Quantcast
Channel: My Blog
Viewing all 2666 articles
Browse latest View live

NZa krijgt meer meldingen over zorgverzekeraars

$
0
0

De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft in 2016 in totaal 2156 meldingen ontvangen van burgers over de problemen waar zij tegenaan lopen in de zorg. Dit is bijna 70 procent meer dan in 2015, toen er 1289 meldingen binnenkwamen. De meeste meldingen gingen over ziekenhuizen en zorgverzekeraars.

 De meeste meldingen ontving de NZa in het vierde kwartaal van 2016: bijna zevenhonderd. Dat waren er zo’n tweehonderd minder dan in de eerste drie kwartalen van vorig jaar, toen er minder dan vijfhonderd meldingen per kwartaal binnenkwamen. De stijging in het laatste kwartaal is toe te schrijven aan de grote hoeveelheid meldingen over zorgverzekeraars, namelijk bijna 46 procent. Over de meeste andere deelsectoren kwamen juist minder meldingen binnen in het vierde kwartaal.

Volgens de NZa is de toename van het aantal meldingen over verzekeraars met name te verklaren door de meldingen over het contracteringsproces tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars, bijvoorbeeld over de hoogte van de tarieven, de kwaliteitseisen en de administratieve lasten. Ook stelden burgers vragen over hun verzekeringen. Ze wilden bijvoorbeeld weten of hun behandeling vanuit de basisverzekering of aanvullende verzekering wordt vergoed.

Ziekenhuizen

Ruim 26 procent van het totaal aantal meldingen in 2016 ging over zorgverzekeraars. In 2014, het laatste jaar waarover de NZa de gegevens heeft uitgesplitst, was dit nog 19 procent. Weliswaar kwamen er veel meldingen binnen over zorgverzekeraars, maar de meeste meldingen gingen over ziekenhuizen; namelijk 28,2 procent. In het derde kwartaal ging maar liefst ruim 36 procent van de meldingen over ziekenhuiszorg. Burgers meldden bijvoorbeeld dat ze het ziekenhuis hebben bezocht in 2016, maar onverwacht hun eigen risico betalen over 2015.

Veel meldingen in het eerste kwartaal gingen over het feit dat het verplicht eigen risico moest worden betaald over een jaar waarin de verzekerde dit niet verwachtte. Veel burgers begrijpen niet hoe dit kan en kloppen aan bij de NZa. Ook hebben burgers moeite om bij hun verzekeraar de juiste informatie boven tafel te krijgen. Ze krijgen bijvoorbeeld geen duidelijke of onvolledige informatie over het marktconforme tarief, het eigen risico of de zorgverzekeraar verwijst onterecht door naar de zorginstelling of NZa.

Goede voorlichting

Zoals hierboven genoemd, gingen veel meldingen in het derde kwartaal over zorgverzekeraars. In het tweede kwartaal meldden veel burgers een veel hogere rekening te hebben gekregen dan verwacht, bijvoorbeeld 350 euro voor het aanstippen van een wrat. Ook kregen mensen toch een rekening opgestuurd na een behandeling, terwijl ze dachten dat alle kosten uit de zorgverzekering werden vergoed. “Goede voorlichting door aanbieder en verzekeraar blijft essentieel”, constateert de NZa.

Gedurende het hele jaar heeft de NZa nog steeds meldingen gekregen van burgers die vinden dat er in de apotheek geen gesprek is gevoerd over het gebruik van hun medicijn, maar hiervoor wel moesten betalen. De toezichthouder vraagt apotheken waar zij meldingen over krijgt om hun afspraken over het begeleidingsgesprek nog eens onder de loep te nemen. De NZa informeert bovendien melders, zodat zij bij een volgend apotheekbezoek weten wat ze kunnen verwachten.

Geboortecentrum

Vrouwen die eind 2015 naar een geboortecentrum gingen dat geen contract had met hun verzekeraar, kregen onverwacht de rekening toegestuurd voor hun bevalling. Dat mag niet. Voor het declareren van de ‘module geboortecentrum’ moet een aanbieder een contract hebben met de verzekeraar van de zwangere vrouw. We bezochten het geboortecentrum en vroegen hen met dit onjuiste gedrag te stoppen. Melders kregen van ons tips hoe zij hun geld terug konden vragen. Wij kunnen en mogen namelijk niet zelf geld terugvragen bij aanbieders of verzekeraars. Door deze zaak kijken wij of we de regels over geboortecentra moeten aanpassen.

Sinds 2016 heeft de NZa een Snelle Interventieteam (SI-team). Het SI-team pakt snel en zichtbaar meldingen op, aanvullend op de bestaande toezichtsgebieden. In 2016 waren dit bijna vierhonderd meldingen. Zo controleerde het SI-team of ggz-aanbieders hun wachttijd op de website vermelden, ging zij in gesprek met tandartsen die geen offerte verstrekten en legde zij signalen voor bij verzekeraars over hun dienstverlening. Daarnaast sprak het SI-team apothekers aan waarbij het niet helder was of zij een begeleidingsgesprek gevoerd hadden, terwijl het wel op de rekening stond.

Registratiesysteem

De toename van het aantal meldingen komt volgens de NZa deels doordat er sinds 2016 eenduidiger wordt geregistreerd, als gevolg van de overstap naar een nieuw registratiesysteem. Ook speelt een rol dat er meer voorlichters zijn aangenomen en dat de beltijden aanzienlijk zijn verruimd.

Een vergelijking maken met het aantal meldingen in voorgaande jaren is lastig. Het aantal meldingen schommelt namelijk behoorlijk. Waren het er in 2010 en 2011 nog enkele honderden, in 2012 kwamen er 1058 meldingen binnen. In 2013 waren het er 2247, in 2014 1830 en in 2015 1289.

The post NZa krijgt meer meldingen over zorgverzekeraars appeared first on SIN-NL.


Transparency and Trust — Online Patient Reviews of Physicians

$
0
0

N Engl J Med 2017; 376:197-199January 19, 2017DOI: 10.1056/NEJMp1610136

Audio Interview

Interview with Dr. Vivian Lee on how physicians and health care systems can get the most out of sharing patient feedback.

Interview with Dr. Vivian Lee on how physicians and health care systems can get the most out of sharing patient feedback. (12:26)

After years of academic debate over the role and value of patient-satisfaction scores and reviews of health care providers,1,2 Yelp, the online powerhouse of documenting customer satisfaction, is forcing the issue. With more than 102 million customer reviews to date, 6% of them in the health care arena, Yelp easily dwarfs longer-standing commercial physician-review sites such as Healthgrades and Vitals. A recent analysis used natural language processing tools to evaluate 17,000 Yelp reviews of 1352 hospitals and showed that they revealed information similar to that covered by 7 of the 11 categories of patient satisfaction included in the Hospital Consumer Assessment of Healthcare Providers and Systems survey (HCAHPS), along with 12 categories not included in the HCAHPS, such as costs, billing, and scheduling.3

Although this free and familiar platform can generate an impressive volume of feedback data, physicians do not always respond positively to the sudden exposure of sometimes negative reviews. Recent reports describe doctors and dentists who have felt compelled to post retaliatory and revealing responses that not only violate the Health Insurance Portability and Accountability Act (HIPAA), but also threaten to undermine the fundamental trust between patients and clinicians.4

So what are the goals of transparency efforts regarding patient feedback? How can those aims best be achieved? Whose responsibility is it to provide and share these data? And what are the best media or venues for such sharing?

I believe patient reviews and feedback can serve three main goals.

First, like the peer-level perspectives on consumer products and services posted on Amazon, TripAdvisor, and Yelp, reviews of physicians or hospitals can help patients make more informed consumer decisions. Publicly available reviews can help address information asymmetry in the health care market and increase patients’ confidence in their own decisions. Collectively, by making clear their preference for higher-performing systems, patients can become a market force driving quality and value in health care.

Second, patient reviews offer clinicians valuable performance feedback for learning and improving, both individually and across a system. Receptivity to performance feedback, which depends heavily on physicians’ acceptance of the data’s validity, facilitates a culture of continuous learning and patient-centeredness.

Third, health care systems and physicians who voluntarily share patient-review data visibly foster a spirit of trust with patients and the community. Patient reviews offer the opportunity to improve health care delivery while strengthening the provider–patient relationship.

With these goals in mind, various approaches to enabling and supporting patient feedback can be evaluated in the context of several key principles that are necessary for effectiveness. One principle is that data need to be trusted and considered legitimate by both physicians and patients. Existing online doctor-review websites, such as Vitals, Healthgrades, RateMDs, and Yelp, may fall short because reviewers need not have received care from the clinicians they critique. Anyone — a disgruntled neighbor, an ex-boyfriend, even a random stranger — can post a negative review of any clinician. The limitations imposed by HIPAA restrictions on the ability to verify the identities of patients posting on social media platforms may reduce the perceived validity of the reviews. Nevertheless, the sheer volume of reviewers and reviews on websites such as Yelp can mitigate this concern.

In addition, data need to be relevant and actionable. Patient-satisfaction questionnaires can cover a wide range of attributes of care, from the clarity and effectiveness of communication and shared decision making to amenities such as parking and food service. Manary et al.1 found that when metrics are designed correctly, patient surveys provide a “robust measure of quality”; they determined that characteristics of a well-defined survey include specificity about a visit, a focus on patient–provider interactions, timeliness of responses, and risk adjustment of the cohort. In sum, feedback should be specific, relevant, timely, and fair.5

Data should also include benchmarks for comparison to peers,5 which can provide some degree of the risk adjustment that Manary et al. cite as critical. Large databases of patient-satisfaction survey results, whether commercial or otherwise, make it possible to translate absolute scores from patient-satisfaction data to percentiles that reflect comparison with the appropriate peer group.

Patient feedback, like any performance feedback, influences physician behavior most effectively when it is disclosed for the purposes of educating and motivating improvement.5 In our experience, first sharing benchmarked feedback with physicians privately, providing opportunities for learning and improvement, and then increasing transparency, is effective.2 As the Yelp experience reveals, sudden, broad distribution of performance data can trigger defensiveness and undoubtedly exacerbates problems with physician morale and well-being.4

Finally, patient-satisfaction data can be an effective driver of patient-centeredness in a delivery system. Any patient-satisfaction initiative should be tracked in the context of other important metrics of delivery-system performance, such as measures of access, quality, and costs of care.

Of all the parties that are collecting and sharing patient feedback — government agencies, insurance companies, not-for-profit foundations and organizations, hospitals, for-profit rating systems, and others — health care systems are best positioned to meet these goals and to abide by these principles. Data that a health care system collects directly from its patients are considered more valid than those collected through commercial physician-rating systems and are readily amenable to benchmarking.2 They can be developed in the context of performance-improvement systems. They enhance patient trust and can inform delivery-system reform. Yet for most health care systems, transparency of performance data still represents uncharted territory.

Social platforms such as Yelp seek to define a new norm in performance-data transparency in health care and provide valuable lessons. These platforms have the strong advantages of ease of use, accessibility, and widespread familiarity. In addition, unlike most structured health care surveys, online review sites collect feedback primarily through free-response answers, which Ranard et al. have shown can broaden the scope of feedback and the domains of potential improvement.3

Over the past 4 years, several health systems have begun to share patient reviews online, applying lessons learned from existing social platforms. In late 2012, after 4 years of developing a system for data collection and feedback, my organization, University of Utah Health Care, posted its patient-satisfaction survey data and free-response comments online, adopting the five-yellow-star format that’s easily recognizable by a public familiar with Yelp and TripAdvisor (see imageExample of Patient Ratings and Comments from the University of Utah Health Care Website.). For 3 consecutive years, nearly half the physicians receiving at least 30 reviews per year have scored in the top decile and a quarter of them in the 99th percentile in patient satisfaction among their peers nationally.2 In early 2014, Piedmont Healthcare became the second health system — and the first one that’s not an academic medical center — to post reviews online, followed shortly thereafter by Wake Forest Baptist Health, Northwell Health, Stanford, Cleveland Clinic, University of Pittsburgh, Duke, and more than 20 others.

Beyond patient-satisfaction data, some health systems are also championing transparency of other information, such as patient charges and performance on quality measures. Who will take responsibility for sharing these data is an open question. For example, even as the Centers for Medicare and Medicaid Services recently released its much-anticipated overall Hospital Quality Star ratings, Yelp announced a partnership with ProPublica to adapt publicly available quality data for inclusion on its website, thereby continuing to advance its goal of becoming the comprehensive data source for consumer decision making.

Ultimately, transparency of validated data about delivery-system performance has the power to change the culture of health care. What sorts of data are collected, how they are shared, and whether they’re used effectively to improve performance and quality will depend on how health care professionals and patients value and use this information. The question is not whether there should be public disclosure of information on patient satisfaction, outcomes, and costs — it’s how and by whom it should be done.

Disclosure forms provided by the author are available at NEJM.org.

Source Information

From the University of Utah School of Medicine and University of Utah Health Care, Salt Lake City.

The post Transparency and Trust — Online Patient Reviews of Physicians appeared first on SIN-NL.

Eenvandaag: Ouders Lyme-patienten ten onrechte verdacht van kindermishandeling

$
0
0

Commentaar SIN-NL
Wanneer Nederlandse artsen een medische fout maken door bijv. een verkeerde diagnose of behandeling, schuiven zij vaak de “schuld” af op de ouders, en doen een melding over kindermishandeling bij Veilig Thuis.

Van belang is  dat negatieve laboratoriumuitslagen (ELISA/EIA en/of Western/immunoblot) niet bepalend zijn of er sprake is van de ziekte van Lyme.
Meerdere laboratoria kunnen verschillende uitkomsten van testen geven.
De diagnose van deze ziekte wordt gesteld op basis van klinische symptomen.
Lees de  symptomen-checklist van Lymenet.

Het is absurd en onterecht dat Nederlandse artsen ook vaak zeer geringschattend doen over Belgische artsen, met name…..wanneer Belgische artsen aantonen dat Nederlandse artsen een medische fout maakten en geen of een verkeerde medische behandeling gaven.

Janine Budding Medical Facts stelt : Miskennen van een diagnose en goede zorg onthouden is vreselijk. De stellige conclusie dat er geen sprake kan zijn van de ziekte van Lyme als bepaalde tests negatief zijn, is onjuist, en in deze gevallen bijna misdadig.
Ja Janine daar heb je gelijk in, helemaal mee eens.
Wees eerlijk en geef toe dat ook falend neuroloog Kuks de juiste diagnose na de medische fout door neurochirurgen ontkent en goede zorg weigert aan Sophie Hankes [SIN-NL]. De bewijzen zijn overduidelijk, zie drkuks.com.

Ouders, neem gerust contact op met SIN-NL voor mogelijkheid tot plaatsing van de falende artsen op zwartelijstartsen.nl


Ouders Lyme-patiënten verdacht van kindermishandeling

 video TV  | do 16 feb 2017

Ten minste vijftig ouderparen van kinderen met de ziekte van Lyme zijn de afgelopen twee jaar geconfronteerd met een verdenking van kindermishandeling.

Terwijl hun kinderen maandenlang ziek thuis zaten en niet of nauwelijks naar school gingen, schakelden omstanders Veilig Thuis in, het meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling.

De meldingen zijn binnengekomen bij de Belangenvereniging Intensieve Kindzorg (Bvikz).

Een van de moeilijkheden is dat veel patiënten de diagnose Lyme van een buitenlandse arts kregen. “Er wordt gezegd: de diagnose komt uit het buitenland en is minder waard. Dan krijg je simpelweg dat de Belgische arts een andere diagnose stelt dan de Nederlandse arts. En Veilig Thuis volgt de Nederlandse arts,” zegt Erica Vrijmoet, een van de moeders die een melding op de mat kregen.

Voorzitter Vera Hooglugt: “In onze ogen gaat het in al die gevallen om onjuiste meldingen. Het gaat hier om kinderen bij wie de ziekte van Lyme is gediagnosticeerd door hun behandelend artsen. Kinderen die te ziek zijn om naar school te gaan, maar hier toch toe worden gedwongen.”

Als ouders vasthouden aan een behandeling, waarin Nederlandse experts geen vertrouwen hebben, kunnen hulpverleners van Veilig Thuis dat als verwaarlozing interpreteren en daarmee mogelijk als kindermishandeling.

De gezinnen zijn nog altijd lamgeslagen door de confrontatie met Veilig Thuis. Veel kinderen blijven lange tijd angstig. Een van de tieners in de uitzending van EenVandaag: “Er werd ons verteld dat onze ouders een soort misdadigers waren, dat die het ons aandeden. Dat was voor mij totaal ondenkbaar (…) Ik heb er nog steeds last van. De veiligheid die ze zouden moeten brengen, brengen ze niet.”

Moeder Erica Vrijmoet: “Ik denk dat er slachtofferhulp moet komen voor kinderen die dit meemaken, want het is ongelooflijk ingrijpend. De gezinnen zijn al verzwakt door de ziekte en dit komt er als een bulldozer overheen.”

Veilig Thuis is zich ervan bewust dat de impact van een melding groot is voor gezinnen en dat de hulpverleners stevig kunnen binnenkomen. Maar er is ook een andere kant, waar kinderen echt onveilig kunnen zijn. Tanno Klijn, voorzitter van landelijk netwerk Veilig Thuis: “Wij weten ook wat het effect is op kinderen als een melding wel terecht is gedaan en er wel degelijk sprake is van kindermishandeling of huiselijk geweld.”
————-

Zie ook www.eenvandaag.atavist.com/lyme

Lyme en bijna uit huis geplaatst

Tenminste vijftig jongeren met de ziekte van Lyme zijn de afgelopen paar jaar geconfronteerd met de dreiging van uithuisplaatsing of ondertoezichtstelling. Terwijl ze maandenlang ziek thuis zaten en niet of nauwelijks naar school gingen, schakelden omstanders Veilig Thuis in, het meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling.

Als ze eraan terugdenkt wordt Freek van Kessel (18) nog boos en emotioneel. Ze is dertien jaar oud als haar ouders een brief op de deurmat krijgen van het Meldpunt Kindermishandeling. Freek en haar broer en zusje zijn op dat moment flink ziek. Ze hebben de ziekte van Lyme. Vermoedelijk opgelopen in een natuurzwembad in Italië, waar beestjes in zaten.

De diagnose Lyme krijgen ze uiteindelijk van een Belgische arts. Hij doet een aantal tests en vindt o.a. de Borrelia-bacterie, de veroorzaker van de ziekte van Lyme.

“Mijn ouders dachten al aan Lyme, maar in Nederland was er geen dokter die dat serieus nam,” zegt Freek. “Toen wij hoorden van de meldingen bij Veilig Thuis, stortten mijn zusje en ik in. Onze ouders deden juist alles voor ons.”

De ziekte van Lyme is een infectieziekte die wordt veroorzaakt door de Borrelia-bacterie, meestal overgedragen via een besmette teek. Volgens het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) krijgen in Nederland jaarlijks zo’n 25.000 mensen de ziekte van Lyme. Per jaar zijn er 1000 tot 2500 mensen die langdurig klachten houden.

Vaak wordt gesteld dat Lyme altijd komt door een tekenbeet. Er zijn ook bronnen die zeggen dat Lyme kan worden overgedragen via bloed en lichaamsvochten en dat moeders het kunnen doorgeven aan hun ongeboren kinderen.

Soms is direct duidelijk dat iemand door een teek is gebeten en ontstaat er een rode kring op de huid. Dan kan een snelle antibioticakuur uitkomst bieden. Het komt ook voor dat het niet duidelijk is en dan kunnen mensen langdurig met allerlei klachten rondlopen.

De klachten beginnen vaak met griepachtige verschijnselen. Als de bacterie zich verder door het lichaam verspreidt, kunnen heel andere symptomen ontstaan. Patiënten kunnen problemen krijgen met hun zenuwstelsel, reumatologische klachten ontwikkelen, pijnklachten, last van hun ogen krijgen en ook psychiatrische klachten krijgen.

Er is veel discussie over de betrouwbaarheid van de testen op de ziekte van Lyme. Ook worden in het buitenland soms andere richtlijnen gevolgd voor de behandeling van Lyme dan de in Nederland geldende richtlijn.

De gesprekken die volgen met Veilig Thuis maken de meisjes nog onzekerder.

“Het leek alsof ze hun conclusie al hadden getrokken. Op een gegeven moment richtten ze zich tot mijn zusje die toen elf was en zeiden ze: ‘sommige ouders maken hun kinderen ziek’. Ik was echt in shock.”

Uiteindelijk wordt een uithuisplaatsing voorkomen, maar de impact van de confrontatie met Veilig Thuis is nog altijd voelbaar in het gezin. Freek is vooral boos en zoekt contact met lotgenoten. Haar jongere zusje is nog altijd bang en moet huilen als ze een spotje van Veilig Thuis hoort, waarin mensen worden opgeroepen vermoedens van kindermishandeling te melden. Zij krijgt nu hulp om van dit trauma af te komen.

Onjuiste meldingen

Freek en haar broer en zusje zijn niet de enige tieners met Lyme die te maken kregen met een melding bij Veilig Thuis. De Belangenvereniging Intensieve Kindzorg (Bvikz) kreeg in de afgelopen maanden zeker 50 meldingen binnen van ouders van een kind met Lyme die de afgelopen twee jaar geconfronteerd werden met vermoedens van kindermishandeling of huiselijk geweld. Bij twintig gezinnen liep de melding bij Veilig Thuis met een sisser af, bij dertig leidde het tot een ondertoezichtstelling of een uithuisplaatsing. De Bvikz plaatst daar grote vraagtekens bij. Voorzitter Vera Hooglugt: “In onze ogen gaat het in al die gevallen om onjuiste meldingen. Het gaat hier om kinderen bij wie de ziekte van Lyme is gediagnosticeerd door hun behandelend artsen. Kinderen die te ziek zijn om naar school te gaan, maar hier toch toe worden gedwongen.”

Munchausen by Proxy

De belangenvereniging benadrukt dat er vermoedelijk nog veel meer gezinnen zijn bij wie dit speelt. Maar de angst onder ouders is groot om erover te praten. De vereniging ziet een aantal opvallende overeenkomsten in de verhalen van de ouders. “Veilig Thuis valt met grof geschut binnen,” zegt Vera Hooglugt. “Ouders hebben het gevoel dat de vertrouwensartsen van Veilig Thuis op de stoel van de behandelend arts gaan zitten. Doordat ze een second opinion eisen of een andere behandeling opleggen. Als ouders niet meewerken, is een ondertoezichtstelling gauw geregeld.”

De hulpverleners van Veilig Thuis laten vaak de term Munchausen by Proxy vallen in de gesprekken, zegt Hooglugt. Munchausen bij Proxy is een aandoening waarbij ouders de kinderen ziek maken of beweren dat ze ziek zijn, terwijl dat niet zo is. Hooglugt: “Als je dat stempel eenmaal hebt, is dat bijna onomkeerbaar. Onze zorgen zijn zeer groot.”

Traumaverwerking

Angela Drenth is zelf chronisch Lymepatiënt en onlangs afgestudeerd in sociale studies aan de Fontys Hogeschool. Haar afstudeerscriptie gaat over de ervaringen van Lymepatiënten en hun ouders met jeugdhulpverlening.

“Veilig Thuis dreigt en dwingt na een melding, hoor ik van de respondenten. Dat zorgt voor veel stress, angst, woede en verdriet. De meesten willen excuses van Veilig Thuis en gaan achteraf zelfs in therapie om hun trauma te verwerken.”

Volgens Drenth zou veel ellende voorkomen kunnen worden, als hulpverleners veel meer kennis hebben over de ziekte van Lyme.

Veilig Thuis

“Het is zeker niet onze intentie om ouders en kinderen angst aan te jagen,” zegt Jolande Schoonenberg, voorzitter van de Vereniging Vertrouwensartsen inzake Kindermishandeling (VVAK). “Zorgvuldigheid moet altijd voorop staan.” Kennelijk kan het soms zo overkomen dat Veilig Thuis dreigt en dwingt, erkent ze. “Maar wij hebben niks te eisen als vertrouwensartsen. Als wij inschatten dat onze adviezen noodzakelijk zijn en ouders weigeren om die op te volgen dan hebben wij natuurlijk wel de verantwoordelijkheid om de Raad voor de Kinderbescherming in te schakelen.” Uiteindelijk, voegt ze toe, is het aan de kinderrechter om te beoordelen of er moet worden ingegrepen.

Schoonenberg erkent dat de ziekte van Lyme regelmatig langskomt in meldingen bij Veilig Thuis. Vaak is er onduidelijkheid over de diagnose of de behandeling van Lyme en is het schoolverzuim van deze tieners aanzienlijk. “We zien dat tieners ongewone behandelingen in het buitenland volgen, die niet volgens de Nederlandse richtlijn zijn. Is het verwaarlozing als je je kind niet volgens de Nederlandse maatstaven de juiste behandeling aanbiedt, vragen we ons dan af. En is het schoolverzuim passend bij de ziekte?”

Jolande Schoonenberg vindt niet dat er te weinig kennis is bij vertrouwensartsen om een juiste inschatting te maken.

“Wij zijn zelf geen kinderartsen of infectiologen, maar werken wel heel nauw met deze artsen samen. We vragen altijd advies aan een expert – ook op het gebied van Lyme – voor we stappen zetten.”

Jolande Schoonenberg schrikt wel van de negatieve ervaringen van betrokken gezinnen met Veilig Thuis. “We staan altijd open voor kritiek.”  

Tanno Klijn is voorzitter van landelijk netwerk Veilig Thuis. Hij is zich ervan bewust dat de de impact van een melding groot is voor gezinnen en dat Veilig Thuis stevig kan binnenkomen. Maar er is ook een andere kant, waar kinderen echt onveilig kunnen zijn.

“Wij weten ook wat het effect is op kinderen als een melding wel terecht is gedaan en er wel degelijk sprake is van kindermishandeling of huiselijk geweld.”

Tekst: Barbara van Gool

Interviews: Willem Jan Bloem

Samenstelling: Johan Boef

The post Eenvandaag: Ouders Lyme-patienten ten onrechte verdacht van kindermishandeling appeared first on SIN-NL.

Medisch Contact: Ook een operatie via dagbehandeling doet pijn

$
0
0

Patiënten denken vaak lichtvaardig over een operatie die ze via dagbehandeling ondergaan.

Ze denken dat dit minder gevaarlijk is dan wanneer ze opgenomen zouden zijn en verwachten dat ze snel herstellen. Uit promotieonderzoek van anesthesioloog Björn Stessel (Maastricht UMC en Jessa Ziekenhuis in Hasselt, België) blijkt echter dat op de vierde dag na de operatie gemiddeld slechts 17 procent van de patiënten al goed is hersteld. Bijna de helft van de patiënten vertoont een slechte kwaliteit van herstel.

Op dit moment wordt meer dan de helft van alle operaties via dagbehandeling uitgevoerd. De promovendus onderzocht 1118 patiënten die verschillende chirurgische ingrepen ondergingen in dagbehandeling. Het ging om onder meer kijkoperaties, het verwijderen van de galblaas of een schouderoperatie. Na een galblaasoperatie of een kijkoperatie van de knie blijkt bijna geen enkele patiënt goed hersteld op de vierde dag. Ook blijkt meer dan 55 procent van de patiënten matige tot ernstige pijn te hebben, ondanks pijnbestrijding.

Stessel benoemt in het onderzoek, waarop hij vorige week vrijdag is gepromoveerd, manieren om de pijnbestrijding van dagbehandeling te verbeteren. Hij heeft gewerkt aan een model om te voorspellen welke patiënten de grootste kans lopen op matige tot hevige pijn. Ook blijkt respectievelijk 10 procent en 20 procent van de patiënten met matige tot ernstige pijn hun pijnstillers niet of slechts soms in te nemen.

The post Medisch Contact: Ook een operatie via dagbehandeling doet pijn appeared first on SIN-NL.

Dr Frans Rampen: Nederlandse gezondheidszorg is ondermaats

$
0
0

De poortwachtersfunctie van de huisarts staat goede zorg in de weg, vindt Frans Rampen

De Euro Health Consumer Index (EHCI)wordt vaak gezien als de Europese barometer voor de kwaliteit van de gezondheidszorg. Al jarenlang staat ons land fier bovenaan. In het zojuist verschenen rapport over 2016 zijn wij wederom koploper.
Een veelgehoorde kritiek op deze index betreft de onderzoeksmethoden. Zo wordt grotendeels gebruik gemaakt van patiëntenquêtes, een nogal subjectieve informatiebron.
Tevens worden parameters die ver band houden met de organisatie van het zorgstelsel overgewaardeerd, en de zorgresultaten, uitgedrukt in sterftecijfers, ondergewaardeerd.
Bij een meer evenwichtige weging zou de rangorde van de landen er totaal anders uitzien.

Voor deze discussie is uitgegaan van de gegevens van de vijftien landen die tot 2004 de EU vormden.
Griekenland is daarvan uitgesloten vanwege zijn deplorabele zorgpeil.
Toegevoegd zijn Zwitserland, Noorwegen en IJsland. Totaal zeventien landen, kortweg de EU17.
Het blijkt dat Nederland op onderdelen ondermaats presteert.

Wat de levensverwachting betreft scoren wij op deze ranglijst een magere 8ste plaats. Volgens de WHO boekte ons land sinds 1980 de geringste groei van de levensverwachting vanaf de geboorte van alle EU17-landen! Er zijn aanwijzingen dat vooral de sterfte onder ouderen hier buitenproportioneel hoog is.

Ook wat de sterfte door astmatische aandoeningen betreft bungelt Nederland ergens onderaan (12de plaats).
Ten aanzien van de kindersterfte tijdens het eerste levensjaar bezet ons land de 15de plaats. Uit meerdere bronnen blijkt dat wij over de kinderperiode tot 5 jaar opvallend lage overlevingscijfers halen (OESO, WHO).

De EHCI geeft Nederland een 13de plaats binnen de EU17 op het gebied van de kankersterfte. Volgens een meer recent bulletin van Eurostat zijn wij inmiddels hekkensluiter!
Onze positie in de achterhoede geldt voor vrijwel alle kankersoorten. Alleen voor borst- en baarmoederhalskanker presteren wij in de middenmoot. Laten dit de tumortypen zijn, toevallig of niet, waarvoor bevolkingsonder zoek wordt aangeboden en waarbij de inbreng van de huisartsen beperkt is.

Dit brengt ons bij de rode draad door de EHCI-statistieken: de poortwachtersfunctie van de huisarts. In alle landen waar een streng poortwachterssysteem geldt, zien we dezelfde teleurstellende uitkomsten.
De meest fanatieke poortwachterslanden binnen de EU17 zijn naast Nederland Denemarken, het Verenigd
Koninkrijk en Ierland. De scores van deze landen op het terrein van levensverwachting, astmatische aandoeningen, kindersterfte en kankersterfte zijn navenant: op zijn best in de middenmoot, meestal in de staart.Dat kan niet toevallig zijn. Huisartsen doen tegenwoordig veel specialistisch werk, ofschoon ze daarin onvoldoende zijn geschoold.

Eind 2015 bracht Arne Björnberg, de voorzitter van de EHCI, een bezoek aan onze Tweede Kamer. Toen hem werd gevraagd hoe wij ons zorgstelselnog kunnen verbeteren, was zijn resolute antwoord: Schaf het poortwachters-systeem af !
’Minister Schippers (Volksgezondheid, VVD) heeft het advies achteloos terzijde geschoven.

Aan de gouden medaille bij de EHCI-competitie zit een zwarte rand.
Ons totale zorgbudget als percentage van het bbp is ongeveer het grootste in Europa, ondanks veertig jaar poortwachterschap. Onze rapportcijfers qua zorgprestaties zijn daarentegen bedroevend.
Wij geven te veel geld uit aan een inferieur product. Het is zaak dat de politiek helderheid verschaft over de discrepantie tussen de nog steeds torenhoge zorgkosten en de naar Europese maatstaven schamele overlevingsstatistieken.

FransRampen, oud-dermatoloog met persoonlijke belangstelling voor Europese zorgpolitiek

The post Dr Frans Rampen: Nederlandse gezondheidszorg is ondermaats appeared first on SIN-NL.

Slaapmedicatie zorgt vaak voor ongelukken bij ouderen

$
0
0

Volgens onderzoeker en hoogleraar medicatieveiligheid Patricia van den Bemt worden slaapmedicijnen te snel voorgeschreven en kunnen ze binnen twee weken al verslavend zijn. Ze pleit ervoor de slaappil in de ban te doen.

“Artsen, schrijf ze niet langer voor, maar zorg voor een goede voorlichting over beter slapen”, zegt Van den Bemt. “Hoe ouder je wordt, hoe slechter je slaapt. En daar kunnen veel mensen niet mee omgaan, zeker als ze overdag al zoveel tijd hebben. Dan is een pilletje snel genomen.”

The post Slaapmedicatie zorgt vaak voor ongelukken bij ouderen appeared first on SIN-NL.

Kindersterfte in Nederland kan omlaag

$
0
0

Het aantal gevallen van vermijdbare kindersterfte in Nederland kan omlaag. Dit zegt Sandra Gijzen, jeugdarts en UT-promovenda.

Gijzen pleit voor systematisch onderzoek bij de dood van een minderjarige waardoor toekomstige sterfgevallen van kinderen voorkomen kunnen worden. Daarnaast betoogt ze dat in de procedures van organisaties ondersteuning aan ouders na het overlijden van hun kind standaard moet worden opgenomen. Op 16 februari promoveert zij op haar onderzoek naar preventie van toekomstige kindersterfte en optimalisering van de rouwbegeleiding aan ouders aan de Universiteit Twente.

Beter onderzoek

De kindersterfte in Nederland is in de afgelopen decennia enorm gedaald van 8901 kinderen in de leeftijd van 0 tot en met 19 jaar in 1950 naar 1130 kinderen in dezelfde leeftijd in 2014. In Nederland sterven de meeste kinderen in het eerste levensjaar door aandoeningen ontstaan in de perinatale periode (tussen de 28ste zwangerschapsweek tot 8 dagen na de geboorte) en aangeboren afwijkingen. Een aantal van de sterfgevallen in de afgelopen jaren had voorkomen kunnen worden door systematisch onderzoek.

Gijzen: “Ieder kind dat overlijdt is er één teveel. Door grondig onderzoek kunnen we de kindersterfte terugdringen. Als een kind overlijdt, zou het wenselijk zijn om de oorzaken en omstandigheden rondom het overlijden systematisch te analyseren. Deze data moet landelijk worden geregistreerd en ingezet worden voor preventiemaatregelen. Een goede samenwerking tussen organisaties, zoals (jeugd)gezondheidszorg, maatschappelijk werk, jeugdzorg, geestelijke gezondheidszorg en politie, is hierbij essentieel. Diepgaand onderzoek vindt al plaats bij plotseling en onverwacht overlijden bij zuigelingen (Landelijke Werkgroep Wiegendood) en onverklaard overlijden bij  minderjarigen (NODOK-procedure; Nader Onderzoek DoodsOorzaak bij Kinderen), perinatale sterfte (Perined) en sterfte door vervoersongevallen (Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid). Maar er zijn overlijdensgevallen waar nog te weinig zicht op is, bijvoorbeeld suïcide onder adolescenten. En ondanks een enorme afname in sterfte door verkeersongevallen is verkeer nog steeds een belangrijke doodsoorzaak onder jongeren van 15 tot 19 jaar. Door kennis te hebben van de risicofactoren, kunnen we jongeren daarover voorlichten.”

Child Death Review

In de VS, Canada, New Zeeland, Australië en Engeland vindt analyse van overlijdensgevallen bij kinderen plaats volgens de Child Death Review (CDR) methode. In deze landen analyseren multidisciplinaire teams op een systematische wijze sterfgevallen van kinderen, waarbij factoren met betrekking tot het kind, ouders, opvoeding en de zorgverlening kunnen worden geïdentificeerd die mogelijk een bijdrage hebben geleverd aan het overlijden. Deze factoren kunnen worden vertaald naar preventieve interventies.

Gijzen heeft onderzocht of CDR een bijdrage kan leveren aan preventie van toekomstige sterfgevallen in Nederland. Gijzen: “In Nederland is het te duur en te arbeidsintensief om deze methode te gebruiken bij alle sterfgevallen. In bepaalde gevallen van overlijden, bijvoorbeeld bij suïcide, kan CDR een meerwaarde hebben. Er bestaan al review processen voor bepaalde categorieën sterfgevallen van kinderen (Landelijke Werkgroep Wiegendood, perinatale audits, NODOK-procedure). We zouden goed moeten kijken welke andere categorieën overlijdensgevallen onderzocht moeten worden en een reviewmethode ‘op maat’ moeten kiezen.”

Gijzen pleit voor het ontwikkelen van een landelijke structuur voor het systematisch analyseren van sterfgevallen van kinderen, waarin de bestaande onderzoeksprocessen blijven bestaan en worden aangevuld, en uitkomsten worden gebundeld.

Optimalisering ondersteuning aan ouders en familie

In haar onderzoek bleek dat ondersteuning aan ouders en overige gezinsleden niet standaard is opgenomen in de procedures van organisaties die betrokken zijn bij het overlijden van kinderen. In het verlengde hiervan onderzocht Gijzen ook de ervaringen van ouders met ondersteuning na het overlijden van hun kind. Het blijkt dat de meeste ouders emotionele ondersteuning hebben ontvangen na het overlijden van hun kind, vooral van familie, professionals in de eerstelijns gezondheidszorg en hun sociale netwerk. Ouders gaven aan dat zij vooral praktische en informatieve ondersteuning kregen van professionals in de tweedelijns gezondheidszorg.

Hoewel er de laatste jaren meer aandacht is voor rouwbegeleiding, gaf een vijfde tot iets meer dan de helft van de ouders die hebben meegewerkt in het onderzoek aan een bepaalde vorm van ondersteuning te missen of ondersteuning te hebben ervaren die niet overeenkwam met hun behoeftes of wensen. Ouders benadrukken dat zij graag benaderd willen worden met empathie en erkend willen worden in hun rouw. Dit blijkt in de praktijk namelijk niet altijd het geval.

Daarnaast stellen ouders vervolgafspraken met professionals op prijs, waarin ondersteuning voor het gezin wordt aangeboden. Gijzen geeft aan dat ondersteuning van het gezin onderdeel van de procedures van organisaties dient te zijn en in overeenstemming met de behoeftes en wensen van de ouders.

The post Kindersterfte in Nederland kan omlaag appeared first on SIN-NL.

JAMA Surgery: uit PARS blijkt meer klachten, meer complicaties

$
0
0

Meer klachten, meer complicaties

Amerikaanse snijdende specialisten die vaker klachten tegen zich ingediend krijgen, zien ook vaker complicaties bij hun patiënten. Deze associatie tonen William Cooper e.a. aan op basis van vergelijkend onderzoek. Ze schrijven erover in JAMA Surgery.

Ze putten uit een systeem waarbij ongevraagde, spontane klachten van patiënten over alle aspecten van de zorg werden geregistreerd. Dit is het gepatenteerde Patient Advocacy Reporting System (PARS). Daarin worden klachten gecodeerd, zodat deze voor wetenschappelijk onderzoek bruikbaar zijn. Voor de duidelijkheid: in PARS gaat het niet om claims tegen artsen, maar om alles wat patiënten opvalt. Het kan gaan om een arts die een verpleegkundige afblaft, of een arts die te weinig informatie geeft, nog afgezien van klachten over bijvoorbeeld de kosten, de omgeving, et cetera. Voor dit onderzoek zijn de artsgerelateerde klachten bekeken, die veelal over communicatie gingen. Gegevens over complicaties kwamen uit een ander systeem. Cooper e.a. bekeken data van alle volwassen patiënten die in twee jaar tijd in zeven academische centra onder het mes waren gegaan. Ze gingen na of hun behandelaars (alle snijdende specialismen) de twee jaar voorafgaand aan de ingreep in PARS voorkwamen en hoe vaak.

Bij ongeveer 11 procent van de ruim 30.000 patiënten trad een complicatie op. Patiënten van specialisten die in PARS voorkwamen, hadden een iets hogere kans op heropname en complicaties. De chirurgen waarover het meest was geklaagd (het hoogste kwart), hadden een 14 procent hogere complicatieratio dan degenen in het onderste kwart, na correctie voor mogelijk verstorende factoren.

De onderzoekers vermoeden dat het gebrek aan communicatieve vaardigheden waardoor er over deze dokters vaak gemopperd wordt, ook in het contact met hun collega’s speelt: de assistent die niets durft te zeggen over het doorbreken van steriliteit, de radioloog die geen zin meer heeft in vervelende discussies. En dat heeft medische gevolgen. In de VS wordt al geëxperimenteerd met hoe collega’s elkaar kunnen aanspreken op een ‘slechte PARS-score’. In ieder geval is duidelijk dat communicatie geen soft gedoe is, maar harde gevolgen heeft.

The post JAMA Surgery: uit PARS blijkt meer klachten, meer complicaties appeared first on SIN-NL.


Familie van overleden Renata stapt naar medisch tuchtcollege

$
0
0

Familie van overleden Renata stapt naar medische tuchtraad

Het achtjarige Georgische meisje werd in 2012 Nederland uitgezet terwijl ze acute leukemie had.

De advocaten van de familie van het Georgische meisje Renata, dat ons land werd uitgezet terwijl ze leukemie had, stappen naar de medische tuchtraad. Renata overleed na terugkeer in Nederland op achtjarige leeftijd. In een persbericht melden de advocaten:

“Wij zien aanleiding om zowel de medische dienst op het AZC als het detentiecentrum waar cliënten verbleven juridisch aan te pakken.”

Ook ten aanzien van de individuele zorgverleners zijn er volgens de advocaten “handvaten om via medische tuchtprocedures recht voor cliënten te halen.”

Acute leukemie

Renata, haar vader, moeder, zusje en grootmoeder vroegen in 2012 asiel aan in Nederland. Maar ze werden uitgezet naar Polen, waar ze voorafgaand aan hun reis naar Nederland verbleven.

Vlak nadat ze in Polen was teruggekeerd, zakte Renata in elkaar. Ze werd met spoed opgenomen in het ziekenhuis. Daar bleek uit bloedonderzoek dat Renata acute leukemie had.

Nadat duidelijk werd dat een ernstig ziek kind was uitgezet, gaf toenmalig staatssecretaris Fred Teeven de familie alsnog toestemming zich in Nederland te vestigen voor behandeling van Renata. Maar die bleek in 2014 tevergeefs. Het kind stierf.

‘Ouders treft geen enkele blaam’

De advocaten zeggen op basis van nieuwe rapporten dat de ouders “geen enkele blaam treft”, dat het medisch centrum van het AZC in kwestie “slecht georganiseerd was”. Ook in het detentiecentrum zouden onregelmatigheden zijn ontdekt.

De NOS meldt eerder vandaag al dat uit conclusies van een vervolgonderzoek door de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie Veiligheid en Justitie in de zaak van Renata blijkt dat de zorgverlening aan de zieke Renata beter had gemoeten.

Maar zowel de ouders als individuele zorgverleners valt dat niet te verwijten, aldus het de conclusies. Wel was de verslaglegging in medische dossiers onzorgvuldig en ontoereikend en communiceerden zorgverleners in het azc waar het gezin verbleef, te weinig met elkaar.
——————————————
ad.nl 17 febr 2017

Renata
Renata © ANP

Drama overleden Renata krijgt alsnog staartje

De kwestie over het Georgische meisje Renata, dat eind 2012 ons land werd uitgezet terwijl ze leukemie had, krijgt een staartje. De advocaten van de familie van het kind, dat na terugkeer in Nederland in november 2014 overleed, stappen naar de medische tuchtraad.

,,Wij zien aanleiding om zowel de medische dienst op het AZC als het detentiecentrum waar cliënten verbleven juridisch aan te pakken”, zo melden ze vandaag in een persbericht. ,,Ook ten aanzien van de individuele zorgverleners’ zijn er ‘handvaten om via medische tuchtprocedures recht voor cliënten te halen.”

De zorgverlening aan het zieke meisje Renata (8) had beter gemoeten, maar zowel de ouders als individuele zorgverleners valt dat niet te verwijten, stellen de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie Veiligheid en Justitie. Wel was de verslaglegging in medische dossiers onzorgvuldig en ontoereikend en communiceerden zorgverleners in het AZC waar het gezin verbleef te weinig met elkaar”, concluderen beide instanties. De advocaten van de familie van Renata nemen daar geen genoegen mee.

Ziek
Renata kwam met haar familie in juni 2012 vanuit Polen naar Nederland. Nederland stuurde de familie terug, omdat volgens Europese verdragen het land waar asielzoekers zich als eerste melden, verantwoordelijk is voor de beoordeling van het asielverzoek. Het toen 6-jarige meisje bleek bij aankomst in Polen acute leukemie te hebben.

Renata werd ziek maar kreeg volgens haar ouders wekenlang niet de medische hulp die ze nodig had. De doktersassistent in het asielzoekerscentrum nam de klachten van de ouders in hun ogen niet serieus en weigerde het kind door te verwijzen naar een arts. Overal werd het gezin genegeerd, zo vertelden de ouders destijds in het EO-programma De Vijfde Dag.

Toen Renata vier dagen achter elkaar bloedneuzen had, ging het gezin op eigen gelegenheid naar de huisarts. Nadat ze eindelijk een arts hadden gesproken en hij een recept uitschreef voor een bloedonderzoek, werd het gezin vervolgens genegeerd door de medici in het asielzoekerscentrum en werd de bloedtest niet afgenomen. In de dagen hierna werd het gezin opgesloten in een cel, overgebracht naar het detentiecentrum in Rotterdam en uitgezet naar Polen.

Al tijdens de vliegreis ging het steeds slechter met Renata. In Polen moest ze meteen naar een ziekenhuis. Daar werd de diagnose bloedkanker in een vergevorderd stadium gegeven. ,,Waren jullie vijf dagen later gekomen, dan was Renata waarschijnlijk overleden”, kregen haar ouders te horen.

Volgens de advocaat van de ouders had het miesje nooit doodziek in het vliegtuig mogen worden gezet. Ze had, zo meent hij, zorg moeten krijgen in het land waar ze op dat moment was: Nederland.

The post Familie van overleden Renata stapt naar medisch tuchtcollege appeared first on SIN-NL.

Wat doe je met rotte appels?

$
0
0

1. Mensen die weigeren zich in te spannen, die de kantjes eraf lopen.

2. Collega’s die voortdurend uiting geven aan hun pessimisme, onzekerheden en irritaties.

3. Medewerkers die respectloos met anderen omgaan.

Onderzoekers Will Felps, Terence Mitchell en Eliza Byington stelden vast dat deze mensen een sterk negatieve invloed hebben op de motivatie, de creativiteit, het welzijn en de prestaties van hun collega’s. Eén rotte appel heeft dus echt meetbaar effect op de rest.

Volgende vraag: wat doe je eraan? Een greep uit de bevindingen.

Het is een open deur van jewelste, maar de eerste stap is voorkomen dat je rotte appels in dienst neemt. Het uitgebreid checken van iemands werkhistorie en gesprekken met voormalige collega’s helpen. Dat kost tijd en geld. Maar de kosten van het aannemen van een rotte appel blijken in de regel de opbrengsten van je twee best presterende mensen teniet te doen.

Is er toch eentje door de selectie geglipt? Dan kan intensieve begeleiding helpen.
Maak allereerst zeer duidelijke gedragsafspraken: wat wil je niet meer zien, wat wil je wél zien.
Doe dit onder vier ogen. Moedig in de weken daarna het gewenste gedrag aan, meteen wanneer je het waarneemt.
Bestraf daarnaast het ongewenste gedrag, in eerste instantie in korte persoonlijke gesprekken.
Maar wanneer dit niet werkt is steviger ingrijpen nodig.
Zoals het geven van een officiële waarschuwing die ook het personeelsdossier ingaat. Of de persoon in kwestie – tijdelijk – buiten het team plaatsen. Vaak tot grote opluchting van de rest.

Maar het kan altijd erger. Is er sprake van fraude, bedrog en andere vormen van onethisch of illegaal gedrag, dan heeft zelf dokteren geen zin. Meestal loopt het uit op ontslag.
Het beste advies is dan om niet te lang te wachten met het nemen van maatregelen. Hetzelfde geldt wanneer iemand overduidelijk niet past in een werkomgeving, wanneer bijvoorbeeld basale vaardigheden ontbreken of de collega’s het probleemgedrag niet langer pikken.

Soms zijn er echter heel andere dingen aan de hand. Soms veranderen goede collega’s door een reorganisatie of slechte behandeling in rotte appels. Soms is het daarom nodig dat je als manager je excuses aanbiedt voor wat er is gebeurd en kijkt of het mogelijk is een nieuwe start te maken.

En ook komt het voor dat individuen door hun collega’s worden aangewezen als zondebok, terwijl er in werkelijkheid andere dingen aan de hand zijn. Controleer dus altijd of er echt sprake is van ondermijnend gedrag.

Gaat het echter overduidelijk om een rotte appel uit een van de drie genoemde categorieën – zeg maar: lui, negatief of respectloos – wacht dan niet met ingrijpen. Veel managers vinden het rotwerk, maar vrijwel altijd zijn de mensen in je team je oprecht dankbaar. En dat maak je als manager ook niet dagelijks mee.

Ben Tiggelaar is gedragsonderzoeker, trainer en publicist. Hij schrijft elke week over management en leiderschap.

The post Wat doe je met rotte appels? appeared first on SIN-NL.

Artsen pleiten ervoor maagzuurremmer uit vrije verkoop te halen

$
0
0

In tv-programma Kassa spraken ze zaterdag hun zorgen uit over het wijdverbreide gebruik van de zogeheten protonpompremmers, zoals omeprazol, esomeprazol en pantoprazol. Zo’n twee miljoen Nederlanders gebruiken deze zware middelen, maar ongeveer de helft daarvan heeft ze vermoedelijk helemaal niet nodig, zegt professor Weersma van het Universitair Medisch Centrum Groningen in de uitzending.

Bijwerkingen kunnen bij langdurig gebruik ernstig zijn. Het gebruik van de zware maagzuurremmers leidt tot een verhoogd risico op botontkalking, darminfecties en nierfalen, waarschuwde Weersma. Hij vindt dat ook artsen de zware middelen te snel voorschrijven, terwijl met een gezondere leefstijl ook al veel winst valt te behalen.

 

Effectief

Voorzitter Rob Dijkstra van het NHG wees erop dat de protonpompremmers wel effectief zijn, maar hij deelt de conclusie dat niet te snel naar de middelen moet worden gegrepen. Dat de middelen zonder recept bij apotheek en drogist te koop zijn, vindt ook hij onwenselijk.

Winkels die de zware maagzuurremmers verkopen, moeten zich aan bepaalde regels houden. Ze moeten kopers goed voorlichten en mogen maar twee verpakkingen tegelijk aan een klant meegeven. Kassa nam de proef op de som en kreeg bij een drogisterij makkelijk vier doosjes mee. Apotheken waar een verslaggever langs ging, wezen wel op de nadelen en raadden lichtere middelen aan.

The post Artsen pleiten ervoor maagzuurremmer uit vrije verkoop te halen appeared first on SIN-NL.

‘Huisartsen schrijven antibiotica voor tegen richtlijnen in’

$
0
0
Nederlandse huisartsen schrijven bij luchtweginfecties nogal eens antibiotica voor terwijl de richtlijnen dit in deze gevallen niet aanbevelen.

Dit concludeert onder andere het NIVEL, het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg, na onderzoek.

Alleen al bij keelontsteking wordt er in 57 procent van de gevallen antibiotica voorgeschreven terwijl de richtlijnen dat niet aanraden. Het kan zijn dat artsen dit doen omdat de patiënt er erg op aandringt, maar bijvoorbeeld ook omdat de dokter de richtlijnen eigenlijk niet zo vertrouwt.

Over het algemeen staan Nederlandse huisartsen bekend als terughoudend in het voorschrijven van antibiotica, althans in vergelijking met hun Europese collega’s. Door het (te) veel gebruiken van antibiotica wordt de werkzaamheid ervan op den duur minder omdat bepaalde bacteriën resistent worden.

The post ‘Huisartsen schrijven antibiotica voor tegen richtlijnen in’ appeared first on SIN-NL.

Consumentenbond: Maak BIG-geheimen openbaar

$
0
0

Commentaar SIN-NL
Helaas is dit bericht nog steeds actueel.
Hoewel VWS sinds de zomer van 2012 op www.bigregister.nl een overzicht van zorgverleners publiceert aan wie een berisping, schorsing of doorhaling is opgelegd, heeft VWS ervoor gezorgd dat Google deze namen niet vindt.
U vindt de namen wel op de website zwartelijstartsen.nl van SIN-NL.
Let op: tuchtcolleges leggen in minder dan 15 % een maatregel op aan falende zorgverleners en dan meestal een waarschuwing. De namen van falende zorgverleners aan wie een waarschuwing is opgelegd, worden niet gepubliceerd in het overzicht van het BIG-register, dus blijven verborgen voor de burger.
Conclusie:
de medische tuchtrechters en de overheid beschermen burgers onvoldoende tegen falende zorgverleners.

—————-
Consumenten kennen het BIG-register niet, terwijl dat onder meer bedoeld is om consumenten te informeren over onkundige of slecht functionerende medici. Dat blijkt uit onderzoek van de Consumentenbond onder ruim 4700 deelnemers. 54% gaf aan het BIG-register niet eens te kennen. De Consumentenbond eist dat het BIG-register toegankelijker en completer wordt als onderdeel van zijn campagne ‘Kiezen moet kunnen’.


Het register kan -ondanks recente aanpassingen- veel beter, vollediger en gebruiksvriendelijker. Bart Combée, directeur Consumentenbond: ‘Tuchtmaatregelen zijn lang niet altijd terug te vinden en zorginstellingen zijn nog niet verplicht sollicitanten te controleren op registratie. Ook het medisch taalgebruik is een drempel. Zeg bijvoorbeeld niet “dentomaxillair orthopeed” als je een orthodontist bedoeld.’

De Consumentenbond wil dat het registratienummer van zorgverleners net als een Kamer van Koophandel-nummer voortaan vermeld staat op rekeningen, officiële stukken en websites. Ook staat in het register meestal alleen het woonadres van de zorgverlener, terwijl zoeken op werklocatie praktischer is.
Consumenten kunnen met Consumentenbondhulp op www.consumentenbond.nl/check-je-hulpverlener gratis hun zorgverlener opzoeken in het register.

Petitie

De wet BIG (Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg) bepaalt dat titels als ‘arts’ of ‘verpleegkundige’ beschermd zijn: alleen met de juiste opleiding en met inschrijving in het BIG-register mag iemand deze titel voeren. In de Gezondgids van juni staat een uitgebreid artikel over het falen van de wet BIG. De Gezondgids zocht ondermeer naar informatie over 5 bekende disfunctionerende artsen en vond in slechts één geval een ‘beroepsbeperking’ terug in het register.

Bij de campagne ‘Kiezen moet kunnen’staat alle informatie over de zorgcampagne. Hier kunnen consumenten ook aangeven welke verbeteringen zij zelf het liefst zien in de gezondheidszorg.

10 juni 2011

The post Consumentenbond: Maak BIG-geheimen openbaar appeared first on SIN-NL.

Berisping radioloog Prof dr M. Oudkerk UMCG ivm afgifte foutief rapport

$
0
0

Een opvallende ontwikkeling: een berisping voor een zgn topradioloog genaamd Matthijs Oudkerk.
Oudkerk is hoogleraar radiologie aan het UMCG en heeft blijkbaar aantoonbaar een onjuiste verklaring of rapport geproduceerd, in strijd met zijn zorgplicht als arts en nb ter inbreng bij rechterlijke procedures, waar hij zelf partij is.
De uitspraak van het tuchtcollege Zwolle staat onderaan.
Er is blijkbaar sprake van een familiaal conflict, waarbij voor de hoogleraar grote financiële belangen spelen. Hoogleraar Oudkerk heeft ook de hulp ingeroepen en gekregen van een collega hoogleraar neurologie….. Zou dit  falend neuroloog Kuks  zijn?
De handelwijze van Oudkerk is reden voor het tuchtcollege om een berisping aan hem op te leggen.
Oudkerk heeft hiermee zijn geloofwaardigheid volledig verloren.
Schokkend om in de uitspraak van het tuchtcollege te lezen dat de moeder van Oudkerk medio 2012 zonder wilsverklaring actief geeuthanaseerd is!

Bigregister.nl 20 februari 2017

Naam
Oudkerk, M.  Matthijs
Geslacht
Man
BIG-nummer
59023158701
Beroepsgroep
Artsen
Specialisme
Radiologie (radioloog)
Plaats
Giethoorn
Aantekening
Bij de inschrijving in het register van artsen is per 20 februari 2017 aangetekend dat deze zorgverlener een berisping is opgelegd. De maatregel is opgelegd vanwege: afgifte van een onjuiste verklaring of rapport.
—————-
Uiteraard heeft SIN-NL Prof dr M. Oudkerk op zwartelijstartsen.nl geplaatst.
Zorginstelling UMCG
Adres Hanzeplein 1 9713 GZ Groningen
Telefoon050-3616161
Website www.umcg.nl

http://www.rd.nl/opinie/columns/hoe-hattemse-pastor-verdween-uit-amersfoort-1.122313

30 okt 2009
dr. Matthijs Oudkerk. Hij is tegenwoordig hoogleraar radiologie aan de Rijksuniversiteit Groningen, maar in de tweede helft van de jaren tachtig was hij een vrij centrale figuur op de Evangelische Hogeschool (EH) in Amersfoort.
—————-

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE bron: tuchtrecht.overheid.nl

Beslissing d.d. 6 januari 2017 naar aanleiding van de op 18 november 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A, wonende te B,

bijgestaan door mr. J. van der Steenhoven, advocaat te Amsterdam,

k l a a g s t e r

-tegen-

C, radioloog, werkzaam te D,

bijgestaan door mr. A.W. Hielkema, verbonden aan VvAA Rechtsbijstand te Utrecht,

v e r w e e r d e r

1.   HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Dit blijkt uit het volgende:

– het klaagschrift met de bijlagen;

– het verweerschrift;

– het proces-verbaal van het op 17 mei 2016 gehouden gehoor in het kader van het

vooronderzoek;

– een brief met bijlagen van 6 juni 2016 namens verweerder;

– een brief van 20 juni 2016 namens klaagster;

– een brief van 22 juni 2016 van de secretaris;

– een brief met bijlagen van 31 oktober 2016 namens klaagster.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 15 november 2016, alwaar partijen zijn verschenen met hun raadslieden.

2.   DE FEITEN

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster en verweerder zijn zus en broer van elkaar. Er is nog een zus, E. Broer F is, nadat hij na een ongeval in 1976 in diverse instellingen is verpleegd, in 2010 overleden. De klacht betreft het handelen van verweerder met betrekking tot de ouders van partijen. Hun moeder is geboren in 1928 en overleden in 2012, hun vader is geboren in 1922 en overleden in 2014.

De handelwijze van verweerder met betrekking tot de verpleeghuisopname van moeder van 5 tot 7 februari 2011

Moeder was op 26 januari 2011 in huis komen te vallen. Op 2 februari 2011 zijn foto’s van haar heup gemaakt. Er werden geen traumatische ossale afwijkingen en geen aanwijzing voor een verse breuk gezien. E heeft de foto’s dezelfde dag op cd-rom opgehaald bij de afdeling radiologie van het ziekenhuis. Op vrijdag 4 februari 2011 heeft de huisarts visite afgelegd en besproken dat uit de foto’s geen afwijkingen bleken en kon worden afgewacht. Er was 24-uurs (verpleegkundige) zorg thuis.

Op zaterdag 5 februari 2011 heeft de vader telefonisch contact opgenomen met de huisarts en hem laten weten, volgens een door de huisarts opgestelde verklaring, dat verweerder had geconstateerd dat er op de bekkenfoto een forse fractuur aanwezig was en dat patiënte in het verpleeghuis opgenomen moest worden. De huisarts was onderweg in de auto naar het buitenland en liet weten dat hij op dat moment geen opname kon regelen. Verweerder heeft daarop gebeld met de huisartsenpost. Daarna heeft verweerder op dezelfde dag samen met zijn zus E in het verpleeghuis waarin hun broer F de laatste jaren was verpleegd gesproken met een arts in opleiding tot specialist ouderengeneeskunde (aios). In de ontslagbrief van deze arts van 7 februari 2011 wordt vermeld: “Reden van aanmelding: acetabulumfractuur (vastgesteld door zoon: hoogleraar radiologie) met immobiliteit en toenemende verwardheid. De zorg thuis was ontoereikend”. Op maandag 7 februari 2011 is moeder op eigen verzoek en in overleg met haar echtgenoot en klaagster weer naar huis gegaan. In een door moeder ondertekende en in deze procedure ingebrachte verklaring is vermeld dat verweerder en E haar tegen haar wil hebben laten opnemen en klaagster er bewust niet bij was betrokken. In een notariële verklaring van vader is onder meer vermeld dat verweerder de opname van zijn echtgenote in het verpleeghuis heeft geforceerd. In het kader van een second opinion heeft een radioloog in een ander ziekenhuis op verzoek van de huisarts de foto’s herbeoordeeld. Zijn brief van 10 februari 2011 aan de huisarts houdt onder meer in: “In de AP opname geen aanwijzingen voor een fractuur van het collum femoris bdz. (…) Geen begeleidende fractuur van acetabulum of symfyse. (…) De axiale opname van de linker heup is van wat mindere kwaliteit vanwege overprojectie door omgevende weke delen/textiel. Hierdoor is de overgang van collum naar caput beperkt te beoordelen. Hier lijkt een trapje te bestaan lateraal t.h.v. de overgang van collum naar caput, dit kan achter door overprojectie ontstaan. Het ontbreken van een corticale contour onderbreking aan de mediale zijde pleit tegen een fractuur. (…) Geen aanwijzingen voor een femurschacht fractuur.” Voorts vermeldt deze brief dat een röntgenopname met omgevende overprojectie als hier de diagnose bemoeilijkt en een MRI-scan het meest sensitief is. De beelden zijn niet aan het college overgelegd.

De handelwijze van verweerder met betrekking tot zijn verzoek tot ondercuratelestelling van vader

Verweerder en zijn tante, zus van vader, hebben in 2012 de ondercuratelestelling van vader aangevraagd. In dat kader heeft verweerder een verklaring opgesteld en overgelegd. Erboven staat “VERKLARING” gevolgd door de vermelding dat verweerder niet een onafhankelijk arts in de zin van de wet is. De verklaring maakt onder meer melding van “progrediërende dementie”, “Objectieve wisselende desoriëntatie in tijd en ruimte. Lacunaire geheugen functies” , “groteske paranoïde confabulaties” en een “beeld van wantrouwen, vergeetachtigheid, inprentingsstoornissen, afnemende belangstelling en initiatief, maar ook confabulaties en amnesie laat een mengbeeld zien van normale dementie en Korsakow”, alles leidend tot de conclusie van verweerder “in het volle besef van mijn medische verantwoordelijkheid” dat zijn vader niet verantwoordelijk kan worden gesteld voor zijn uitspraken, ondertekeningen en handelingen sedert het overlijden van zijn zoon F.
Bij beschikking van 30 oktober 2012 heeft de kantonrechter, na vader afzonderlijk te hebben gehoord, het verzoek tot ondercuratelestelling afgewezen. Daarbij heeft de kantonrechter overwogen dat de medische verklaring van verweerder niet werd betrokken in de beoordeling omdat deze niet als een onafhankelijke medische verklaring kon dienen. Van deze beslissing is beroep ingesteld, het gerechtshof heeft het verzoek eveneens afgewezen.

De handelwijze van verweerder met betrekking tot zijn verzoek tot vernietiging van het door zijn moeder opgestelde testament

Op 1 augustus 2011 hebben de ouders ten overstaan van een notaris hun testamenten gewijzigd, waarbij verweerder en zijn zus E als erfgenamen werden uitgesloten.
Verweerder en E hebben na het overlijden van hun moeder, na kennisneming van deze testamentswijziging, bij de rechtbank gevorderd het testament van moeder, al dan niet wegens bedrog, te vernietigen of nietig te verklaren. In dat kader heeft verweerder een collega-hoogleraar neurologie benaderd met een e-mail van 17 oktober 2013 met onder meer de volgende inhoud:

“Wij hebben al eens kennis gemaakt bij (…)  en naar mijn idee zou ik jou het

beste kunnen benaderen met de medische /juridische casus waarbij ik betrokken

ben. Het gaat “slechts” om een een puur professioneel wetenschappelijk advies,

waarbij ik betrokken ben.

 Het gaat om een toen 82 jarige dame bij wie op grond van anamnese en lichamelijk

onderzoek, op 4 augustus 2010 door een specialist ouderen geneeskunde de

diagnose is gesteld : CVA gepaard gaande met cognitieve stoornissen,

tijdsdesorientatie, fatische stoornissen en stoornissen in de executieve functies met

verlies van overzicht en planning. Controle november 2010 door zelfde arts waarbij

beeld werd bevestigd. Dan wordt in augustus 2011 zonder medisch onderzoek naar

de geestelijke vermogens van patiente een testament gepasseerd, waarbij de

wilsbekwaamheid van patiente wordt voorondersteld Vervolgens wordt patiente in

september en oktober gezien door een geriater en een neuroloog die beide de

diagnose stellen ernstige vasculaire encephalopathie en ernstige vasculaire

dementie. De huisarts neemt deze diagnose over, op grond waarvan patiente

zonder wilsverklaring medio 2012 actief wordt geeuthanaseerd.

 Ik moet de vraag beantwoorden hoe groot de kans is dat niet meer dan 3

maanden voor de neurologische diagnose ernstige vasculaire dementie najaar 2011, patiente nog niet aan vasculaire dementie leed en daarom nog wilsbekwaam kon worden

geacht.

Zelf acht ik die kans vrijwel nihil, maar beschouw mijzelf niet als voldoende bevoegd

om hier iets over te zeggen.

Gaarne jouw advies in deze zaak. (waarbij ik eea natuurlijk moet onderbouwen)”

 De rechtbank heeft, mede op basis van de daarna afgegeven verklaring van de door verweerder geconsulteerde hoogleraar, bij beschikking van 18 juni 2014 voor recht verklaard dat het laatste testament van moeder nietig is. Gedaagden in die procedure, waaronder klaagster en de advocaat-executeur testamentair, zijn hiertegen in beroep gegaan. Het gerechtshof heeft nog geen uitspraak gedaan. Inmiddels loopt bij de rechtbank eenzelfde procedure met betrekking tot het testament van vader.

3.   HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerder, zakelijk weergegeven, het volgende:

a)   Hij heeft een, achteraf onjuist gebleken, diagnose gegeven ten aanzien van een familielid als motief voor spoedopname tegen haar zin, terwijl bij eventuele wilsonbekwaamheid de vader – en anders zij – wettelijk vertegenwoordiger was;

b)   Hij heeft als arts, en niet als zoon, een medisch oordeel buiten zijn vakgebied gegeven betreffende zijn vader om deze te gebruiken in een procedure over ondercuratelestelling van vader;

c)   Hij heeft een collega-hoogleraar benaderd over een abstract geformuleerde casus, terwijl het zijn eigen moeder betrof, en die verklaring vervolgens als objectieve opinie in het geding gebracht.

4.   HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert, zakelijk weergegeven, het volgende aan. Verweerder heeft uitsluitend in privé gehandeld terwijl de wetgever uitdrukkelijk de reikwijdte van de eerste en de tweede tuchtnorm van de Wet BIG heeft beperkt tot beroepsmatig handelen. Klaagster is dus niet ontvankelijk.
Ten aanzien van de röntgenfoto’s heeft verweerder geen diagnose gesteld, hij heeft uitgesproken dat voor hem nog niet vaststond dat er géén sprake was van een fractuur, gelet op de beperkingen van de opname die hij bij gebrek aan lichtbak niet eens goed kon beoordelen. De reden voor opname lag in het feit dat de zorg thuis ontoereikend was, mede omdat klaagster in de ochtend van 5 februari 2011 aan verweerder en zijn andere zuster had laten weten dat zij weg moest en niet bij vader en moeder zou blijven. De verklaring die verweerder heeft ingebracht in de procedure tot ondercuratelestelling heeft hij bewust geen ‘Medische Verklaring’ genoemd. Hij heeft medische termen gebruikt omdat die nu eenmaal deel uitmaken van zijn referentiekader. Hij heeft weliswaar ondertekend met zijn titulatuur Prof. dr. maar zich niet als arts geafficheerd en al helemaal niet als onafhankelijk arts. Hij heeft slechts een beeld, de feitelijke situatie willen beschrijven waaruit de noodzaak van ondercuratelestelling volgt. Omdat hij geen toegang had tot de medische informatie van zijn vader, heeft hij die verklaring zelf opgesteld. Wat betreft het vragen om een opinie aan een collega, is het niet verboden een abstract geformuleerde casus voor te leggen aan een collega, duidelijk was dat het gevraagde advies tot verder vervolg zou leiden, verweerder heeft er geen misverstand over laten bestaan dat hij zichzelf als onvoldoende bevoegd achtte en hij kan niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk worden geacht voor het gegeven advies.

5.   DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

De ontvankelijkheid

5.1

Verweerder heeft zich bij het door de klacht aan de orde gestelde handelen telkens gepresenteerd als arts. Bij de verpleeghuisopname blijkt dit uit de notitie van de aios, bij de procedure tot ondercuratelestelling blijkt dit, zo niet uit de verklaring zelf, uit de beslissing van de kantonrechter waarin bij de opsomming van de processtukken wordt vermeld dat de verklaring afkomstig is van verweerder in de hoedanigheid van radioloog en bij de procedure aangaande het testament van moeder blijkt dit uit het feit dat verweerder als collega een hoogleraar neurologie heeft benaderd.
Het is dus niet vol te houden, zoals verweerder doet, dat hij als privé-persoon heeft gehandeld. Wat de tuchtnorm betreft, het eerste klachtonderdeel heeft betrekking op de eerste tuchtnorm, het stelt immers aan de orde dat verweerder (ongevraagd) bijstand heeft verleend, in de vorm van een lichamelijk onderzoek, het stellen van een diagnose en overleg met een andere arts, met betrekking tot de gezondheidstoestand van zijn moeder. Beide andere klachtonderdelen stellen handelen aan de orde dat onder de reikwijdte van de tweede tuchtnorm valt, verweerder heeft immers verklaringen afgelegd/gevraagd met weerslag op de individuele gezondheidszorg. Hoewel het rechtstreekse belang van klaagster door verweerder niet is betwist, ziet het college ten aanzien van het derde klachtonderdeel aanleiding, voor zover nodig, te overwegen dat dit belang van klaagster erin is gelegen dat zij aan de orde stelt dat verweerder als arts door een valse voorstelling van zaken een medische verklaring heeft verkregen en die in een tegen haar gevoerde procedure ter voorlichting van de rechter over de gezondheidstoestand van hun beider moeder in het geding heeft gebracht. Kortom, klaagster is ontvankelijk in haar klacht.

Inhoudelijk

5.2

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.3

Het college wijst er voorafgaand aan een verdere inhoudelijke beoordeling op dat het in de lijn ligt van artikel 1.1 onder a van het KNMG-standpunt inzake ‘Niet aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst’  dat een arts wegens ontbreken van voldoende professionele distantie bij voorkeur niet zijn professie uitoefent met betrekking tot familieleden. Dit noopt op zijn minst tot terughoudendheid in zaken als hier aan de orde.

De handelwijze van verweerder met betrekking tot de verpleeghuisopname van moeder van 5 tot 7 februari 2011

5.4

Het college gaat niet in op het dispuut over de vraag of de zorg thuis voldoende was, omdat dit klachtonderdeel die vraag niet aan de orde stelt. Verweerder heeft, na wisselende verklaringen in het vooronderzoek, ter zitting verklaard dat zijn zus E ouderwetse röntgenfoto’s bij zich had en dat hij die niet heeft bekeken en er ook geen weet van had dat deze in het ziekenhuis als normaal waren beoordeeld. Het college kan dit moeilijk plaatsen omdat vast staat dat E foto’s op CD-rom heeft meegekregen en anno 2011 fysieke röntgenfoto’s behoorlijk uit de tijd waren. Bovendien strookt het verweer, dat verweerder de uitslag niet wist, niet met de notitie van het telefoongesprek dat verweerder heeft gevoerd met de huisartsenpost, waarin wordt vermeld: “Zoon belt, is specialist (hoogleraar radiologie) (…) heeft foto gezien (…) was in[naam ziekenhuis] afgegeven als normale foto. (onderstreping RTC).

Echter, ook als wordt uitgegaan van het uiteindelijk gevoerde verweer, acht het college het niet verdedigbaar dat verweerder uitsluitend op basis van lichamelijk onderzoek een acetabulumfractuur heeft kunnen vaststellen dan wel uitsluiten en alleen die mogelijkheid heeft genoemd aan de aios. Over de wijze waarop hij hierover heeft gesproken bestaat ook weer meningsverschil, verweerder stelt dat hij heeft gezegd dat een dergelijke fractuur niet kon worden uitgesloten, deze arts heeft daarentegen (anders dan verweerder stelt) in de ontslagbrief vermeld dat daarvan volgens verweerder sprake was, en ook de verpleging heeft het met die mate van stelligheid genoteerd.
Maar zelfs als ook hier verweerders verhaal zou worden gevolgd, is het in feite betekenisloos als een arts na lichamelijk onderzoek uitsluitend vermeldt dat een acetabulumfractuur niet kan worden uitgesloten. Differentiaaldiagnostisch zijn er dan nog wel wat andere en zelfs meer voor de hand liggende aandoeningen te noemen die ook niet konden worden uitgesloten. Ook als het college verweerder in zijn verhaal volgt, moet het ervoor worden gehouden dat hij de situatie van zijn moeder heeft aangedikt door een diagnose te noemen die hem vanuit zijn vakgebied bekend was teneinde haar opgenomen te krijgen. Zoals later wordt overwogen is hier wel enig begrip voor op te brengen, maar omdat verweerder hier zijn volle gewicht van hoogleraar radiologie in de schaal heeft gelegd tegenover een aios die over de opname van moeder in het weekend moest beslissen, is de diagnosestelling wel onder het niveau van hetgeen een redelijk bekwaam beroepsgenoot als vermeld in overweging 5.2. betaamde. Verweerder kon immers als radioloog als geen ander weten dat alleen op basis van lichamelijk onderzoek, op zichzelf al niet zozeer zijn terrein, geen fractuur kan worden gediagnostiseerd, laat staan welke, en dat daartoe passend beeldvormend onderzoek noodzakelijk is.

De handelwijze van verweerder met betrekking tot zijn verzoek tot ondercuratelestelling van vader

5.5

Het college kan er begrip voor opbrengen dat verweerder het lastig vond zijn verzoek te onderbouwen omdat hij geen toegang had tot medische informatie over zijn vader. Overigens komt dat vaker voor en zijn daar, zoals ter andere zijde opgemerkt, oplossingen voor te bedenken zoals een geneeskundig onderzoek in opdracht van de rechter.
Hoe dan ook, verweerder heeft een grens overschreden door als arts een verklaring af te geven over de gezondheidstoestand van zijn vader die niet op zijn vakgebied lag, zeker nu deze is ingebracht in een procedure waarin hij zelf een belang had.
De verklaring gaat immers verder dan een beschrijving van de feitelijke situatie, zoals verweerder zelf stelt. Er staan allerlei medisch-professionele bevindingen en ook diagnoses in die buiten het vakgebied van een radioloog liggen en verweerder had zich reeds daarom van een dergelijke verklaring, afgelegd ‘in het volle besef van zijn medische verantwoordelijkheid’, moeten onthouden. Het verweer dat verweerder heeft duidelijk gemaakt dat hij geen onafhankelijk arts was gaat eraan voorbij dat hij hoe dan ook niet een dergelijke verklaring die de grenzen van zijn deskundigheidsgebied te buiten ging had dienen af te leggen. Terecht heeft klaagster erop gewezen dat dit in strijd is met artikel 1.5 van de ‘Gedragsregels voor artsen’ van de KNMG.

De handelwijze van verweerder met betrekking tot zijn verzoek tot vernietiging van het door zijn moeder opgestelde testament

5.6

Verweerder heeft met gebruikmaking van zijn functie en positie van arts een medische verklaring verkregen van een collega-hoogleraar op basis van misleidende informatie. Immers heeft hij, door gewag te maken van een medische/juridische casus waarbij hij betrokken is, door “slechts” te vragen om een puur professioneel wetenschappelijk advies en door te stellen dat hij een vraag “moet” beantwoorden, onjuiste en onvolledige informatie gegeven over de context van zijn verzoek;

verweerder heeft niet vermeld dat de 82-jarige dame zijn eigen moeder was, dat de verklaring van de collega van belang was voor een door hemzelf mede geëntameerde procedure over het testament van zijn moeder en, met name, dat deze verklaring van de collega-hoogleraar integraal ingebracht zou worden in die procedure als deskundig oordeel.

Naar het college heeft begrepen, heeft verweerder de verklaring van zijn collega-hoogleraar neurologie inclusief de voorafgaande e-mailwisseling met deze collega ingebracht in de procedure.

Dat doet er niet aan af dat de kans bestond dat de rechter deze verklaring als deskundig oordeel zou meenemen in de besluitvorming over de wilsbekwaamheid van zijn moeder, hetgeen verweerders oogmerk was en in de praktijk ook is gebeurd.

Door willens en wetens een dergelijke verklaring in zijn eigen procedure in te brengen en daardoor de rechter niet in staat te stellen op basis van juiste, volledige en betrouwbare medische informatie en afgewogen beslissing te nemen, heeft verweerder gehandeld in strijd met het (algemene) belang van een goede uitoefening van individuele gezondheidszorg.

De gegrondheid en de maatregel

5.7

Uit het voorgaande volgt dat de klacht in alle onderdelen in bovengenoemde zin gegrond is. Er dient een maatregel te volgen. Bij het eerste klachtonderdeel merkt het college op dat het, bij ontbreken van een overtuigende aanwijzing van het tegendeel, ervan uitgaat dat verweerder met goede bedoelingen zijn moeder wilde laten opnemen en dat het verweerder ook wel kan volgen in zijn standpunt, dat het verpleeghuis als voordeel boven de thuissituatie had dat patiënte daar fysiotherapie kon krijgen hetgeen in het algemeen aan te raden is bij dergelijke patiënten. Het college rekent verweerders handelen rondom de verpleeghuisopname hem daarom niet zwaar aan.

Anders is dat wat de beide andere klachtonderdelen betreft. Het ging om rechterlijke procedures, in beide was verweerder zelf partij en de laatste had bovendien uitsluitend een (zeer aanzienlijk) financieel belang voor verweerder. In die procedures heeft verweerder op onoirbare wijze getracht de rechter op het verkeerde been te zetten.
Dit is een handelwijze die, ook als in acht wordt genomen dat er sprake was van een familieruzie, niet met minder dan een berisping kan worden afgedaan.

6.   DE BESLISSING

Het college berispt verweerder.
Aldus gedaan door mr. A.L. Smit, voorzitter, mr. dr. E. Plomp, lid-jurist, en dr. G.A. Hoffland, M.J.T. Tijkotte en dr. P.C.M. Verbeek, leden-arts, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Bart, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 6 januari 2017 doormr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

 

 

The post Berisping radioloog Prof dr M. Oudkerk UMCG ivm afgifte foutief rapport appeared first on SIN-NL.

IGZ: oproep deelname onderzoek borstimplantaten

$
0
0

Oproep deelname inventarisatie naar klachten van vrouwen met een siliconen borstimplantaat

Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) inventariseert in opdracht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) welke klachten vrouwen met een siliconen borstimplantaat ervaren. De IGZ en het RIVM roepen vrouwen met een siliconen borstimplantaat en klachten op om deel te nemen aan dit onderzoek en de vragenlijst in te vullen.

Zowel vrouwen die om cosmetische reden borstimplantaten hebben laten plaatsen als vrouwen die dat hebben laten doen vanwege een borstreconstructie kunnen meedoen aan het onderzoek. Meedoen kan door een online vragenlijst in te vullen. De vragenlijst is afgestemd met een aantal experts en Stichting SVS (Steunpunt voor Vrouwen met Siliconenimplantaties).

Doel onderzoek

Het doel van het onderzoek is om een beeld te krijgen van de verschillende soorten klachten die vrouwen met siliconen borstimplantaten ervaren. En of hierin trends en overeenkomsten zijn te herkennen. Het is niet mogelijk om met dit onderzoek een uitspraak te doen over de oorzaak van de klachten. Het is met dit onderzoek ook niet mogelijk om een verband tussen de klachten en het hebben van siliconen borstimplantaten aan te tonen. De resultaten worden naar verwachting in het najaar van 2017 gepubliceerd.

De uitkomsten van dit onderzoek kunnen helpen bij verder wetenschappelijk onderzoek naar de gevolgen van siliconen borstimplantaten.

Deelname

Het onderzoek is anoniem en het invullen van de vragenlijst duurt ongeveer drie kwartier. Vrouwen hebben t/m 21 maart 2017 de tijd om de vragenlijst in te vullen. Vrouwen die tijdens het invullen van de vragenlijst nog vragen hebben, kunnen contact opnemen met het Meldpunt IGZ.
Onderstaande link leidt u naar de vragenlijst:
survey.igz.nl/onderzoek_borstimplantaten

De IGZ heeft ook contact met Stichting SVS en Borstkankervereniging Nederland (BVN) over dit onderzoek. Beide verenigingen zullen het onderzoek onder de aandacht brengen bij leden.

Meer informatie

  • Nieuwsbericht 7 oktober 2016: Meer gegevens nodig voor onderzoek siliconen borstimplantaten——————-
    Inventarisatie klachten siliconen borstimplantaten
    vragenlijst in pdf
    voor de inventarisatie van gezondheidsklachten van vrouwen met een siliconen borstimplantaat.

    Hartelijk dank dat u mee wilt doen aan dit onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Mileu (RIVM). Het RIVM doet in opdracht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) onderzoek naar de gezondheidsklachten van vrouwen met siliconen borstimplantaten. Het doel van het onderzoek is om een beeld te krijgen van de verschillende soorten klachten die vrouwen met siliconen borstimplantaten kunnen ervaren. De resultaten van dit onderzoek kunnen gebruikt worden voor vervolgonderzoek.

    Dit onderzoek is anoniem. Dat betekent dat wat u invult niet herleidbaar is tot u persoonlijk. Als u de vragenlijst invult geeft u toestemming dat uw anonieme antwoorden worden gebruikt door het RIVM en de IGZ.

    De vragenlijst is uitgebreid. Dit is nodig om zo goed mogelijk inzicht te krijgen in de klachten die vrouwen ervaren. Wij adviseren u om de vragenlijst voor het invullen door te nemen. Dit kunt u doen door rechtsboven op ‘Voorbeeld vragenlijst downloaden’ te klikken.

    De vragenlijst bestaat uit 4 onderdelen:
    – Algemene vragen
    – Klachten ná de borstimplantaten (invullen per plaatsing)
    – Klachten vóór de borstimplantaten
    – Klachten na definitieve verwijdering

    Het invullen van de vragenlijst duurt ongeveer drie kwartier. Dit is afhankelijk van het aantal keer dat er bij u een borstimplantaat is geplaatst.

The post IGZ: oproep deelname onderzoek borstimplantaten appeared first on SIN-NL.


‘Patiënt krijgt vaak onnodig ander medicijn door beleid ziektekostenverzekeraars’

$
0
0

Door het strenge medicijnbeleid van zorgverzekeraars moeten patiënten vaak zonder medische reden wisselen van geneesmiddel.

Dit beleid houdt in dat de zorgverzekering bepaalt welk merk medicijn wordt vergoed. Het kan zijn dat een patiënt met een bepaalde ziekte een medicijn van fabrikant A slikt, maar als fabrikant B met een goedkopere variant van hetzelfde geneesmiddel komt, daarop moet overstappen.

Het wisselen van medicijnen kan echter negatieve gevolgen voor patiënten hebben zoals meer bijwerkingen, minder therapietrouw en minder controle over de ziekte.

“Ziektekostenverzekeraars dienen niet één, maar vier of vijf medicijnen als preferent middel aan te wijzen voor de patiënt”, stellen de organisaties dinsdag.

The post ‘Patiënt krijgt vaak onnodig ander medicijn door beleid ziektekostenverzekeraars’ appeared first on SIN-NL.

Ziekenhuizen verdienen ook aan dure medicijnen

$
0
0

Ziekenhuizen maken steeds meer winst op dure medicijnen. Schrijven zij de beste of meest lucratieve medicijnen voor?

Het is een van de antwoorden die ziekenhuizen verzinnen op de scherp stijgende prijzen van medicijnen tegen met name reuma en kanker. De uitgaven hierin stijgen veel sneller dan de groei die ziekenhuizen, zorgverzekeraars en de minister eerder overeen zijn gekomen: 1 procent. Daardoor verdringen de dure medicijnen de uitgaven aan andere vormen van zorg in ziekenhuizen.

Volgens de meest recente cijfers, die over 2015, waren ziekenhuizen bijna 1,8 miljard kwijt aan dure medicijnen, 8,5 procent van hun budget. In 2012 lag dat percentage nog op 6,3, volgens de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa).

Op de centen letten

Dat de academische ziekenhuizen nu pas gezamenlijk gaan inkopen heeft verschillende redenen. Allereerst zijn ziekenhuizen nog niet zo lang financieel verantwoordelijk voor de kosten van medicijnen. Dus de drang om daar op de centen te letten was niet zo groot.

Daarnaast vrezen ziekenhuizen de mededingingsregels te overtreden als zij gezamenlijk inkopen. Daarom kwam de toezichthouder vorig jaar met een speciale „leidraad” voor ziekenhuizen hoe zij de krachten kunnen bundelen bij de inkoop zonder de wet te overtreden en als een kartel te fungeren.

Die aandacht en vrees verschilt overigens per ziekenhuis. Onder de vlag van Santeon werken zeven topklinische ziekenhuizen (waaronder het Amsterdamse OLVG, het Groningse Martini en het St. Antonius in Nieuwegein) al jarenlang samen, ook bij de inkoop.

In een recent onderzoek van de NZa zegt 16 procent van de ziekenhuizen helemaal niet samen te werken bij de inkoop. Als een van de redenen wordt gegeven dat de belangen van medisch specialisten in loondienst anders kunnen zijn van die in maatschappen en daardoor een gezamenlijke inkoop compliceren.

Toen Achmea een paar jaar geleden gezamenlijk met ziekenhuizen medicijnen wilden inkopen, bleken sommige ziekenhuizen niet mee te willen doen ook al was er al een aantoonbaar lagere inkoopprijs bedongen bij het farmabedrijf.

Wat bleek? Veel ziekenhuizen krijgen een algehele korting van de pillenfabrikant voor alle medicijnen die worden afgenomen. Maar als er dan op één medicijn een scherpere prijs wordt afgedwongen, kan de farmaceut er voor kiezen de hele kwantumkorting te schrappen. Dus wat op het eerste gezicht economisch lijkt, hoeft dat niet altijd te zijn.

Budgetafspraken

Maar er is meer aan de hand. Een deel van de uitgaven aan dure geneesmiddelen vallen buiten de budgetafspraken met verzekeraars. Soms zijn het kosten die de verzekeraar blind vergoedt, of die nu hoger of lager zijn. Dat betekent dat als een ziekenhuis slimmer omgaat met de uitgaven hieraan, het niet altijd wat oplevert.

Niet altijd, want de package deals die ziekenhuizen sluiten, kunnen lucratief zijn. Zorgverzekeraars worstelen er mee wat ziekenhuizen werkelijk betalen voor geneesmiddelen. Worden alle kortingen die de ziekenhuisapotheker of het ziekenhuis bedingt wel aan de zorgverzekeraar doorgegeven of verdienen ziekenhuizen ook op dure geneesmiddelen? Dat kan bijvoorbeeld door het volle pond van een officieel tarief bij de verzekeraar te declareren, terwijl de bedongen korting in de achterzak van het ziekenhuis verdwijnt.

Achmea voelt via zorgverzekeraar Zilveren Kruis de pijn van dure medicijnen. Vorige week waarschuwde het concern voor een tegenvaller van 100 miljoen euro bij de zorgdivisie. „Vooral een hoger dan verwacht gebruik van nieuwe (dure) medicijnen leidt tot de gestegen ramingen.”

Terwijl de ziekenhuizen juist steeds meer winst maken op dure geneesmiddelen – u leest het goed. Op een uitgave van 1,8 miljard euro constateert de NZa in een recent rapport dat „de gemiddelde marge is gestegen van 5 procent in 2013 naar 7,1 procent in 2014”. Het is een taxatie, haast de toezichthouder erbij te zeggen. Maar het betekent wel dat ziekenhuizen omgerekend 123 miljoen euro verdienen op dure medicijnen.

Dat werkt zo. Financieel gezien wil een ziekenhuis zo veel mogelijk winst maken op medicijnen. De NZa: „Namelijk om een geneesmiddel voor een zo laag mogelijke prijs in te kopen bij de fabrikant en deze voor een zo hoog mogelijke prijs te verkopen aan de zorgverzekeraar. Dat betekent dat het ziekenhuis niet per sé de prikkel heeft het goedkoopste geneesmiddel (…) in te zetten; dit hangt af van de hoogte van de marge.”

Kortom, hier beschrijft de toezichthouder een perverse prikkel die haaks kan staan op de belangen van de patiënt. Die kan niet het beste middel krijgen, maar het middel waarop het ziekenhuis het meest verdient, net als de adviseur die het beleggingsproduct verkoopt dat voor hem het meest oplvert .

In dit verband is het niet zo relevant dat de acht academische ziekenhuizen openheid van zaken willen geven over de prijs die zij voor een middel betalen. Het gaat er juist om dat zij het goedkoopste middel kiezen die het meeste gezondheidswinst oplevert.

The post Ziekenhuizen verdienen ook aan dure medicijnen appeared first on SIN-NL.

Mislukte Essure-plaatsing niet verwijtbaar

$
0
0

Een vrouw die zwanger werd nadat plaatsing van een Essure micro-insert in een van de eileiders niet goed was gegaan, heeft volgens de rechtbank in Den Haag geen recht op schadevergoeding. Dat een gynaecoloog een X-BOZ onjuist interpreteerde, is in dit geval niet juridisch verwijtbaar.

Bij het plaatsen van het anticonceptieve hulpmiddel in de rechtertuba viel de gynaecoloog op dat er sprake was van een ‘lastige aanvliegroute’. Op een controle-echo enkele maanden later was de rechter-Essure niet goed zichtbaar. Vervolgens is een X-BOZ gemaakt. Daarop waren beide veertjes zichtbaar, maar lag de rechter 5 cm hoger dan de linker. De gynaecoloog vond dat dit te rijmen viel met haar eerdere bevindingen en concludeerde dat de sterilisatie geslaagd was. Quod non, getuige het gezonde kind dat de vrouw later op de wereld zette. Omdat het ziekenhuis de aansprakelijkheid voor de schade niet erkende, stapte ze naar de rechter.

Die geeft haar geen gelijk. Hoewel het bestuur en de klachtencommissie van het ziekenhuis in kwestie hebben toegegeven dat de nacontrole niet voldeed, wil dat nog niet zeggen dat het ziekenhuis ook aansprakelijk is voor de schade. De gynaecoloog handelde volgens het protocol, dat niet afweek van de landelijke praktijk.

Medisch-inhoudelijk interessant is het oordeel van een van de deskundigen die gehoord is. Die stelt dat slechts 1 op de 100 Essure micro-inserts verkeerd gepositioneerd zijn. Daardoor bouwen de meeste gynaecologen er weinig ervaring mee op. Daarnaast is het moeilijk om verkeerde plaatsing met beeldvormend onderzoek te ontdekken. Misinterpretatie van radiologisch onderzoek is volgens de deskundige een van de belangrijkste oorzaken van ongeplande zwangerschappen na Essure-sterilisatie.

Lees ook:

The post Mislukte Essure-plaatsing niet verwijtbaar appeared first on SIN-NL.

Onrust over tuchtuitspraak palliatieve sedatie

$
0
0

Twee uitspraken van het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag over palliatieve sedatie hebben tot discussie geleid onder artsen en andere betrokkenen. Twee specialisten ouderengeneeskunde kregen een waarschuwing omdat het tuchtcollege vindt dat zij niet gehandeld hebben volgens de KNMG-richtlijn palliatieve sedatie. Een woordvoerder van het college liet weten dat er geen hoger beroep is aangetekend.

Het gaat in de zaak om een 102-jarige vrouw die opgenomen was in verpleeghuis. Haar gezondheid holde achteruit na een luchtweginfectie, waarna zij naar de dood verlangde. De familie doet een ‘klemmend verzoek’ tot terminale sedatie, de specialisten ouderengeneeskunde zien daarvoor geen indicatie. Twee dagen later wordt de sedatie alsnog gestart, en een dag later overlijdt de vrouw. De familie vindt dat de artsen te weinig rekening hielden met de wens van de patiënt. Het tuchtcollege vindt dat de artsen zich te veel hebben gericht op de somatische klachten, terwijl in de KNMG-richtlijn over palliatieve sedatie staat dat ondraaglijk lijden ook een geestelijke oorzaak kan hebben. De artsen zouden de behoeften van de patiënt onvoldoende centraal hebben gesteld.

Dat leidde tot onrust, onder meer bij Rob Bruntink, een journalist gespecialiseerd in palliatieve zorg. In een blog zegt hij dat het tuchtcollege in de uitspraak zegt dat een arts palliatief moet sederen als een patiënt dat wil, en dat er sprake is van ondraaglijk lijden als je ‘een paar keer zegt dat je dood wil’. In het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde verwonderen hoogleraar gezondheidsrecht Aart Hendriks en Bert Keizer zich ook over de uitspraak: ‘Met deze uitspraak beloont het tuchtcollege artsen die makkelijk toegeven aan druk van de patiënt en familie, terwijl het artsen die zich houden aan de professionele standaard in de kou laat staan.’

Bij de KNMG wordt die mening niet gedeeld, laat een woordvoerder weten: ‘De rechter stelt expliciet dat niet de patiënt of de familie, maar de arts de indicatie stelt voor palliatieve sedatie, zoals het in de KNMG-richtlijn staat. Het is wel de vraag of het aan een tuchtcolleges is om achteraf te beoordelen of er sprake was van ondraaglijk lijden, zoals hier is gebeurd. Maar het tuchtcollege verbindt daaraan niet de conclusie dat er sedatie had moeten plaatsvinden.’

Lees ook:

The post Onrust over tuchtuitspraak palliatieve sedatie appeared first on SIN-NL.

Nivel: WKKGZ nauwelijks openheid na incidenten-medische fouten

$
0
0

Informatie uit klachten wordt nog onvoldoende gebruikt

Veel onderdelen van de nieuwe Wet Kwaliteit, Klachten en Geschillen Zorg (Wkkgz) hebben al vorm gekregen in ziekenhuizen, maar dit geldt niet altijd voor andere delen van de gezondheidszorg. Dit blijkt uit een nulmeting die onderzoeksinstituut NIVEL heeft uitgevoerd, op verzoek van het ministerie van VWS.

 De Wkkgz is per 1 januari 2016 van kracht geworden en vervangt de Wet klachtrecht cliënten zorgsector en de Kwaliteitswet zorginstellingen. De belangrijkste thema’s van de Wkkgz zijn: het klachtrecht, de cliënteninformatie en openheid, en kwaliteit, veiligheid en goed bestuur. In de Wkkgz ligt de nadruk op afhandeling van klachten zonder vastgelegde procedures, gericht op het vinden van een oplossing.

Veel klachten worden op dit moment al zo afgehandeld, wat volgens het NIVEL vaak leidt tot betere uitkomsten voor klagers. Toch is er op dit punt nog vooruitgang te boeken, zeker als het gaat om de manier waarop betrokken zorgverleners zelf reageren als een cliënt een klacht aan de orde stelt. Vanuit het perspectief van patiënten is de directe reactie van de betrokken hulpverlener op een klacht te vaak “teleurstellend”. Ook wordt informatie uit klachten nog onvoldoende gebruikt bij het verbeteren van kwaliteits- en veiligheidsbeleid van zorgaanbieders.

Open communiceren met patiënten

Over de mate waarin artsen open communiceren met patiënten na een medisch incident zijn volgens het NIVEL geen harde gegevens beschikbaar. “Die openheid is zowel van belang voor individuele cliënten als voor zorgaanbieders om te kunnen leren van deze incidenten.
Slechts een klein percentage van cliënten en een kwart van onderzochte artsen denkt dat die openheid gegeven wordt.”

De kwaliteits-en veiligheidsinformatie die voortkomt uit veiligheidsmanagementsystemen wordt niet systematisch gebruikt voor leren en verbeteren. Hoewel ziekenhuizen “volop investeren” in veiligheidsmanagementsystemen, komt er vaak geen feedbackloop tot stand waarbij men de beschikbare informatie gebruikt om te leren en te verbeteren. Het NIVEL noemt die feedbackloop van groot belang voor goed bestuur.

In andere deelsectoren in de zorg heeft veiligheidsmanagement wel de aandacht, maar is men minder ver in de implementatie van veiligheidsmanagementsystemen. Hier liggen dus nog volop kansen om de kwaliteit en veiligheid van de zorg te verbeteren.

Minister Schippers

In haar brief aan de Tweede Kamer naar aanleiding van deze nulmeting constateert minister Schippers van VWS: “De uitkomst (van deze nulmeting) bevestigt de noodzaak voor de Wkkgz, gericht op een snellere en meer effectieve klachtafhandeling en leren van klachten en incidenten, ter verbetering van de kwaliteit van zorg.”
————————
bron: nivel.org 20 febr. 2017

NIVEL nulmeting Wkkgz: informatie uit klachten en incidenten nog onvoldoende gebruikt.

Laarman, B., Schoten, S. van, Friele, R.
Nulmeting: Wet Kwaliteit, Klachten en Geschillen Zorg (Wkkgz). Utrecht, NIVEL, 2016, 66 p

Veel onderdelen van de nieuwe Wet Kwaliteit, Klachten en Geschillen Zorg (Wkkgz)  hebben al vorm gekregen in ziekenhuizen, maar dit geldt niet altijd voor andere delen van de gezondheidszorg. Onderzoeksinstituut NIVEL voerde een nulmeting Wkkgz uit op verzoek van het Ministerie van VWS.

De Wkkgz is per 1 januari 2016 van kracht geworden. De Wkkgz vervangt de Wet klachtrecht cliënten zorgsector (Wkcz) en de Kwaliteitswet zorginstellingen (Kwaliteitswet). De belangrijkste thema’s van de Wkkgz zijn:

  • het klachtrecht,
  • de cliënteninformatie en openheid, en
  • kwaliteit, veiligheid en goed bestuur.

 

Klachten worden onvoldoende benut als bron van informatie
In de Wkkgz ligt de nadruk op afhandeling van klachten zonder vastgelegde procedures, gericht op het vinden van een oplossing. Veel klachten worden op dit moment al zo afgehandeld, wat vaak leidt tot betere uitkomsten voor klagers. Toch is er op dit punt nog vooruitgang te boeken, zeker als het gaat om de manier waarop betrokken zorgverleners zelf reageren als een cliënt een klacht aan de orde stelt. Vanuit het perspectief van patiënten is de directe reactie van de betrokken hulpverlener op een klacht te vaak teleurstellend. Ook laat deze nulmeting laat zien dat informatie uit klachten nog onvoldoende wordt gebruikt bij het verbeteren van kwaliteits- en veiligheidsbeleid van zorgaanbieders.

Openheid na medische incidenten nog geen gemeengoed
Over de mate waarin artsen open communiceren met patiënten na een medisch incident zijn geen harde gegevens beschikbaar. Die openheid is zowel van belang voor individuele cliënten als voor zorgaanbieders om te kunnen leren van deze incidenten. Slechts een klein percentage van cliënten en een kwart van onderzochte artsen denkt dat die openheid gegeven wordt.

Vaak mist de feed-back loop in het kwaliteitsbeleid
De kwaliteits-en veiligheidsinformatie die voortkomt uit veiligheidsmanagementsystemen wordt niet systematisch gebruikt voor leren en verbeteren. Hoewel ziekenhuizen volop investeren in veiligheidsmanagementsystemen, komt er vaak geen feedbackloop tot stand waarbij men de beschikbare informatie gebruikt om te leren en te verbeteren. Die feedbackloop is van groot belang voor goed bestuur. In andere sectoren heeft veiligheidsmanagement wel de aandacht, maar is men minder ver in de implementatie van veiligheidsmanagementsystemen. Hier liggen dus nog volop kansen om de kwaliteit en veiligheid van de zorg te verbeteren.

Meer over de Wet Kwaliteit, Klachten en Geschillen Zorg
Per 1 januari  2016 is Wkkgz (Wet Kwaliteit, Klachten en Geschillen Zorg) van kracht. De Wkkgz verstevigt de positie van de cliënt door het recht op informatie over de kwaliteit van zorg te verstevigen en een snellere en cliëntgerichte klachtenafhandeling te bevorderen. De Wkkgz stimuleert daarnaast een continue verbetering van de kwaliteit van zorg door het creëren van meer openheid over en het leren van klachten en incidenten in de zorg. De Wkkgz kent een veel grotere reikwijdte dan de, voormalige, Wkcz en de Kwaliteitswet: alle zorgaanbieders vallen onder de Wkkgz. Over veel sectoren en professionals die vallen onder de Wkkgz is maar summier informatie beschikbaar over hoe het staat met het klachtenbeleid, cliënteninformatie, openheid, kwaliteit en veiligheidsbeleid en goed bestuur.

Brief van de minister
In haar brief aan de Tweede Kamer naar aanleiding van deze nulmeting constateert de Minister van VWS: “De uitkomst (van deze nulmeting) bevestigt de noodzaak voor de Wkkgz, gericht op een snellere en meer effectieve klachtafhandeling en leren van klachten en incidenten, ter verbetering van de kwaliteit van zorg.”
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2017/02/15/kamerbrief-over-toezeggingen-wkkgz-aan-eerste-kamer

Over deze nulmeting
Het doel van deze nulmeting is het bieden van inzicht in de stand van zaken op het moment van  krachtwording van de Wkkgz: dus per 1 januari 2016. Deze nulmeting is gebaseerd op beschikbare bronnen, er zijn geen nieuwe gegevens verzameld.

The post Nivel: WKKGZ nauwelijks openheid na incidenten-medische fouten appeared first on SIN-NL.

Viewing all 2666 articles
Browse latest View live