproblemen appeared first on SIN-NL.

Aantal kankerpatiënten is toegenomen

$
0
0

Het aantal kankerpatiënten in Nederland is het afgelopen jaar verder toegenomen. Ruim 108.400 Nederlanders kregen de diagnose van de ziekte, 2500 patiënten meer dan in 2015. Dat blijkt uit cijfers van de Nederlandse Kankerregistratie (NKR).

Huidkanker (15.836 gevallen) kwam vorig jaar het vaakst voor, gevolgd door darmkanker (15.427) en borstkanker (14.511 vrouwen en 129 mannen). Ook krijgen mensen relatief vaak longkanker (12.168), en prostaatkanker (meer dan 11.000).

Volgens de organisatie zet de trend in het stijgende aantal patiënten met huidkanker door. De drie belangrijkste vormen van huidkanker zijn basaalcelcarcinoom, plaveiselcelcarcinoom en melanoom. “Melanoom is van deze vormen potentieel de meest dodelijke, maar het grootste deel van de toename zit gelukkig in de groep met een vroeg stadium melanoom”, aldus de organisatie.

KWF Kankerbestrijding wijst erop dat de meeste gevallen van huidkanker worden veroorzaakt door bovenmatige blootstelling aan uv-straling van de zon. “Daarom zet KWF zich in voor betere zonbescherming, met name bij kinderen. Kinderen zijn namelijk extra kwetsbaar. Ernstige verbranding in de jeugd, verdubbelt de kans op huidkanker op latere leeftijd”, stelt de organisatie. “Bescherm de huid door te smeren, kleren, weren.”

Eerder ontdekt

Bij de meeste kankersoorten is sprake van een gestage groei. Bij sommige soorten kanker zoals darmkanker kan dat komen doordat ze eerder ontdekt worden dan enkele jaren geleden.

De cijfers werden gepubliceerd in aanloop naar Wereldkankerdag zaterdag. (ANP)

The post Aantal kankerpatiënten is toegenomen appeared first on SIN-NL.


Tweede berisping voor huisarts E. A. ten Hoor, Barneveld

$
0
0

Op 24 januari 2017 is voor de tweede keer een berisping opgelegd door het medisch tuchtcollege aan huisarts Ellen ten Hoor te Voorthuizen.
Dit betekent dat er gegronde redenen zijn om zorgen te hebben over haar functioneren als huisarts.
U bent gewaarschuwd!

berisping huisarts ten Hoor 1 aug. 2014 tuchtcollege Zwolle ECLI_NL_TGZRZWO_2014_96

berisping huisarts ten Hoor  24 jan. 2017 Centraal Tuchtcollege ECLI_NL TGZCTG_2017 44


bron: zwartelijstartsen.nl

Naam
Hoor, ten Emma Alina
Geslacht
Vrouw
BIG-nummer
99021648801
Beroepsgroep
Artsen
Specialisme
Huisartsgeneeskunde (huisarts)

Plaats
Voorthuizen / Nijkerk
Aantekening
Bij de inschrijving in het register van artsen is per 24 januari 2017 aangetekend dat deze zorgverlener een berisping is opgelegd. De maatregel is opgelegd vanwege: geen of onvoldoende zorgverlening en niet of te laat verwijzen.
Aantekening
Bij de inschrijving in het register van artsen is per 17 maart 2015 aangetekend dat deze zorgverlener een berisping is opgelegd. De maatregel is opgelegd vanwege: onjuiste behandeling en/of verkeerde diagnose.


Tuchtcollege berispt huisarts Voorthuizen

VOORTHUIZEN Huisarts Emmelien ten Hoor uit Voorthuizen is berispt door het medisch tuchtcollege vanwege een onjuiste behandeling van een patiënt. Dat meldt het Regionaal Tuchtcollege Zwolle. De berisping levert de huisarts een aantekening op in het landelijk register van artsen.

Wouter van Dijk

Het gaat hierbij om een uitspraak van het college uit augustus vorig jaar, die het ministerie van Volksgezondheid begin deze maand publiceerde. De berisping berust op een volgens het tuchtcollege onjuiste behandeling van een patiënt bij de praktijk van Ten Hoor in de periode augustus 2010 tot medio 2011.

BERGTOCHT Een momenteel 51-jarige man kwam in augustus 2010 tijdens een bergtocht in Italië ten val, waarbij hij zijn linkerschouder bezeerde. Meerdere bezoeken aan de huisartsenpraktijk volgden, maar de pijn aan zijn schouder hield aan. De juiste diagnose werd echter niet gesteld, concludeert het college. De patiënt werd niet goed lichamelijk onderzocht en er werden, ook ondanks herhaaldelijke verzoeken van de patiënt, geen foto’s van de schouder gemaakt. Daarnaast werd de patiënt niet elke keer door dezelfde huisarts in de praktijk gezien.

Pas in augustus 2011, een jaar na de val, kwam bij de patiënt middels een MRI-scan een ruptuur, een soort scheur, in zijn schouder aan het licht. Dit nadat hij op eigen verzoek en op aandringen van zijn fysiotherapeut werd onderzocht in een kliniek. De patiënt liet zich in december 2012 uitschrijven bij de huisartsenpraktijk vanwege de ,,gang van zaken rondom de behandeling van de schouderklachten, met blijvende pijnklachten en beperkingen in zijn werkzaamheden.”

BEGELEID Volgens het college heeft de huisartsenpraktijk in deze zaak meerdere steken laten vallen. Naast de genoemde zaken is de patiënt volgens het college niet goed begeleid, als het gaat om de mate van beweging en verdere controleafspraken. De huisarts heeft daarnaast niet duidelijk kunnen maken welk onderzoek zij precies heeft gedaan en wat haar beleid was, stelt het college.

NALATIG Een andere fout waar het tuchtcollege over spreekt is het feit dat de huisarts de patiënt in april 2011 naar haar partner heeft verwezen, zonder onderzoek van de huisarts en zonder vermelding in het medisch dossier. Dit voor toediening van een injectie bij de patiënt. ,,De arts is daarbij enkel afgegaan op de telefonische mededeling van de patiënt aan de assistente”, stelt het tuchtcollege. In het eindoordeel stelt het tuchtcollege dat de huisarts nalatig is geweest. ,,Daarbij hebben we tijdens de zitting niet de indruk gekregen dat de arts inzicht heeft in het foutieve van haar eigen handelen.”

ERNSTIGE ZAAK Aan een berisping zit geen geldboete vast, verduidelijkt perssecretaris mevrouw Van der Poel van het Regionaal Tuchtcollege Zwolle. ,,Maar de aantekening in het register geeft aan dat het gaat om een ernstige zaak”, zegt zij. ,,In tachtig procent van de zaken komt de huisarts weg met een waarschuwing, een berisping komt minder vaak voor.”

Huisarts Ten Hoor is voorafgaande aan deze publicatie benaderd, maar gaf te kennen niet op de zaak te willen reageren.


C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E  24 januari 2017

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2016.044 van:

A., huisarts, werkzaam te B., appellante, verweerster in eerste aanleg, gemachtigde: N.W.H. Hoefsmit,

tegen

C., wonende te B., verweerster in beroep, klaagster in eerste instantie, gemachtigde: mr. F.A. Janse, advocaat te Barneveld.

1.        Verloop van de procedure

C – hierna: klaagster – heeft op 8 april 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen A. – hierna: de huisarts – een klacht ingediend. Bij beslissing van 18 december 2016, onder nummer 075/2015, heeft dat College de klacht deels gegrond verklaard en de huisarts gewaarschuwd.

De huisarts is van die beslissing tijdig in beroep gekomen.  Klaagster heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 26 mei 2016. De huisarts is daar niet in persoon verschenen. Omdat het Centraal Tuchtcollege het gewenst achtte dat de huisarts in persoon ter zitting verschijnt, is de behandeling van de zaak aangehouden teneinde ook de huisarts te horen.

De zaak is opnieuw behandeld ter openbare terechtzitting van 8 december 2016, waar klaagster en de huisarts zijn verschenen, beiden bijgestaan door hun gemachtigde.

2.        Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“2. FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het huisartsenjournaal) en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Verweerster werkt in een huisartsenpraktijk (verder: de praktijk) samen met twee andere huisartsen. Klaagster is patiënt in die praktijk. Zij is bekend met diabetes mellitus en psychiatrische problematiek. Klaagster draagt orthopedische schoenen.

Klaagster bezocht op 12 maart 2015 de praktijk, waar zij werd gezien door een collega van verweerster. Zij had een pijnlijke plek aan haar rechtervoet lateraal aan de voetrand. De plek was wat rood, onscherp begrensd en wat opgezet. Er was drukpijn ter plaatse, geen asdrukpijn. Klaagster kreeg een recept voor diclofenac en voor omeprazol. Verder werd in het journaal genoteerd dat zij zou worden terugverwezen naar de orthopedische schoenmaker als de aandoening na een week niet beter was.

Op 27 maart 2015 bezocht klaagster de praktijk opnieuw, waarbij zij wederom door een collega van verweerster werd gezien. De diclofenac had wel geholpen maar zodra ze die niet meer nam, was ze ‘weer terug bij af’. Na onderzoek is besloten een röntgenfoto van de voet te laten maken.

Op 30 maart 2015 noteerde de assistente in het journaal dat klaagster had gebeld om te zeggen dat op de foto was te zien dat er iets van metaal in de voet zou zitten.

Klaagster bezocht de praktijk weer op 31 maart 2015. Verweerster ziet klaagster niet zelf, maar hoort via de assistente dat zij aan de balie stond. Verweerster heeft in het dossier genoteerd dat ze graag de uitslag van de foto wilde zien om het beleid te bepalen. Op 31 maart 2015 is de uitslag opgevraagd. In het verslag van de foto staat dat er een lineair corpus alienum van zes millimeter is te zien in de weke delen lateraal van de basis MT-V, lijkend op een afgebroken naald.

Dezelfde dag, 31 maart 2015, bezocht ook de werkgever van klaagster de praktijk. De werkgever vertelde dat klaagster zich niet serieus genomen voelde en dat klaagster van plan was om zelf de naald uit de voet te halen. Ze zou de spullen hiervoor al in huis hebben. De werkgever heeft gevraagd of ‘de dokter’ rond 12 uur bij klaagster langs kon gaan omdat ze bang was dat klaagster anders zelf zou gaan snijden. De werkgever kreeg een verwijsbrief voor de chirurg mee waarop stond dat zij met spoed gezien moest worden. Verweerster vond het niet nodig om klaagster in te sturen naar de spoedeisende hulp, omdat klaagster waarschijnlijk al snel bij de chirurg terecht zou kunnen en als dat niet zo was, kon klaagster naar de praktijk bellen. Klaagster moest zelf contact opnemen met het ziekenhuis voor het maken van een afspraak. Klaagster stelt echter dat zij de verwijsbrief niet van de werkgever heeft ontvangen.

Klaagster heeft nog dezelfde dag contact met de diabetesverpleegkundige. Via de diabetesverpleegkundige is een afspraak bij de chirurg voor de week erna gemaakt. In het huisartsenjournaal is genoteerd dat de diabetesverpleegkundige ook vond dat dat te lang duurde in verband met infectiegevaar en dat zij ging proberen de afspraak te vervroegen.

Klaagster is vervolgens naar de praktijk gekomen om een briefje af te geven voor verweerster. Ze had toen zelf al geprobeerd de splinter eruit te snijden, eerst met een aardappelschilmesje en daarna met een stanleymesje. Het aanbod van de assistente dat er naar de wond zou worden gekeken heeft klaagster afgeslagen. De assistente probeert klaagster vergeefs in de praktijk te houden om de wond te laten bekijken.

Een collega van verweerster, huisarts Verbon, heeft ‘s middags een visite afgelegd bij klaagster om naar de wond te kijken maar dit liet klaagster niet toe. Klaagster wilde wel verwezen worden naar de SEH maar bij navraag bleek dat klaagster daar niet geholpen kon worden, omdat de splinter onder echogeleiding en onder narcose verwijderd moest worden. Klaagster had inmiddels een afspraak op de polikliniek chirurgie op 1 april 2015.

Klaagster is op 21 april 2015 geopereerd aan haar voet. De splinter is niet gevonden. Klaagster had nadien veel pijnklachten.

3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerster -zakelijk weergegeven- dat ze niet zelf klaagsters voet heeft behandeld om de druk eraf te halen en dat ze telkens zegt dat het psychisch is, terwijl het om een lichamelijk probleem ging.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat de tegen haar ingediende klacht ongegrond is. Voor zover nodig wordt hierna specifiek op het verweer ingegaan. 

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Ten aanzien van het verwijt dat verweerster niet zelf klaagsters voet heeft behandeld overweegt het college het volgende. Tot 30 maart 2015 is verweerster niet betrokken geweest bij de behandeling van klaagster. Op 31 maart bezocht klaagster de praktijk. Verweerster had naar het oordeel van het college mede gelet op het feit dat klaagster nu voor de derde maal voor deze aandoening de praktijk bezocht, haar voet moeten bekijken. Op grond van het klinische beeld had verweerster vervolgens het verdere beleid moeten bepalen. Volgens het college heeft het weinig meerwaarde daarvoor de uitslag van de foto af te wachten. Voor het verdere beleid zijn de bevindingen op de foto immers van secundair belang. Bovendien had klaagster zelf al aangegeven dat op de foto te zien was dat er iets in haar voet zat. Dat verweerster op 31 maart 2015 naar de voet van klaagster had moeten kijken, is te meer van belang nu klaagster diabetes heeft en daarmee een risicopatiënt is. De klacht is in zoverre gegrond.

5.3

Het college heeft niet kunnen vaststellen dat verweerster herhaaldelijk heeft benoemd dat het om een psychisch probleem ging bij klaagster. De klacht is in zoverre ongegrond.

5.4

Slotsom is dat de klacht deels gegrond is. Het college is van oordeel dat met een waarschuwing kan worden volstaan. Daartoe wordt overwogen dat verweerster klaagster diezelfde dag met spoed heeft verwezen naar de chirurg. ”

3.        Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven onder “2. De feiten” van de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.

In aanvulling op deze feiten gaat het Centraal Tuchtcollege ervan uit dat de huisartsenpraktijk waarvan de huisarts deel uitmaakt aldus georganiseerd is dat patiënten door iedereen gezien kan worden, waarbij beleid is dat dezelfde huisarts patiënten met eenzelfde klacht behandelt. Op 30 en 31 maart 2015 had de huisarts ‘regiedienst’. Dit betekent naar zeggen van de huisarts dat de huisarts vragen van de assistenten  beantwoordt. Het Centraal Tuchtcollege leidt hieruit af dat de huisarts op deze data het eerste aanspreekpunt was binnen de huisartsenpraktijk.

4.        Beoordeling van het beroep

4.1       De huisarts richt zich in beroep tegen de gegrondverklaring van het klachtonderdeel luidend dat zij ten onrechte niet zelf klaagsters voet heeft bekeken. De huisarts concludeert, naar het Centraal Tuchtcollege begrijpt, tot afwijzing van de klacht.

4.2       Klaagster heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

4.3       Bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen gaat het er niet om of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

4.4       Naar de kern genomen gaat het in deze zaak om de vraag of de huisarts op

30 en 31 maart 2015 ten aanzien van een risicopatiënt (diabetes mellitus) in voldoende mate regie heeft genomen. Het Centraal Tuchtcollege beantwoordt deze vraag ontkennend.

4.5       Op 12 maart 2015 bezoekt klaagster de huisartsenpraktijk, waarin de huisarts werkzaam is samen met twee andere huisartsen, vanwege een pijnlijke plek lateraal aan de voetrand. De plek was rood, onscherp begrensd en wat opgezet. Een collega van de huisarts schrijft diclofenac en omeprazol voor. Op 27 maart 2015 is klaagster door een collega van de huisarts gezien en is besloten een foto van de voet te laten maken. Op 30 maart 2015 laat klaagster aan de praktijk weten dat op de foto was te zien dat er iets van metaal in de voet zou zitten. Op dat moment heeft klaagster al drie weken klachten aan haar voet. Klaagster is bekend met diabetes mellitus. Dit brengt mee dat de huisarts op dat moment de voet zelf dient te beoordelen om een inschatting te maken van de snelheid waarmee behandeling en verwijzing behoort plaats te vinden, immers het risico op complicaties is bij diabetes, waarbij bovendien vaak sprake is van een verminderde sensibiliteit, sterk verhoogd. De huisarts had de mededeling van klaagster over wat op de foto te zien was, niet voor kennisgeving mogen aannemen en de zaak op zijn beloop laten, maar had op dat moment actief moeten handelen en actie ondernemen. Zij had zelf dezelfde dag, dus 30 maart 2015, klaagster  moeten benaderen en haar moeten uitnodigen naar de praktijk te komen om de voet te beoordelen. Dit is ten onrechte niet gebeurd. Dat de uitslag van de foto op dat moment nog niet in de praktijk was ontvangen doet daar niet aan af. De essentiële gegevens, een patiënt bekend met diabetes mellitus, drie weken aanhoudende pijnklachten en een corpus alienum in de betreffende voet, waren immers bekend bij de huisarts.

4.6.      Het voorgaande geldt eens te meer op 31 maart 2015, wanneer klaagster aan de balie in de praktijk staat vanwege de aanhoudende pijnklachten. De huisarts, die ook deze dag regiedienst had, had klaagster niet moeten laten wegsturen, maar had ervoor zorg dienen te dragen dat de assistent klaagster even plaats had laten nemen in de wacht- of behandelkamer, haar erbij geroepen had dan wel klaagster had laten zien door een van de andere in de praktijk werkzame huisartsen.

Daarbij komt dat later die ochtend een verwijsbrief voor de chirurg is afgegeven ten behoeve van klaagster waarop stond dat klaagster met spoed gezien moest worden. Deze verwijsbrief is afgegeven zonder dat een van de in de praktijk werkzame artsen klaagsters voet op 30 of 31 maart 2015 gezien had, maar beoogde wel te bewerkstelligen dat de chirurg de voet binnen 24 uur zou beoordelen. Hoewel klaagster een risicopatiënt was vanwege diabetes mellitus en de assistenten aangaven dat klaagster zeer geagiteerd was geraakt door de gang van zaken, is nagelaten vanuit de praktijk een afspraak te laten maken voor klaagster.

Door op 31 maart 2015 enerzijds klaagster niet te (doen) zien wanneer zij aan de balie staat, maar anderzijds wel een spoedverwijzing naar de chirurg te geven maar  geen afspraak te maken ten behoeve van klaagster, is de huisarts tekort geschoten.

De omstandigheid dat nog weer later op 31 maart een collega-huisarts een huisbezoek heeft gebracht aan klaagster (nadat de diabetesverpleegkundige had gebeld naar de praktijk, de werkgeefster van klaagster aan de balie langs was geweest èn de verwijsbrief was afgegeven) maakt het vorenstaande niet anders.

4.7       Door de huisarts is er nog op gewezen dat bij de beoordeling van de zaak rekening gehouden dient te worden met de psychiatrische problematiek van klaagster. Het Centraal Tuchtcollege volgt de huisarts hierin niet. Immers, wanneer klaagster niet alleen vanwege diabetes mellitus, maar ook vanwege een psychiatrische problematiek extra kwetsbaar was, had het eens temeer op de weg van de huisarts gelegen de regie alert ter hand te nemen.

 

4.8.      Het Centraal Tuchtcollege heeft niet kunnen vaststellen dat de huisarts herhaaldelijk bij klaagster heeft benoemd dat het bij haar ging om een psychisch probleem. Klaagsters klacht is in zoverre ongegrond.

De slotsom is dat de klacht deels gegrond is.

4.9.      Op 1 augustus 2014 is de huisarts door het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle berispt. Kern van het oordeel in die zaak is dat zij, zonder die klager te zien en zelfs zonder hem zelf telefonisch te spreken, een tweede corticosteroïd injectie heeft geadviseerd nadat die klager, vanwege aanhoudende/terugkerende klachten, telefonisch contact met de praktijk had opgenomen. In die zaak was de maatregel van berisping opgelegd. Daarbij heeft het Regionaal Tuchtcollege naast de ernst van het handelen/nalaten tevens in aanmerking genomen dat dat college ter zitting niet de indruk heeft verkregen dat de huisarts inzicht in het foutieve van haar eigen handelen heeft.

Deze uitspraak is ter zitting van het Centraal Tuchtcollege met de huisarts besproken. De huisarts heeft aangegeven om haar moverende redenen niet van deze uitspraak in hoger beroep te zijn gegaan; het ging er alleen om, aldus de huisarts, dat zij meer en betere aantekeningen had moeten maken in het medisch dossier.

Het Centraal Tuchtcollege acht de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege van 1 augustus 2014 wel degelijk relevant voor deze zaak. In beide zaken gaat het erom dat de huisarts geen onderzoek heeft verricht waar dat wel geboden was. In geen van deze zaken geeft de huisarts er blijk van te reflecteren op haar eigen handelwijze teneinde daaruit lering te trekken.

4.10     Het Regionaal Tuchtcollege heeft in de onderhavige zaak een waarschuwing opgelegd.

Bij het bepalen van de aard van de maatregel heeft het Centraal Tuchtcollege in aanmerking genomen de ernst van het klachtwaardige handelen/nalaten van de huisarts en de potentiële gevolgen daarvan voor klaagster vanwege de diabetes mellitus, de omstandigheid dat de huisarts 8 maanden voor 30 en 31 maart 2015 berispt is door het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle voor een in essentie vergelijkbare kwestie en de omstandigheid dat ook in deze zaak geen sprake is van enige reflectie op het eigen handelen van de huisarts. Alles afwegend is het Centraal Tuchtcollege op grond van artikel 74 lid 5 Wet BIG met eenparigheid van stemmen van oordeel dat de zwaardere maatregel berisping in dit geval passend en geboden is en daar thans nog mee kan worden volstaan.

5.        Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep;

vernietigt de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege;

berispt de huisarts;

bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant, en zal worden aan­geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht en aan Medisch Contact met het verzoek tot plaatsing.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. Th.W.H.E. Schmitz en mr. W.P.C.M. Bruinsma, leden-juristen en drs. M. van Bergeijk en dr. M.K. Dees, leden-beroepsgenoten en mr. M.H. van Gool, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting

van 24 januari 2017.   Voorzitter  w.g.                     Secretaris  w.g.

 

 

The post Tweede berisping voor huisarts E. A. ten Hoor, Barneveld appeared first on SIN-NL.

Plastisch chirurg van Onselen voor 6 weken voorwaardelijk geschorst

$
0
0

Edwin van Onselen, plastisch chirurg.
Op 24 jan. 2017 heeft het Centraal Tuchtcollege van Onselen de voorwaardelijke schorsing voor van Onselen teruggebracht naar 6 weken, de proeftijd is ingegaan op 24 januari 2017 en loopt tot en met 23 januari 2019, zie uitspraak onderaan.

Op 11 nov. 2016 heeft het medisch tuchtcollege Zwolle van Onselen 3 maanden geschorst ivm foutief uitvoeren van borstoperatie. Hij is veroordeeld  voor schending van zijn dossierplicht en schending van zijn zorgplicht, zie uitspraak op www.sin-nl.org

In 2007 was hij schuldig aan de dood van een 21 jarig meisje door ernstige fouten bij vetwijdering (liposuctie ) onder algehele anesthesie,  van Onselen werd hiervoor berispt door medisch tuchtcollege Amsterdam.
In 2004 stierf een vrouw die door van Onselen aan haar buik was geopereerd.
Zie over beide sterfgevallen: www.sin-nl.org

Uitzending Netwerk 17 april 2008 behandelt de  mogelijke oplichting  door dr. van Onselen van een vrouwelijke patiënte.

Tot verbijstering van SIN-NL zond SBS6 vanaf mei 2015 een serie programma’s uit Schoonheid door Wetenschap met van Onselen als hoofdcommentator, waarin hij reclame maakt voor zijn eigen kliniek.

Van Onselen blijkt anno 2016  ook werkzaam in Duitsland

Facharzt für Plastische und Ästhetische Chirurgie

Behandlungsschwerpunkte
Lidkorrekturen, Brustoperationen, Genitalchirurgie Frau

ACCZ | A Klinieken
Neutorplatz 2
46395 Bocholt
——————————-
bron: bigregister.nl

Naam
E.B.H. van Onselen Edwin
Geslacht
Man
BIG-nummer
19045297501
Beroepsgroep
Artsen
Specialisme
Plastische chirurgie (plastisch chirurg)
Plaats
Brummen
Aantekening
De inschrijving in het register van artsen is per 24 januari 2017 voorwaardelijk geschorst voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaar.
Beslissing van Centraal Tuchtcollege24 jan. 2017 , zie hieronder.

De proeftijd is ingegaan op 24 januari 2017 en loopt tot en met 23 januari 2019.
De zorgverlener moet aan de volgende voorwaarden voldoen: zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maken aan enig handelen of nalaten dat in strijd is met de goede zorg die hij als arts behoort te betrachten dan wel in strijd is met de individuele gezondheidszorg. De maatregel is opgelegd vanwege: onjuiste behandeling en/of verkeerde diagnose.

Beperking BIG-register
Bij de inschrijving in het register van artsen is per 16 april 2013 aangetekend dat deze zorgverlener een berisping is opgelegd. De maatregel is opgelegd vanwege: geen of onvoldoende zorgverlening, onjuiste behandeling/verkeerde diagnose en schending van het beroepsgeheim.
Datum maatregel
16-04-2013


www.tuchtrecht.overheid.nl
Beslissing Centraal Tuchtcollege 24 jan. 2017

ECLI:NL:TGZCTG:2017:45
Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.158
Klacht tegen plastisch chirurg. Klaagster is operatief behandeld voor een borstverkleining. Na de operatie is bij klaagster tepelnecrose ontstaan.
Klaagster verwijt verweerder: voorafgaand aan de operatie onvoldoende informatie te hebben verstrekt, het medisch dossier op een later moment te hebben aangepast, onzorgvuldige verslaglegging en overdracht alsmede  onvoldoende nazorg, regie en follow-up.

Het Regionaal Tuchtcollege heeft alle klachtonderdelen gegrond verklaard, aan verweerder een voorwaardelijke schorsing voor de duur van drie maanden opgelegd met een proeftijd van een jaar en publicatie van de beslissing gelast.

Het Centraal Tuchtcollege ziet aanleiding de duur van de voorwaardelijke schorsing terug te brengen tot zes weken nu verweerder erblijk van heeft gegeven in te zien dat hij in de zorgverlening ten opzichte van klaagster is tekortgeschoten, er (kliniekbreed) aanpassingen zijn gedaan in de patiëntenzorg en verweerder niet eerder met een gegrond tuchtrechtelijk verwijt is geconfronteerd.
Voor het overige wordt het beroep verworpen.
Datum uitspraak: 24-01-2017 Datum publicatie: 25-01-2017 ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2017:45

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2016.158 van:

A., plastisch chirurg, werkzaam te B.,

appellant, verweerder in eerste aanleg,

gemachtigde: mr. O.L. Nunes, advocaat te Utrecht,

tegen

C., wonende te D., verweerster in beroep, klaagster in eerste aanleg.

1.        Verloop van de procedure

C, – hierna klaagster – heeft een klacht ingediend die, na doorzending, bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle is ontvangen op 29 mei 2015 tegen A. – hierna de chirurg. Bij beslissing van 4 maart 2016, onder nummer 120/2015, heeft dat College de klacht gegrond verklaard, aan de chirurg de maatregel van voorwaardelijke schorsing van de inschrijving in het

BIG-register voor de duur van drie maanden met een proeftijd van een jaar opgelegd en publicatie van de beslissing gelast.

De chirurg is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. Klaagster heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 22 december 2016, waar zijn verschenen klaagster, en de chirurg, bijgestaan door mr. Nunes voornoemd.

Zowel klaagster als de chirurg en zijn gemachtigde hebben hun respectieve standpunten nader toegelicht. Mr. Nunes heeft daarbij gebruik gemaakt van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2.        Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2.      De feiten

Op grond van de stukken (waaronder het medisch dossier) en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster, geboren in 1966, is naar E. gegaan voor een borstlift en borstverkleining. Verweerder is als plastisch chirurg werkzaam in E..

Op 12 juni 2014 is klaagster voor het eerst bij verweerder geweest. Verweerder maakte naar aanleiding daarvan de volgende aantekeningen:

“Mammaptosis  cup DD/E                P2P2/5/13in

                                  Li > Re                                  BVÅ

                                   VG Gb  Med o     Roken o    All o

 

Op het op 12 juni 2014 door verweerder ingevulde formulier staat aangegeven, voor zover thans van belang:

“Procedure besproken    Ja / Nee    (…)              Info/overeenkomst: Ja/Nee

Complicatie / Risico’s   Ja / Nee     Bijz complicaties: ……………………………….”

 

De operatie werd gepland voor 26 juni 2014. In overleg met klaagster werd de operatiedatum gewijzigd naar 25 juni 2014.

Op 25 juni 2014 vond een tweede gesprek plaats. Verweerder noteerde:

Op het door klaagster op 25 juni 2014 ondertekende toestemmingsformulier staat, voor zover thans van belang:

“Hij/zij verklaart naar aanleiding van deze raadpleging het volgende:

(…)

3.         Volledig op de hoogte te zijn gebracht door de behandelend arts van de risico’s die aan een dergelijke ingreep verbonden zijn en begrepen te hebben dat er bij de operatie complicaties kunnen optreden zoals nabloeding, infecties en littekenvorming;”

Op 25 juni 2014 vond de operatie van klaagster plaats. Genoteerd werd dat links

283 gram en rechts 245 gram huidweefsel werd verwijderd.         

Verweerder noteerde in het medisch dossier:

“OK RL/AA/DSO/G/1500mg i.v.

Mammared / lifting      mbv  Mediocraniale steel bdz

 V??? / 3×0   en M 4×0 I.C.

fraai / symm

BH”

Wat betreft de controles na de operatie staat het navolgende genoteerd:

“ALGEMEEN: Mw kwam ± 16³° uit OK. Partner is gebeld. kwam op bezoek. BH aan

WOND: Branderig + stuwing

                                               VERPLEEGKUNDIGE: J.

ALGEMEEN: Een beetje geslapen     weinig stuwing

WOND:

                                               VERPLEEGKUNDIGE: I.

ALGEMEEN: Mw waste zichzelf (…)

WOND: droog

                                   Werd opgehaald door haar zus

                                               VERPLEEGKUNDIGE: F.”

De checklist O.K. van 25 juni 2014 vermeldt als chirurg verweerder. Dit formulier is ondertekend met een paraaf van de o.k.-assistent en de chirurg. 

De ontslagchecklist is gedateerd 26 juni 2014 en ondertekend door ‘F.’.

Op 27 juni 2014 is klaagster door verpleegkundige G. gebeld voor een evaluatie. Naar aanleiding hiervan is opgetekend dat het goed gaat en dat klaagster geen pijn heeft. Over de wond is genoteerd dat er pleisters op zitten en dat een tepel een beetje donker is.

Op 2 juli 2014 vond de eerste nacontrole plaats. Verweerder noteerde:

“fraai  / areole  li iets blauw  

                                   bodem vitaal !

                                  C 3 mnd

                                  zn eerder.”

Op 7 juli 2014 nam klaagster telefonisch contact op met het medisch centrum omdat de wond begon te ontsteken. Na overleg met verweerder is geen antibiotica voorgeschreven.

Op 11 juli 2014 werd in het dossier genoteerd, door een collega van verweerder:

“Maakt zich zorgen omtepel, is emotioneel

O / ong, ¾ necroseareola , droge zwarte korst

B / Uitleg beloop, evt. nacorr. etc.                                                 Foto’s

    Belt als de korst er (bijna) af is”

Op 12 juli 2014 stuurde klaagster een brief naar verweerder. Zij schreef onder meer, voor zover thans relevant:

“Op woensdag 25 juni (…) ben ik de operatiekamer in gegaan (…).

’s Avonds bemerkte ik dat het puntje van mijn linker tepel er zwart uitzag en onder de pleister het tepelhof ook. De verpleegkundige heeft hier niet op gereageerd. Deze avond en nacht ben ik ook niet meer gecontroleerd door een arts, zelfs is er tot het moment van mijn ontslag zelfs niet mijn bloeddruk opgemeten of hartslag gecontroleerd.(…).

De volgende ochtend (donderdag 26 juni) heb ik tot dat ik ontslagen wederom geen arts gezien of gesproken.

De week erna op woensdag 2 juli ben ik bij u op controle geweest en heeft u de pleisters verwijderd. Toen was duidelijk zichtbaar dat de gehele linker tepel zwart was. Met een potje litteken crème heeft u me heen gezonden en stond ik binnen

5 minuten weer buiten.

Na het verwijderen van de pleister begon het gebied onder de tepel ontstekingstekenen te vertonen en bleef er bloed en wondvocht uit de tepel komen.

Op maandag 7 juli heb ik met het medisch centrum gebeld omdat ik me zorgen maakte om de ontsteking en heeft een verpleegkundige met u overleg gepleegd.

U vond het niet noodzakelijk antibiotica voor te schrijven en mijn lichaam moest zelf het werk verrichten.

Gisteravond (vrijdag 11 juli) ben ik ongerust weer naar het medisch centrum geweest en heb daar gesproken met dr. H.. Deze gaf aan dat de tepel er inderdaad niet uitziet zoals het zo moeten maar dat E. mij zal helpen om een “acceptabel” resultaat te krijgen.

Na 7 jaar wikken en wegen en geld sparen heb ik uiteindelijk besloten om deze ingreep te laten doen, in zeer zeldzame gevallen zou er tepelnecrose kunnen optreden. Dit zou volgens de literatuur onder ander te wijten kunnen zijn aan een vasculaire afwijking, of andere zaken. Maar in mijn geval ben ik een zeer gezonde vrouw, die niet rookt, 3x in de week sport en goed voor zichzelf zorgt.

Na jarenlange psychische problemen te hebben gehad met mijn hangborsten ben ik nu terecht gekomen in een situatie van een verminkte borst.(…)”

Nadien hebben nog verschillende consulten plaatsgevonden bij collega’s van verweerder, de huisarts van klaagster en een plastische chirurg van I.

Op 23 juli 2014 heeft een collega van verweerder, voor zover relevant, in het medisch dossier genoteerd:

“O/ Volledige necrose van tepel en tepelhofcenraal droge necrose, op 3-9 uur,  open rode wond, op 11 uur ook enigszins, pus o, korst centraal nog vast.”

Op 23 juli 2014 is het medisch dossier aan klaagster meegegeven.

Op 27 augustus 2014 werd door E. gereageerd op de brief van klaagster van 12 juli 2014.

Op 9 september 2014 heeft klaagster een brief gestuurd aan de directie van E., waarin zij een aantal vragen heeft gesteld. Vraag 10 en 11 luidden:

“10. Tijdens de intake met [naam verweerder, RTC] heb ik gevraagd naar de verplaatsing van de tepels, hoe dit in zijn werk ging. Er is mij toen niet verteld dat er kans was op tepelnecrose, waarom niet ?

11. In de documentatie over de borstlift/verkleining die ik toegestuurd heb gekregen voor de operatie staan de eventuele complicaties vermeld, waarom staat hier geen tepelnecrose bij ? Er wordt alleen gesproken over eventuele problemen bij het geven van borstvoeding.”

Op 25 september 2014 heeft E., voor zover relevant, als volgt gereageerd:

“Complicaties worden in zijn algemeenheid besproken indien zij meer dan 1% voorkomen. Tepelnecrose komt zelden tot nooit voor in ieder geval ligt de incidentie onder de 1%. Om deze reden wordt het niet specifiek genoemd.”

Op 8 oktober 2014 heeft een consult plaatsgevonden bij verweerder. Naar aanleiding daarvan noteerde verweerder in het dossier:

“Verwijt de verpleegkundige(n) mn J.

dat er direct na de operatie niet adequaat is gereageerd op mogelijke verkleuring v/d tepelhof li. Verder tevreden over grootte en vorm v/d borsten / C/D-cup

-> Reconstructie aangeboden

Wil dit vooralsnog niet

Liever compensatie”.

In het medisch dossier is genoteerd dat op 8 oktober 2014 een kopie van de voorzijde van de status aan klaagster is meegegeven. Op 17 oktober 2014 is vermeld dat een kopie van het overige deel van het medisch dossier is meegegeven aan klaagster. In het op die datum aan klaagster verstrekte dossier waren de op 25 juni 2014 gemaakte aantekeningen aangevuld met het woord necrose.

            3.         Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster verwijt verweerder -zakelijk weergegeven-:

1.dat hij onvoldoende informatie aan klaagster heeft gegeven voorafgaande aan de operatie. Het risico op tepelnecrose is niet aan klaagster verteld;

2.onzorgvuldige medische verslaglegging/valsheid in geschrifte, omdat verweerder het risico van necrose achteraf, nadat klaagster haar klachten en onvrede had geuit, alsnog in het medisch dossier heeft opgetekend;

3.onzorgvuldige medische verslaglegging, omdat het operatieverslag ontbreekt;

4.een onzorgvuldige overdracht;

5.onvoldoende nazorg, regie en follow-up.

4.    Het standpunt van verweerder

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt treft. Hij stelt dat hij klaagster vooraf heeft geïnformeerd over het risico op necrose. Hij heeft het woord necrose later aan het medisch dossier toegevoegd omdat dit expliciet met klaagster was besproken. Verder stelt verweerder dat er wel een operatieverslag aanwezig is, dat hij klaagster heeft gezien voor de eerste nacontrole en dat hij ook overigens heeft gehandeld binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Voor zover nodig zal het college in de overwegingen nader ingaan op het verweer.

5.    De overwegingen van het college

5.1       Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2       Naar aanleiding van het eerste klachtonderdeel overweegt het college het volgende. In de Richtlijn mammareductie van de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie van maart 2009 is vermeld dat preoperatief ten minste de volgende complicaties met de patiënt besproken moeten worden: infectie, wonddehiscentie, hematomen, vetnecrose, (partiële) tepelnecrose, sensibiliteitsveranderingen, littekenvorming, asymmetrie en mogelijke dogears. Klaagster stelt dat verweerder haar noch op 12 juni 2014, noch op 25 juni 2014 heeft gewezen op het risico van necrose. Ook in de toegestuurde informatiefolder en op het door klaagster op 25 juni 2014 ondertekende toestemmingsformulier staat dit risico niet vermeld. Verweerder stelt dat hij klaagster op 25 juni 2014, voorafgaand aan de operatie, uitgebreid heeft voorgelicht en haar heeft geïnformeerd over het risico op necrose.

Vaststaat dat in het informatieformulier en het toestemmingsformulier niet is gewaarschuwd voor necrose. Naar het oordeel van het college is bovendien niet komen vast te staan dat verweerder klaagster vooraf mondeling heeft geïnformeerd over het risico op necrose. In het op 23 juli 2014 aan klaagster meegegeven dossier staat onder het kopje “Risico’s” wel litteken en asymmetrie, maar geen necrose vermeld. Dat verweerder het risico desalniettemin wel zou hebben besproken is niet aannemelijk gemaakt. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat hij het woord necrose op 8 oktober 2014, toen hij het dossier bestudeerde als voorbereiding op het gesprek dat die dag met klaagster zou plaatsvinden, heeft toegevoegd omdat hij zeker wist dat hij het risico daarop had besproken. Op de vraag hoe hij drieënhalve maand na de operatie nog zeker kon weten dat hij het risico van necrose met klaagster had besproken, heeft verweerder geen afdoende antwoord gegeven. Gelet hierop moet er naar het oordeel van het college vanuit worden gegaan dat verweerder het risico op necrose niet voorafgaand aan de operatie aan klaagster heeft verteld. Dit klachtonderdeel is daarom gegrond.

5.3      Naar aanleiding van de klacht dat verweerder zich schuldig heeft gemaakt aan een onzorgvuldige medische verslaglegging/valsheid in geschrifte, omdat verweerder het risico van necrose achteraf, nadat klaagster haar klachten en onvrede had geuit, alsnog in het medisch dossier heeft opgetekend, overweegt het college het volgende.

Vaststaat dat verweerder het dossier van klaagster heeft aangevuld, zonder transparant te zijn over de aanleiding en de datum van deze aanvulling. In het dossier heeft hij niet vermeld dat de aanvulling is gedaan op 8 oktober 2014 en ook in het op die datum gevoerde gesprek met klaagster heeft hij dat niet gezegd. Over het moment en de aanleiding van het alsnog vermelden van het woord necrose heeft verweerder gedurende de procedure wisselende verklaringen afgelegd, die naar het oordeel van het college niet geloofwaardig zijn. In het verweerschrift is namens verweerder aangegeven dat verweerder in het kader van een reguliere statuscontrole het woord necrose aan het dossier heeft toegevoegd als nadere specificatie van litteken, omdat dit expliciet met klaagster was besproken. Niet duidelijk is geworden wat moet worden verstaan onder een reguliere statuscontrole en waarom deze ruim een maand na de operatie zou worden uitgevoerd. Evenmin heeft verweerder kunnen uitleggen waarom necrose zou zijn op te vatten als een specificatie van litteken. Ter zitting heeft verweerder zijn verklaring gewijzigd. De verklaring dat hij het woord necrose heeft toegevoegd omdat hij bij de bestudering van het dossier zag dat hij dat niet had opgeschreven, terwijl hij wel zeker wist dat het besproken was, acht het college niet plausibel. In dat verband acht het college van belang dat klaagster op 12 juli 2014 een brief aan verweerder heeft geschreven waarin zij melding maakt van tepelnecrose en dat zij op 9 september 2014 een brief heeft geschreven aan de directie van E., waarin zij vraagt waarom zij door verweerder niet is gewaarschuwd voor de kans op tepelnecrose. Verweerder stelt dat hij deze brieven niet kent. Nu deze brieven echter deel uitmaken van het medisch dossier zoals dat namens verweerder is overgelegd, is dit ongeloofwaardig. Door bekendheid met de brieven te ontkennen, terwijl deze aantoonbaar in het bezit van verweerder waren, en door het zonder datumvermelding aanvullen van het dossier met het woord necrose, heeft verweerder de verdenking op zich geladen de informatie in het dossier in zijn voordeel te hebben willen aanpassen, om zodoende alsnog te kunnen aantonen dat hij voorafgaand aan de operatie heeft gewaarschuwd voor het risico op necrose. Hierdoor heeft verweerder afbreuk gedaan aan het vertrouwen dat patiënten in de volledige en waarheidsgetrouwe weergave van de gang van zaken in het dossier moeten kunnen hebben. De handelwijze van verweerder is overigens hoe dan ook in strijd met de plicht het medisch dossier zorgvuldig bij te houden. Het college verwijst in dit verband onder meer naar de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege (ECLI:NL:TGZCTG:2015:340), waarin dat college heeft overwogen dat een zorgvuldig bijgehouden en betrouwbaar medisch dossier van cruciaal belang is, zowel in het kader van de kwaliteit van de zorgverlening als in situaties waarin een beroepsbeoefenaar, bijvoorbeeld in het kader van een tuchtprocedure, verantwoording voor zijn handelen moet afleggen. Het klachtonderdeel is daarom gegrond.

5.4       Naar aanleiding van de klacht over onzorgvuldige medische verslaglegging vanwege het ontbreken van het operatieverslag overweegt het college het volgende. Anders dan klaagster aanneemt is er wel een operatieverslag in het medisch dossier opgenomen. Het is een summier verslag, waarin echter de relevante informatie over de operatie zelf wel is opgenomen. Zo is vermeld dat de operatie in rugligging en onder algehele anesthesie is uitgevoerd, welke methode van borstreductie is toegepast en welk hechtmateriaal is gebruikt. Desondanks is het college van oordeel dat het operatieverslag niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Ter zitting heeft verweerder gesteld dat na de operatie sprake was van enige stuwing en dat er een kleurverschil was tussen de linker-en de rechtertepel. In verband daarmee heeft hij, toen klaagster nog onder narcose was, twee testen gedaan – de zogenaamde capillary-refilltest en de turgortest – om te beoordelen of er voldoende doorbloedingsverschijnselen in de tepel waren. Dit was naar zijn inschatting het geval. Noch de stuwing, noch het kleurverschil, noch de testen zijn vermeld in het operatieverslag. Daardoor is hetgeen verweerder hieromtrent stelt niet controleerbaar aan de hand van het verslag. Nu de informatie bovendien relevant was voor de nazorg die door de verpleegkundigen moest worden geboden, brengt een redelijk bekwame beroepsuitoefening mee dat deze informatie in het operatieverslag wordt vermeld. Verweerders stelling dat alleen een afwijking (op basis van de testen) moet worden genoteerd snijdt geen hout. Daarmee heeft verweerder overigens ook laten blijken geen juist beeld te hebben van de functie en het doel van het noteren van gegevens in het medisch dossier. Gelet hierop is dit klachtonderdeel gegrond.

5.5       De klachtonderdelen vier en vijf, waarin klaagster verweerder verwijt dat er sprake is geweest van een onzorgvuldige overdracht en van onvoldoende en inadequate nazorg, regie en follow-up, zal het college in onderlinge samenhang beschouwen.

Gelet op hetgeen is vermeld onder 5.4 kan niet worden vastgesteld dat na de operatie een (zorgvuldige) overdracht naar het verpleegkundig personeel heeft plaatsgevonden. In het dossier is de voor het verpleegkundig personeel relevante informatie in ieder geval niet vermeld, hetgeen voor een zorgvuldige overdracht wel vereist is. Dat, zoals verweerder ter zitting heeft aangegeven, sprake is van uitstekende verpleegkundigen die verantwoordelijk zijn voor de nazorg ontslaat verweerder niet van zijn verantwoordelijkheid om zorg te dragen voor een volledige overdracht.

Verder staat vast dat verweerder klaagster na de operatie en voorafgaand aan haar ontslag niet meer heeft gezien. Daarmee heeft verweerder in strijd gehandeld met de volgens de Leidraad NVPC (versie 5 april 2013) geldende ontslagprocedure, waarin is voorgeschreven dat de medisch specialist de cliënt voor het ontslag moet zien en toestemming moet geven voor het ontslag. Verder heeft verweerder naar het oordeel van het college niet juist gehandeld toen klaagster op 2 juli 2014 bij hem op controle kwam. Op dat moment was de linkertepel volgens de aantekeningen van verweerder in het medisch dossier iets blauw. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat hij op basis van dat beeld heeft besloten tot een conservatief expectatief beleid. Hoewel dat op zichzelf een gerechtvaardigde keuze kan zijn geweest, had het wel op de weg van verweerder gelegen het verdere beloop in de gaten te houden. Daarbij past niet dat een controleafspraak wordt gemaakt op een termijn van drie maanden, zoals is gebeurd. Bovendien had verweerder aan klaagster instructies mee dienen te geven voor het geval het beeld zou wijzigen. Niet is gebleken dat dat is gebeurd. Naar aanleiding van de zorgen die klaagster telefonisch heeft geuit op 7 juli 2014 over de ontsteking van de linkertepel, had verweerder – mede gelet op de eerder geconstateerde verkleuring – klaagster voor een extra controle moeten oproepen, zodat hij zichzelf een beeld had kunnen vormen van de ontstane situatie. Gelet op het vorenstaande is het college van oordeel dat verweerder is tekortgeschoten in de overdracht, de nazorg en de follow-up, zodat ook deze klachtonderdelen gegrond zijn.

5.6       Het college overweegt ten aanzien van de op te leggen maatregel als volgt. Het college rekent verweerder zwaar aan dat hij het dossier van klaagster heeft aangevuld zonder daarover transparant te zijn. Hij heeft daardoor niet alleen het vertrouwen van klaagster geschaad, maar ook het vertrouwen dat patiënten in het algemeen moeten kunnen hebben in een volledige en waarheidsgetrouwe weergave van de gang van zaken in het dossier. Daarmee schaadt hij het vertrouwen van patiënten in de medische beroepsgroep, hetgeen als een ernstige overschrijding van de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is te kwalificeren. Daarnaast heeft verweerder de informatieplicht geschonden en is sprake van onzorgvuldige medische verslaglegging en een onzorgvuldige overdracht, hetgeen de kwaliteit van de continuïteit van de zorg aan patiënt raakt. Tot slot is sprake van onvoldoende nazorg en follow-up. Ter zitting heeft verweerder er geen blijk van gegeven in te zien dat hij in meerdere opzichten in de zorgverlening ten opzichte van klaagster is tekortgeschoten. Alles bij elkaar genomen acht het college de maatregel van een voorwaardelijke schorsing van drie maanden met een proeftijd van een jaar op zijn plaats. Daarbij heeft het college in overweging genomen dat verweerder weliswaar niet eerder geconfronteerd is geweest met een gegrond tuchtrechtelijk verwijt, maar dat de vastgestelde tekortkomingen van dien aard zijn dat het college een lichtere maatregel niet passend acht.

Het college ziet redenen aan het algemeen belang ontleend tot publicatie van deze beslissing.”

3.        Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.        Beoordeling van het beroep

4.1       De oorspronkelijke klacht bestond uit vijf klachtonderdelen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in zijn geheel gegrond verklaard en aan de chirurg de maatregel van voorwaardelijke schorsing voor de duur van drie maanden opgelegd. De chirurg is onder aanvoering van vijf grieven in beroep gekomen van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Hetgeen hij daarbij heeft aangevoerd behelst een nadere toelichting op alle vijf klachtonderdelen. De chirurg heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van de klacht althans tot, bij gedeeltelijke gegrondverklaring, oplegging van een lichtere maatregel.

4.2       Klaagster heeft in beroep verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3       Met het beroep van de chirurg ligt de klacht in volle omvang ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege voor.

4.4       De standpunten van partijen over de vraag of  de chirurg klaagster voorafgaand aan de operatie op 25 juni 2014 op het risico van tepelnecrose heeft gewezen, staan ook in beroep haaks op elkaar. Vast staat dat de chirurg ten tijde van de consulten op 12 en 25 juni 2014 niet in het dossier heeft vermeld dat hij het risico op (tepel)necrose heeft genoemd (terwijl hij wel verschillende andere risico’s heeft genoteerd). Bij deze stand van zaken is het dan aan de chirurg om aannemelijk te maken dat hij klaagster over dit specifieke risico heeft geïnformeerd. De chirurg is daar niet in geslaagd. Zijn verklaring dat hij dit in alle gevallen gewoon is te doen, is daarvoor niet voldoende.

De chirurg stelt in beroep dat er, gelet op de brief van klaagster van 12 juli 2014, reden is aan te nemen dat klaagster, los van eventuele door hem gegeven voorlichting, voorafgaand aan de operatie bekend was met het risico van tepelnecrose. Daargelaten dat klaagster ter terechtzitting in beroep heeft verklaard dat zij eerst ter gelegenheid van het consult op 11 juli 2014 bij een collega van de chirurg, hierna: H., is geïnformeerd over bij haar opgetreden tepelnecrose acht het Centraal Tuchtcollege het in beginsel ook niet relevant of klaagster langs andere weg op de hoogte was van het risico op tepelnecrose. Het lag op de weg van de chirurg om haar voorafgaand aan de operatie over dit risico te informeren. Nu de chirurg niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij dit heeft gedaan is het eerste klachtonderdeel terecht gegrond bevonden.

4.5       Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel erkent de chirurg dat hij het risico van necrose achteraf  -voorafgaand aan het consult op 8 oktober 2014- alsnog in het medisch dossier heeft genoteerd. Hij stelt dat hij daarbij de beste bedoelingen had en puttend uit zijn geheugen het dossier heeft willen completeren. Hij acht het onjuist dat er op dit punt aan zijn goede trouw wordt getwijfeld. Het Centraal Tuchtcollege acht de intentie waarmee de chirurg heeft gehandeld voor de beoordeling niet relevant. Een medisch dossier achteraf aanvullen of wijzigen zonder daarover transparant te zijn is eenvoudigweg ontoelaatbaar en daarvan kan de chirurg een ernstig tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt, en het gedrag op dit punt is ontoelaatbaar. Met zijn handelen heeft de chirurg niet alleen het vertrouwen van klaagster geschaad, die al over het medisch dossier zonder de aanvulling “necrose” beschikte, maar ook het vertrouwen dat patiënten in het algemeen moeten kunnen hebben in een volledige en waarheidsgetrouwe weergave van de gang van zaken in het medisch dossier. Ook dit onderdeel is door het Regionaal Tuchtcollege terecht gegrond verklaard.

4.6       Ook voor wat betreft het klachtonderdeel dat betrekking heeft op de medische verslaglegging volgt het Centraal Tuchtcollege het college in eerste aanleg in het oordeel dat dit onderdeel gegrond is. Het operatieverslag beoordeelt het Centraal Tuchtcollege als te summier nu daarin de voor het vervolgbeleid benodigde beoordeling van de circulatie in het tepelhofcomplex aan het eind van de operatie ontbreekt.

4.7       De klachtonderdelen die betrekking hebben op de overdracht, nazorg, regie en follow-up acht het Centraal Tuchtcollege eveneens gegrond. Het overweegt daartoe als volgt.

Artikel 4.8 lid b van de Leidraad plastische chirurgie en esthetische behandelingen in particuliere klinieken van de NVPC van 5 april 2013 luidt, voor zover hier van belang: “De medisch specialist moet de cliënt zien voor het ontslag en toestemming geven voor het ontslag.”. Klaagster is na de operatie en voorafgaand aan het ontslag uit het ziekenhuis niet gezien door de chirurg (noch door een andere arts) en de chirurg heeft daarmee in strijd met voornoemde leidraad gehandeld.

Ter gelegenheid van het consult op 2 juli 2014 heeft de chirurg in het medisch dossier genoteerd dat de linkertepel “iets blauw” was. De chirurg heeft destijds en overigens ook ter terechtzitting in beroep geen (andere) oorzaak van de donkerder gekleurde linker tepel kunnen benoemen en had derhalve alert moeten zijn op tepelhofcomplex necrose. Op 11 juli 2014 is door H. inderdaad tepelhofcomplex necrose links geconstateerd en in het medisch dossier genoteerd. Deze gang van zaken laat geen ruimte voor een andere conclusie dan dat op 2 juli 2014 reeds sprake moet zijn geweest van een beginnende tepelhofcomplex necrose links en dat de chirurg dit, hoewel de aanwijzingen hiervoor door hem wel zijn gezien en in het dossier genoteerd, niet heeft onderkend. Gelet op genoemde aanwijzingen had de chirurg op korte termijn, en niet over 3 maanden,  een controleafspraak moeten maken met klaagster. Dat hij dit heeft nagelaten valt hem tuchtrechtelijk te verwijten.

4.8       Het Centraal Tuchtcollege volgt het Regionaal Tuchtcollege in het oordeel dat de klacht in al haar onderdelen gegrond is. Ook voor wat betreft de op te leggen maatregel neemt het Centraal Tuchtcollege over hetgeen onder 5.6 in de beslissing in eerste aanleg over de verschillende klachtonderdelen is overwogen. Anders dan het Regionaal Tuchtcollege is het Centraal Tuchtcollege echter van oordeel dat de chirurg er, in ieder geval in beroep, blijk van heeft gegeven in te zien dat hij in de zorgverlening ten opzichte van klaagster is tekortgeschoten. Mede naar aanleiding van deze casus zijn kliniekbreed de patiëntendossiers gedigitaliseerd en ook zijn de instructies aan de verpleegkundigen aangepast en/of aangescherpt. Tenslotte wordt in de kliniek de Leidraad van de NVPC thans wel gevolgd doordat patiënten voorafgaand aan het ontslag door een arts moeten worden gezien en niet zonder diens toestemming ontslagen mogen worden. Het Centraal Tuchtcollege neemt voorts in aanmerking dat de chirurg, in zijn jarenlange praktijkvoering, niet eerder met een  tuchtrechtelijk verwijt is geconfronteerd.

4.9       Alles afwegend en gelet op de ernst van de tekortkomingen acht het Centraal Tuchtcollege evenals het Regionaal Tuchtcollege een voorwaardelijke schorsing van de inschrijving in het register aangewezen. De hiervoor onder 4.8 genoemde omstandigheden geven het Centraal Tuchtcollege echter aanleiding de duur van de voorwaardelijke schorsing terug te brengen tot zes weken. De beslissing van het Regionaal Tuchtcollege zal op dit punt worden vernietigd. Voor het overige wordt het beroep van de chirurg verworpen.

4.10     Om redenen aan het algemeen belang ontleendgelast het Centraal Tuchtcollege de publicatie van deze uitspraak.

5.        Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

vernietigt de beslissing waarvan beroep doch uitsluitend voor zover het de opgelegde maatregel betreft;

opnieuw rechtdoende:

legt aan de chirurg de maatregel op van schorsing van zijn inschrijving in het register voor de duur van zes weken en bepaalt dat deze schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd dan nadat het Centraal Tuchtcollege zulks heeft gelast op grond van het feit dat hij, de chirurg, binnen de proeftijd die hierbij wordt bepaald op één jaar, zich heeft schuldig gemaakt aan enig handelen of nalaten dat in strijd is met de goede zorg die hij als chirurg behoort te betrachten dan wel in strijd is met het belang van de individuele gezondheidszorg;

bepaalt dat de proeftijd ingaat op de dag van deze uitspraak en dat de proeftijd uitsluitend loopt gedurende de periode(n) dat de chirurg is ingeschreven in het BIG-register;

bepaalt dat indien de chirurg de voorwaarde niet naleeft, het Centraal Tuchtcollege alsnog de onmiddellijke tenuitvoerlegging van de hiervoor opgelegde maatregel kan gelasten;

verwerpt het beroep voor het overige;

bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant, en zal worden aan­geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact met het verzoek tot plaatsing.

Deze beslissing is gegeven door:
mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, mr. W.P.C.M. Bruinsma en mr. J.P. Fokker, leden-juristen en drs. R.E.F. Huijgen en dr. R.T. Ottow, leden-beroepsgenoten en mr. M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 januari 2017. Voorzitter  w.g.          Secretaris  w.g.

The post Plastisch chirurg van Onselen voor 6 weken voorwaardelijk geschorst appeared first on SIN-NL.

‘Aantal gevallen alvleesklierkanker hoger dan uit registratiecijfers blijkt’

$
0
0
Het aantal nieuwe gevallen van alvleesklierkanker ligt in Nederland mogelijk hoger dan uit de registratiecijfers blijkt. Dat stellen onderzoekers van het Erasmus MC in de European Journal of Cancer.

Ook in andere Europese landen zoals België, IJsland en Zweden ligt de geregistreerde incidentie, het aantal nieuwe gevallen van de ziekte, lager dan de daadwerkelijk gerapporteerde sterfte aan alvleesklierkanker. Een verklaring kan zijn dat de doodsoorzaak verkeerd wordt geregistreerd of de daadwerkelijke incidentie wordt onder gerapporteerd.

Het is volgens de onderzoekers aannemelijk dat bij oudere patiënten sneller wordt afgezien van verdere diagnostiek, omdat sprake is van een slechte prognose of slechte klinische conditie.

Professor Casper van Eijck, die al jarenlang onderzoek doet naar alvleesklierkanker en een groot onderzoek van het Erasmus MC leidt, stelt dat uit meerdere recente artikelen blijkt dat in Nederland nu al meer mensen overlijden aan alvleesklierkanker dan aan borstkanker. Momenteel sterven dagelijks meer dan acht mensen aan alvleesklierkanker, in 2014 stierven 2.682 mensen aan de ziekte, blijkt uit cijfers van het IKNL. Maar dat is volgens de studie nog een onderschatting.

“Daarnaast is het zo dat de verwachting is dat in 2020 na longkanker de hoogste sterfte is aan alvleesklierkanker”, zegt Van Eijck. Volgens hem komt dat vooral doordat andere vormen van kanker veel beter te behandelen zijn en eerder en vaker worden ontdekt. “Over het algemeen ontwikkelt alvleesklierkanker zich heel snel en dat betekent dat je er bijna – kun je wel zeggen – altijd te laat bij bent.

Nieuwe therapievorm

Op dit moment wordt chemotherapie in de meeste gevallen gebruikt om alvleesklierkanker te behandelen. “De chemotherapie vertraagt het ziekteproces bij een aantal patiënten, maar het is niet zo dat chemotherapie de ziekte ook geneest”, aldus van Eijck, die samen met het UMCL en AMC onderzoek doet naar behandelingen met immunotherapie in combinatie met virotherapie.

Omdat kankers je afweersysteem uitschakelen, legt Van Eijck uit, wordt met deze nieuwe vorm geprobeerd om het immuunsysteem weer te activeren. De virotherapie houdt in dat genetisch gemanipuleerde virussen in worden gezet tegen kwaadaardige tumorcellen. “Een van de belangrijkste kenmerken van tumorcellen is dat virussen heel makkelijk kunnen blijven delen in tumorcellen, terwijl in normale cellen je afweer goed in staat is om het virus uit de cel te weren. Maar een tumorcel kan dat niet waardoor het virus zich blijft vermenigvuldigen.”

Met de Stichting Overleven Met Alvleesklierkanker is Van Eijck de actie Support Casper begonnen om geld in te zamelen voor het onderzoek. “In een jaar tijd is tot nu toe 1,5 miljoen euro ingezameld, voornamelijk door patiënten en nabestaanden”, zegt Van Eijck. Inmiddels gaat het onderzoek met stappen vooruit en dat is volgens de chirurg ook hoognodig, omdat de overlevingskans momenteel slechts tussen de 3 en 7 procent ligt.

Zaterdag 4 februari is het Wereldkankerdag, waarbij wereldwijd wordt stilgestaan bij de ziekte. Ook in Nederland worden verschillende activiteiten georganiseerd, zoals een benefietavond, inloophuis of voorlichting.

The post ‘Aantal gevallen alvleesklierkanker hoger dan uit registratiecijfers blijkt’ appeared first on SIN-NL.

‘Grap’ coassistenten over fibromyalgie valt slecht

$
0
0

De anonieme beheerders, allen coassistenten, van de Facebook-pagina Co-assistent confessions hebben 21 uur nadat hij geplaatst was, een post over patiënten met fibromyalgie verwijderd.

De grappig bedoelde scorelijst voor de diagnosticering van fibromyalgie bleek niet goed te vallen bij een deel van de volgers van de pagina en ook patiënten met fibromyalgie vonden hem niet geslaagd. Op de scorelijst worden fibromyalgiepatiënten afgeschilderd als alleenstaande, brildragende vrouwen met een ongebruikelijke voorliefde voor konijnen. De afbeelding op de Facebook-pagina werd ruim 400 keer geliked, maar er verschenen ook minder enthousiaste reacties van mensen die erop wijzen dat het niet gepast is dat coassistenten zich verkneukelen over patiënten. Ook patiënten die dagelijks last ondervinden van de ziekte en, naar hun zeggen, van onbegrip, reageren op de post.

Een van de anonieme beheerders van de groep vertelt dat het niet de bedoeling was een hele patiëntengroep weg te zetten met de post. ‘We hebben de post verwijderd, omdat we merkten dat er naast vele positieve reacties ook negatieve reacties binnenkwamen. Bij nader inzien hadden we deze afbeelding niet moeten plaatsen. We wegen alle confessions die binnenkomen en we plaatsen ze niet als ze onethisch of onprofessioneel zijn. Soms heb je een twijfelgeval en dit was er eentje.’

The post ‘Grap’ coassistenten over fibromyalgie valt slecht appeared first on SIN-NL.

MSD mocht Adriaan Kooij, internist Treant 230 euro per uur betalen

$
0
0

MSD mocht internist Treant 230 euro per uur betalen

Farmaceut MSD mocht internist Adriaan Kooy van de Treant Zorggroep betalen voor diensten die hij leverde aan de farmaceut. Tot dit oordeel is de Raad van State gekomen in een hoger beroep tegen een boete die de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) had opgelegd aan MSD in 2013.

Volgens RTL Nieuws betaalde DSM de internist 230 euro per uur in 2012 voor het maken van materiaal voor nascholingscursussen aan andere artsen. De IGZ vond dat hij maximaal 140 euro per uur had mogen verdienen, omdat hij geen hoogleraar is. De hoogste bestuursrechter is het niet eens met de inspectie en heeft bepaald dat deze de farmaceut de boete van ruim 100.000 euro moet terugbetalen.

Volgens de Raad van State kan de vergoeding van 230 per uur niet als onredelijk worden aangemerkt. De rechter noemt het “onweersproken” dat de medisch specialist een “internationaal zeer gerenommeerd wetenschapper met een zeer specifieke deskundigheid” is die, hoewel hij geen hoogleraar is, “ruimschoots” op dat niveau functioneert. In dat licht is er volgens de Raad van State geen sprake van een “bovenmatige afwijking van het als vertrekpunt te hanteren uurtarief”.

Treant Zorggroep

Treant Zorggroep laat in een verklaring weten verheugd te zijn over het besluit van de Raad van State. Dit betekent eerherstel voor Adriaan Kooy, concludeert het ziekenhuis. De internist functioneert al meer dan twintig jaar “naar onze volle tevredenheid” als dokter binnen Treant en als wetenschapper vanaf 2008 in het Bethesda Diabetes Research Centrum.

The post MSD mocht Adriaan Kooij, internist Treant 230 euro per uur betalen appeared first on SIN-NL.

Viewing all 2666 articles
Browse latest View live