Quantcast
Channel: My Blog
Viewing all 2666 articles
Browse latest View live

Tbs-kliniek De Woenselse Poort aansprakelijk gesteld na zelfmoord

$
0
0

Tbs-kliniek aansprakelijk gesteld na zelfmoord

De broers van een tbs’er die een jaar geleden met een vuurwapen zelfmoord pleegde in De Woenselse Poort in Eindhoven hebben de kliniek officieel aansprakelijk gesteld. De nabestaanden vinden dat de tbs-kliniek schade moet vergoeden omdat er onvoldoende beveiliging was en het wapen naar binnen kon worden gesmokkeld.

Samen met een bewoonster pleegde de man op 25 februari 2016 zelfmoord. Op de resocialisatieafdeling waar beide cliënten verbleven werd niet gecontroleerd op wapens.

De dubbele zelfmoord was aanleiding voor diverse onderzoeken. De Inspectie Veiligheid en Justitie concludeerde dat De Woenselse Poort onvoldoende in staat was om toezicht te houden op cliënten en onvoldoende professionaliteit in huis heeft om op risico’s te anticiperen. De Inspectie voor de Gezondheidszorg concludeerde dat er niet is voldaan aan voorwaarden voor goede zorg. “Een relatie tussen de zelfmoord en de tekortkomingen in de kliniek ligt voor de hand”, zegt advocaat Jan-Jesse Lieftink namens een van de nabestaanden. Zij hebben bij beide inspecties rapporten opgeëist.

De verzekeraar van De Woenselse Poort heeft aansprakelijkheid eerder afgewezen. Vanwege het negatieve effect op de vertrouwensrelatie tussen personeel een cliënten werd er op de afdeling niet standaard gecontroleerd op wapens. Er was ook geen aanleiding om de twee cliënten wel te controleren.

Advocaat Lieftink vindt het opmerkelijk dat ná de dubbele zelfmoord de beveiliging is aangepast. Sindsdien moeten alle cliënten en bezoekers door metaaldetectiepoortjes en hun bagage laten controleren. (ANP)

The post Tbs-kliniek De Woenselse Poort aansprakelijk gesteld na zelfmoord appeared first on SIN-NL.


‘Beter voorbereid met co-patiënt naar de arts’

$
0
0

Mensen die slecht en ingewikkeld nieuws verwachten van een arts, nemen vaak iemand mee de spreekkamer in, want “twee horen meer dan één”. Met de emotionele ondersteuning van de zieken zit het meestal wel goed, maar de begeleiders zouden inhoudelijk meer kunnen betekenen bij zo’n gesprek.
Dat zegt de stichting ZoBeter, die zich al langer met het fenomeen ‘co-patiënt’ bezighoudt.

Niet alleen de zieke heeft wat aan de co-patiënt, ook de zorg kan er doelmatiger door worden, denkt initiatiefnemer Etienne Tiessen. “Het kan leiden tot betere spreekkamergesprekken, minder twijfels, gezamenlijke besluitvorming met artsen over de behandelkeuzes, navolging van behandeladviezen en een sneller herstel van patiënten.” Het bedrijfsleven kan volgens hem meeprofiteren van dat snellere herstel. Daarom zouden in zijn optiek ziekenhuizen èn bedrijfsleven het co-patiëntschap moeten bevorderen.

De stichting ZoBeter hoopt ook dat mensen voor co-patiënt willen ‘leren’ om vreemden te begeleiden, omdat sommige mensen niemand hebben om mee te nemen.
Etienne Tiessen deed als mantelzorger zelf ervaringen op en riep ZoBeter in het leven. ZoBeter testte, met tijdelijke steun van verzekeraar Zilveren Kruis, het inzetten van co-patiënten in onder meer het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam. (ANP)

The post ‘Beter voorbereid met co-patiënt naar de arts’ appeared first on SIN-NL.

IGZ: Grote verbeterslag particuliere klinieken blijft uit

$
0
0

Meer particuliere klinieken voldoen aan de eisen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), maar procentueel is er van een achteruitgang sprake. Dat stelt de IGZ in het rapport Het Resultaat Telt (HRT) 2015 – Particuliere Klinieken.

Het rapport beschrijft de resultaten van de uitvraag van de risico-indicatoren over het jaar 2015. In totaal hebben 429 klinieken (locaties) de indicatoren over het verslagjaar 2015 aangeleverd. Op onderdelen gaat het goed, maar vergeleken met 2014 is de grote verbeterslag die de inspectie had verwacht niet te zien in de data van 2015.

Een aantal zaken hebben meer aandacht nodig, stelt de IGZ. Dat  gaat bijvoorbeeld over het maken van afspraken met een ziekenhuis voor calamiteiten en complicaties of zorg die de setting van een particuliere kliniek overstijgt.

Ook op andere onderdelen, zoals de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, infecties en infectiepreventie, en de kwetsbaarheid en zorgzwaarte van patiënten bij invasieve ingrepen: de preoperatieve screening van ASA-klasse, BMI en delier (bij patiënten van 70 jaar en ouder) moet de uitvoering beter. Verder komt het nog steeds voor dat orthopedische-, oog- en borstimplantaten ingebracht worden in een operatiekamer die geen klasse 1 is, terwijl dit wel is vereist.

Voor wat betreft de registratie van implantaten, het gebruik van de richtlijn of protocol tromboseprofylaxe en de operationalisering van een systeem van jaargesprekken, visitatie, IFMS en de regeling disfunctioneren voor medisch specialisten gaat het steeds beter, aldus de inspectie.

Toezicht

De inspectie is in 2015 gestart en in 2016 voortgegaan met het intensiveren van haar toezicht op de particuliere klinieken. De resultaten van het HRT 2015 vragen om een stevig vervolg ook in 2017, stelt de IGZ. Dit houdt in dat de inspectie meer onaangekondigde inspecties uitvoert.

Het uitgangspunt is vertrouwen in de bestuurders. De inspectie gaat ervan uit dat zij invulling geven aan hun primaire verantwoordelijkheid; goede zorg leveren. Echter, de historie laat zien dat een aantal bestuurders deze verantwoordelijkheid niet of onvoldoende waarmaakt.

De inspectie schrijft niet alle bestuurders en klinieken over één kam te willen scheren en stelt vast dat een aantal klinieken goed op weg is met goede zorg.
———————————————————–

  1. Het resultaat telt particuliere klinieken 2015: grote verbeterslag blijft uit

Het resultaat telt particuliere klinieken 2015: grote verbeterslag blijft uit

Nieuwsbericht | 22-02-2017

De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) publiceert vandaag Het Resultaat Telt Particuliere Klinieken 2015. Dit rapport geeft de data weer van particuliere klinieken in Nederland op verschillende risicoindicatoren.

Door de analyse wordt duidelijk waar de risico’s liggen. Bij de afzonderlijke klinieken, maar ook binnen de sector als geheel. Voorbeelden van deze indicatoren zijn bijvoorbeeld ongeplande heroperaties of infecties na een operatie. De inspectie verwacht van de particuliere klinieken dat zij deze indicatoren gebruiken om hun zorg te verbeteren.

Dit is de laatste keer dat de indicatoren van de ziekenhuizen en de klinieken apart gemeten en geanalyseerd zijn. Vanaf volgend jaar vormen de indicatoren van de ziekenhuizen en de particuliere klinieken samen een set.

Grote verbeterslag nog niet te zien

De inspectie concludeert dat het op onderdelen goed gaat. Maar vergeleken met 2014 is de grote verbeterslag die de inspectie had verwacht niet te zien in de data van 2015.

Een aantal zaken hebben meer aandacht nodig, bijvoorbeeld:

  • de afspraken met ziekenhuizen in het kader van complicaties en incidenten;
  • het inlassen van een stopmoment voor het begin van een operatie;
  • het correct gebruik van operatiekamers, passend bij het type ingreep.

Uit het rapport blijkt ook dat een aantal zaken beter gaan dan vorig jaar. Bijvoorbeeld de registratie van implantaten en de regeling disfunctioneren medisch specialisten.

Intensiever toezicht op particuliere klinieken

De inspectie is in 2015 begonnen met het intensiveren van haar toezicht op particuliere klinieken. Dat gebeurt onder meer met onaangekondigde bezoeken. Dit wordt voortgezet in 2017.

Uitgelichte resultaten

In deze infographic is een selectie opgenomen van de belangrijkste resultaten.

HRT 2015

De database met de gegevens die aan de grondslag ligt van Het Resultaat Telt 2015 is beschikbaar voor belangstellenden. Deze kan u desgewenst opvragen via persvoorlichting@igz.nl.

Meer informatie

The post IGZ: Grote verbeterslag particuliere klinieken blijft uit appeared first on SIN-NL.

IGZ: Risico in ziekenhuis verschoven van operatie naar diagnose

$
0
0

De grootste risico’s worden in ziekenhuizen niet langer gelopen bij operaties, maar bij het stellen van diagnoses. Ook bij het voorschrijven van medicatie ervaren artsen risico’s. Kwetsbare groepen patiënten lopen de grootste risico’s in ziekenhuizen. Deze conclusies trekt de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) in het rapport Het Resultaat Telt 2015 – Ziekenhuizen.

In 2012 werd voor het eerst een risicoprofiel voor ziekenhuizen ontwikkeld in samenwerking met vijftien wetenschappelijke verenigingen. Toen gaven de verenigingen aan de meeste risico’s te zien in het operatieve proces, bij de oncologische zorg en rondom medicatie. Uit de resultaten van 2015 blijkt dat het operatieve proces en de oncologische zorg zodanig zijn verbeterd dat het risicoprofiel er nu anders uitziet.

Volume

De meeste van de kwaliteitsindicatoren zijn dan ook door de IGZ vervangen, omdat zij hun doel hebben bereikt. Ook zijn bijna alle indicatoren over minimumaantallen voor specifieke operatieve ingrepen afgeschaft, omdat ziekenhuizen voldoen aan de volumenorm of de betreffende ingreep niet meer uitvoeren.

De inspectie zal komende jaren in de basis-set aandacht besteden aan het ontwikkelen van indicatoren voor het diagnostische proces. In tegenstelling tot medicatie en kwetsbare groepen, is dit nog een onderbelicht zorgproces. Nieuwe indicatoren zijn in ontwikkeling en de verwachting is dat deze een plek krijgen in de basisset van 2018 en 2019, aldus de inspectie.
————————–

Het Resultaat Telt Ziekenhuizen 2015

Nieuwsbericht | 22-02-2017 bron: igz.nl

De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) publiceert vandaag Het Resultaat Telt Ziekenhuizen 2015. Uit dit onderzoek wordt duidelijk dat de risico’s in de ziekenhuiszorg verschuiven. Daarom zal de inspectie de komende jaren meer aandacht besteden aan de risicovolle processen rond diagnostiek en coördinatie.

Het Resultaat Telt 2015 geeft ook de scores weer van alle ziekenhuizen in Nederland op verschillende kwaliteitsindicatoren. Door de analyse wordt duidelijk waar de risico’s liggen. Bij de verschillende ziekenhuizen maar ook bij de hele sector. De inspectie gebruikt deze bevindingen in haar toezicht.

Een aantal resultaten uitgelicht:

  • Risico’s binnen het operatieve proces en de oncologie zijn zo goed onder controle dat de inspectie daar minder aandacht aan hoeft te besteden.
  • Uit de analyse blijkt dat het Elektronisch Voorschrijfsysteem (EVS) is nog onvoldoende ingericht op de polikliniek. Klinisch is het EVS goed ingericht.
  • De overdracht van medicatie-informatie behoeft aandacht. Te veel ziekenhuizen weten nog steeds niet wanneer en hoeveel medicatieverificatiegesprekken worden gevoerd. Daarnaast zijn er meer medicatieverificatiegesprekken bij oudere patiënten dan bij kinderen. Bij opname worden veel meer gesprekken gevoerd dan bij ontslag.
  • Meer aandacht is nodig voor diagnostiek en coördinatie. Een goede diagnose bepaalt namelijk de kwaliteit en de effectiviteit van alle volgende stappen in een behandeling.

Indicatoren van de inspectie en de sector

De indicatoren zijn tot stand gekomen in een samenwerkingsverband tussen de IGZ, de Federatie Medisch specialisten, de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ), de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) en Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN).

Wat gebeurt er met de onderzoeksuitkomsten?

De ziekenhuizen gebruiken deze indicatoren om hun processen te verbeteren. De IGZ gebruikt de indicatoren in haar toezicht. Als blijkt dat een ziekenhuis achterblijft bij bepaalde indicatoren, is dat reden voor de inspectie om het gesprek aan te gaan en indien noodzakelijk te handhaven.

Zo zorgen de indicatoren voor de verbetering van de kwaliteit en veiligheid van de zorg voor patiënten binnen ziekenhuizen.
HRT ziekenhuizen 2015
Indicatoren per ziekenhuis

Informatie over de indicatoren per ziekenhuis vindt u via de website www.ziekenhuizentransparant.nl.

Meer informatie

The post IGZ: Risico in ziekenhuis verschoven van operatie naar diagnose appeared first on SIN-NL.

Artsen en valsheid in geschrifte: de truc van Kuks.

$
0
0

Toelichting SIN-NL
Helaas blijkt dat ook/zelfs artsen hun toevlucht nemen tot valsheid in geschrifte, bv  het verdoezelen van de gevolgen van medische fouten in het medisch dossier, in verwijsbrieven, in verslagen van MRI/CT e.d. of in juridische procedures.
Falend neuroloog Kuks  UMCG heeft zich hier aantoonbaar schuldig aan gemaakt, bij herhaling, zie www.drkuks.com  Vandaar dat wij de term: de truc van Kuks introduceren.

Het plegen van valsheid in geschrifte kan tuchtrechtelijk verwijtbaar zijn zoals bleek bij radioloog Prof dr M. Oudkerk, UMCG.
Valsheid in geschrifte kan ook strafrechtelijk verwijtbaar zijn, indien opzet of grove nalatigheid bewezen kan worden. Hiertoe dient U wel aangifte te doen bij de politie of het Openbaar Ministerie.
SIN-NL raadt U aan om Uw aangifte zelf volledig schriftelijk gereed te maken.
Helaas is het Openbaar Ministerie te terughoudend om falende artsen in deze te vervolgen.
Toch adviseert SIN-NL U om indien er sprake is van  een ernstig(e) feit(en), wel schriftelijke aangifte doen, op basis van aantoonbare feiten en documenten.
Zie oa art 225 en 228 Wetboek van Strafrecht zwartelijstartsen.nl

——————————-
Kennis Artikelen Strafrecht
Valsheid in geschrifte komt in de volksmond neer op ‘het vervalsen van documenten’, maar wat is valsheid in geschrifte juridisch gezien precies? Wat zijn de straffen die op valsheid in geschrifte staan? Is het ook strafbaar om een vals geschrift te gebruiken? Deze vragen zullen beantwoord worden in dit artikel.

Valsheid in geschrifte
Van valsheid in geschrifte is volgens de wet sprake wanneer iemand een geschrift, dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk opmaakt of vervalst, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken.

Dat houdt in dat er sprake moet zijn van:
Een geschrift: waaronder niet enkel officiële documenten als paspoorten vallen, maar ook bijvoorbeeld getuigschriften en brieven;

Dat geschrift moet bewijsbestemming hebben, het moet ‘bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen’. Dient het geschrift niet tot bewijs van enig feit (bijvoorbeeld een memo ‘ter herinnering’ voor jezelf), dan kan er geen sprake zijn van valsheid in geschrifte;

Dat geschrift moet valselijk opgemaakt zijn, of na het opmaken zijn vervalst. Immers, een onvervalst geschrift met bewijsbestemming is gewoon ‘echt’ en kan dus geen valsheid in geschrifte opleveren.

Ten slotte moet het valse geschrift zijn opgemaakt met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gaan gebruiken. Het vervalsen van een diploma valt dus enkel onder valsheid in geschrifte wanneer het de bedoeling is om het als echt diploma te gaan gebruiken. Wanneer het de bedoeling is om het als placemat te gebruiken is er geen sprake van valsheid in geschrifte.

Gebruik van een vals geschrift
Hierboven was te zien dat het valselijk opmaken of vervalsen van een geschrift strafbaar is als valsheid in geschrifte. Daarnaast is ook het opzettelijk gebruik maken van een door iemand anders vervalst geschrift strafbaar. Hiervoor moet sprake zijn van het gebruikmaken van het geschrift als ware het echt en onvervalst.

Ook het afleveren of voorhanden hebben van een dergelijk geschrift is strafbaar wanneer er wetenschap was (of er een redelijk vermoeden had moeten zijn) dat het geschrift als echt onvervalst gebruikt zou worden.

‘Valsheid in geschrifte’ door opgeven valse gegevens
Niet enkel het zelf plegen van valsheid in geschrifte is strafbaar. Ook het opgeven van valse gegevens die daarna in een authentieke akte (tot bewijs van die gegevens) worden opgenomen kan in een dergelijk geval strafbaar zijn.

Daarnaast is het ook hier strafbaar om gebruik te maken van die akte, deze voor handen te hebben of deze af te leveren.

Straf voor valsheid in geschrifte
De straf voor valsheid in geschrifte hangt af van wat er vervalst is. Sommige vormen van valsheid in geschrifte zijn ernstiger dan andere en de wetgever heeft dat tot uitdrukking gebracht in hogere maximumstraffen. Dit betreft dus maximumstraffen. De daadwerkelijke straf hangt af van de omstandigheden van het geval.

De maximumstraffen voor de belangrijkste soorten valsheid in geschrifte zijn:
‘Normale’ valsheid in geschrifte: 6 jaar,
Gebruiken van een vals geschrift: 6 jaar;
Valsheid in geschrifte in belangrijke documenten (zoals authentieke akten): 7 jaar;
Gebruik maken van valse belangrijke documenten: 7 jaar;
Valsheid in geschrifte met terroristisch oogmerk: 8 jaar;
Valsheid in geschrifte in bepaalde getuigschriften (zoals goed gedrag of bekwaamheid): 1 jaar;
Het gebruik maken van een dergelijke verklaring: 1 jaar;

Naast de gevangenisstraf zijn ook nog andere straffen mogelijk bij een veroordeling voor valsheid in geschrifte. Deze zijn zeer divers: Het gaat van een fikse geldboete (maximaal 78.000 euro) tot de ontzetting van bepaalde rechten (zoals bijvoorbeeld het recht om bepaalde ambten te bekleden).

Valsheid in geschrifte – Conclusie
Er is sprake van valsheid in geschrifte als iemand een geschrift, dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk opmaakt of vervalst, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken. Ook het gebruiken van het valse geschrift kan strafbaar zijn, net als het laten opnemen van valse gegevens in een geschrift.

Op valsheid in geschrifte staan flinke maximumstraffen, die variëren van 1 jaar tot 8 jaar gevangenisstraf. Ook bijkomende straffen kunnen worden uitgesproken. Bij een verdenking van valsheid in geschrifte is het verstandig om contact op te nemen met een professionele rechtsbijstandsverlener.

The post Artsen en valsheid in geschrifte: de truc van Kuks. appeared first on SIN-NL.

Patiëntenstop UMC Groningen – 5 weken- ivm VRE-bacterie geldt nog steeds

$
0
0
Patiëntenstop UMC Groningen geldt nog steeds
De gedeeltelijke opnamestop van nieuwe patiënten bij het Groningse ziekenhuis UMCG, dat al meer dan vijf weken wordt geplaagd door de besmettelijke darmbacterie VRE, geldt nog steeds. Er liggen nog altijd negen mensen die de bacterie opliepen, geïsoleerd in het ziekenhuis, laat een woordvoerster van het ziekenhuis weten.

Door het besmettingsgevaar zijn veel bedden op de verpleegafdelingen niet te gebruiken. Het universiteitsziekenhuis maakte eerder bekend dat ruim veertig patiënten de bacterie opliepen. Zij zijn hier niet ziek van geworden. Ook zijn er geen nieuwe gevallen van besmettingen bijkomen. Wanneer het ziekenhuis weer patiënten kan aannemen, kan de woordvoerster niet zeggen. Dat hangt af van hoe snel de laatste besmette mensen naar huis kunnen.

De bacterie (vancomycine-resistente enterokok) is ongevaarlijk voor gezonde mensen, maar bij zieke of ernstig verzwakte mensen kan de VRE-bacterie infecties veroorzaken. (ANP)

The post Patiëntenstop UMC Groningen – 5 weken- ivm VRE-bacterie geldt nog steeds appeared first on SIN-NL.

DVHN: Onterfde UMCG-prof berispt door tuchtcollege

$
0
0

Toelichting SIN-NL

Het betreft Prof. Dr. M. Oudkerk, radioloog UMCG. Zie artikel SIN-NL.


Een hoogleraar radiologie aan het UMCG is door het medisch tuchtcollege berispt omdat hij zich als arts mengde in de erfeniskwestie van zijn eigen ouders.

De professor vroeg in 2013 aan een bevriende hoogleraar neurologie een ‘puur professioneel wetenschappelijk advies over een casus van een 82-jarige vrouw’. Hij vermeldde niet dat die vrouw zijn moeder was. De vrouw was vanwege dementie opgenomen in een verpleeghuis en had samen met haar echtgenoot een nieuw testament opgesteld waarin de hoogleraar-zoon en een van zijn zussen waren onterfd. Ze was vervolgend geëuthanaseerd. Met het advies van de bevriende neuroloog in de hand spande de hoogleraar een rechtszaak aan om dat testament veranderd te krijgen.

Een andere zus, die wel vermeld was gebleven in het veranderde testament, diende een klacht in bij het medisch tuchtcollege tegen de gang van zaken. Dat tuchtcollege oordeelde dat de hoogleraar misbruik heeft gemaakt van zijn positie. Hij zou de rechter op onoorbare wijze op het verkeerde been gezet hebben.

The post DVHN: Onterfde UMCG-prof berispt door tuchtcollege appeared first on SIN-NL.

Trouw: Arts berispt voor misbruik van functie in erfenisruzie

$
0
0

Toelichting SIN-NL

Het betreft Prof. Dr. M. Oudkerk, radioloog UMCG. Zie artikel SIN-NL.


TUCHTRECHT

Een hoogleraar radiologie van het UMC Groningen is door de tuchtrechter berispt, omdat hij zijn artsenfunctie inzette in een familieconflict.

De ouders van de arts onterfden kort voor hun overlijden hem en een van zijn beide zussen. De radioloog vond dat zijn moeder op dat moment wilsonbekwaam was door dementie. Hij legde die vraag voor aan een hoogleraar neurologie, zonder te vermelden dat het om zijn moeder ging. De neuroloog bevestigde het vermoeden. Mede daardoor werd het testament door de rechtbank ongeldig verklaard.

De zus die in het testament bleef staan ging daartegen in hoger beroep. Bovendien diende ze een klacht in bij de regionale tuchtrechter. De radioloog zei daar dat hij te allen tijde had duidelijk gemaakt dat hij wel arts was, maar handelde als zoon. De tuchtrechter rekent het hem aan dat hij de neuroloog misleidde en zo een rechterlijk oordeel uitlokte op basis van incomplete informatie. Deze week werd zijn berisping vermeld in het BIG-register voor artsen. Voor zijn werk heeft dat niet direct consequenties. Het UMCG-bestuur hoorde pas gisteravond van de zaak en wil deze eerst bestuderen. De advocaat van de arts geeft geen commentaar zolang de testamentzaak loopt. De arts kan tegen de berisping nog in beroep bij het centraal tuchtcollege.

The post Trouw: Arts berispt voor misbruik van functie in erfenisruzie appeared first on SIN-NL.


Prof dr M. Oudkerk beschermde falende collega bij tuchtcollege

$
0
0

In januari 2017 kreeg radioloog Prof dr M. Oudkerk, UMCG, een berisping van het medisch tuchtcollege Zwolle, in verband met het afgeven van een foutieve medische verklaring in een erfrechtprocedure waar hijzelf nota bene zelf partij was.

Prof dr M. Oudkerk blijkt in het verleden een falende radioloog bij het Centraal Tuchtcollege de hand boven het hoofd te hebben gehouden. Oudkerk beoordeelde het handelen van de collega de G.  als goed, terwijl de G. werkte met verouderde apparatuur en een standaardprocedure niet toepaste. Ook diskwalificeerde Oudkerk ten onrechte de thoraxlhirurg Morshuis, zoals aangetoond werd door Prof. Dr B. de Mol.

Henk-Jan Braskamp overleed onnodig op 28 jarige leeftijd (10-02-1973 – 26-11-2001) oa door het falen van radioloog de G.

Lees hierover in het boek ‘Medische Missers’ (2009) van Ton van Dijk (journalist) en Peter Pop (arts), of klik op een van de pagina’s hieronder.

ton-van-dijk-peter-pop-medische-missers-h5-p1-oudkerk ton-van-dijk-peter-pop-medische-missers-h5-p2-oudkerk ton-van-dijk-peter-pop-medische-missers-h5-p3-oudkerkton-van-dijk-peter-pop-medische-missers-h5-p4-oudkerk

Lees ook

The post Prof dr M. Oudkerk beschermde falende collega bij tuchtcollege appeared first on SIN-NL.

Dr. Kuks, neuroloog UMCG kiest voor: fraude, schending beroepsgeheim, censuur, falen en graaien

$
0
0

De oorzaak

Nov. 2000: Experimentele operatie bij Sophie Hankes, door neurochirurgen Prof. M. Samii en dr. M. Tatagiba, zonder informatie en toestemming verricht. Plaatsing van teflon tussen hersenstam en verdikte rechter vertebralis slagader.

Jan. 2001: Sophie wordt bewusteloos binnen twee minuten bij rechtop zijn. Ligt zes maanden in een Nederlands ziekenhuis, zonder diagnostiek.

Juli 2001: Heroperatie door neurochirurg Jannetta (1932-2016).

Okt. 2001: Sophie wordt bewusteloos binnen twee minuten bij rechtop zijn.

Mei 2015: Neuroloog deelt mee dat teflon een foreign body reaction en hersenoedeem veroorzaakt, maar weigert dit in het medische dossier te registeren ondanks drie aanwezigen bij het consult.

Wat doet Dr. Kuks?

  1. Mei 2005: Vervalst medische geschiedenis, ondanks correcte verwijsbrief van revalidatiearts.
  2. Mei 2005: Fraudeert in brief naar de revalidatiearts.
  3. Mei 2009: Schond beroepsgeheim in ingezonden brief Medisch Contact
  4. Sept. 2009: Loog aantoonbaar bij rechtbank Groningen.
  5. Stelt tegeneis in om ZwarteLijstArtsen te laten verwijderen. Echter staat de 

Rechtbank Groningen aan SIN-NL toe om deze website online te publiceren en Kuks op deze zwarte lijst te handhaven.
  6. 2010: Kuks spant kort geding aan wegens website jankuks.nl met aanklacht tegen hem
  7. 2012: Kuks spant kort geding aan wegens website drkuks.com
  8. Nov. 2012: Kuks begint met incasseren dwangsom 150.000 euro van Sophie Hankes.
  9. 2015: Kuks doet aangifte wegens een Tweet, brief met feiten en 1 week foto

Gevolgen van de acties van Dr. Kuks

sin-nl-sjoemelartsen-poster-infographic-web

Klik op de afbeelding voor een vergroting

Sophie Hankes, ernstig progressief ziek en invalide door foutieve experimentele neurochirurgie verricht zonder haar toestemming heeft geen toegang tot gezondheidszorg in Nederland. Zij is inmiddels in het buitenland onder behandeling voor onder andere: hersenoedeem als gevolg van foreign body reaction op de experimenteel geplaatste teflon, bewusteloosheid door posturele tachycardie, hypertensie, en doorbloedingsstoornissen in de schedelbasis. Al deze gevolgen van de medische fout worden door sjoemelarts Kuks al meer dan 11 jaar ontkend.

Kuks negeert zijn ethische, professionele en wettelijke zorgplicht.

 

Stichting Iatrogene Nalatigheid-Nederland (SIN-NL)

Iatrogeen = door artsen veroorzaakt.
SIN-NL publiceert feiten en documenten omtrent het falen en graaien van Dr. Kuks, in het kader van:

  • zelfverdediging
  • de vrijheid van meningsuiting
  • de persvrijheid
  • het algemeen belang

The post Dr. Kuks, neuroloog UMCG kiest voor: fraude, schending beroepsgeheim, censuur, falen en graaien appeared first on SIN-NL.

Hartproblemen vrouwen minder snel herkend

$
0
0

Dagelijks sterven in Nederland 57 vrouwen aan hart- en vaatziekten, onder meer omdat de signalen, anders dan bij mannen, niet goed begrepen worden. Zo blijken vrouwen met milde kransslagaderverkalking een slechtere kwaliteit van leven te hebben, leven ze met meer angst en zijn ze negatiever gestemd dan mannen met dezelfde aandoening. 

Dat concluderen onderzoekers van het ETZ en Tilburg University in een speciale uitgave van het wetenschappelijke tijdschrift Circulation: Cardiovascular Quality and Outcomes van de American Heart Association.

Reeds bekend was dat mensen met milde vernauwingen van de kransslagader gemiddeld meer stressklachten (angst, depressie, negatieve stemming) hebben dan mensen zonder deze hartklachten. Maar zijn er ook verschillen tussen mannen en vrouwen, wilden de onderzoekers weten.

Daartoe werd het verband tussen niet-obstructieve hartziekten en stressklachten onderzocht bij 523 patiënten (tussen de 35 en 85 jaar) in het ETZ en 1347 mensen uit de ‘gewone’ bevolking met dezelfde leeftijds- en sekseverdeling.

Bij niet-obstructieve hartziekten is de kransslagader, die het hart van zuurstofrijk bloed voorziet, gedeeltelijk vernauwd, wat een grotere kans betekent op een hartinfarct en overlijden. Deelnemers vulden vragenlijsten in over hun fysieke en mentale kwaliteit van leven, stressklachten, welbevinden en hun karakter.

Dr. Paula Mommersteeg, hoofdonderzoeker van de studie en universitair docent Medische en Klinische Psychologie aan Tilburg University: “Kwaliteit van leven, stress en persoonlijkheid zijn van invloed op het beloop van hartziekten. Daarom hebben we die aspecten onderzocht als mogelijke indicatie voor toekomstige hartklachten. We waren verrast en hadden niet verwacht dat de sekse- en genderverschillen zo duidelijk zouden zijn.”

Uit het vergelijkende onderzoek bleek namelijk dat vrouwen met een niet-obstructieve hartziekte in vergelijking met mannelijke patiënten, een slechtere kwaliteit van leven hadden, vermoeider, angstiger en minder positief waren, en meer negatieve emoties hadden.

Statistische analyses lieten zien dat deze verschillen tussen vrouwen en mannen verklaard konden worden door biologische verschillen (sekse) en sociaal-culturele normen (gender). Denk daarbij aan: leeftijd, opleiding, burgerlijke staat, loopbaan en alcoholgebruik. Het is nog onduidelijk of deze bevindingen ook gelden voor andere patiënten met (andere) hartziekten.

De studie sluit aan bij een actueel onderwerp waarvoor onlangs cardioloog Janneke Wittekoek ook aandacht vroeg (o.a. bij Jinek) in haar boek Het Vrouwenhart. De signalen bij mannen zijn vaak een krampende of drukkende pijn op de borst, vrouwen krijgen klachten als vermoeidheid, kortademigheid en rugpijn. De klachten bij vrouwen werden lange tijd niet direct gekoppeld aan hartklachten.

Het onderzoek vond plaats in het kader van de ETZ TweeSteden Milde Stenose (TWIST) studie.

The post Hartproblemen vrouwen minder snel herkend appeared first on SIN-NL.

Kamer wil falende zorgbestuurders kunnen weren

$
0
0

Bestuurders in de zorg die keer op keer hun werk niet goed doen, moeten voortaan van bestuursfuncties kunnen worden uitgesloten. Dat vindt de Tweede Kamer, die het kabinet donderdag vroeg zo’n bestuursverbod in de wet op te nemen.

Het kabinet voelt weinig voor zo’n verbod, maar regeringspartij VVD en het CDA zetten door en kregen steun van een Kamermeerderheid voor hun plan. Het bestuursverbod moet gaan gelden in de ouderenzorg, de gehandicaptenzorg, de jeugdzorg en de geestelijke gezondheidszorg. Het was CDA-Kamerlid Mona Keijzer en VVD’er Sjoerd Potters een doorn in het oog dat wanpresterende bestuurders geregeld bij een andere instelling weer aan de slag gingen.

Keijzer is “blij dat dit verbod er nu komt”. Ze wijst op de ,,grote negatieve gevolgen” die het wanbeleid van falende bestuurders heeft “voor de mensen die afhankelijk zijn van hun goede zorgen”. (ANP)

The post Kamer wil falende zorgbestuurders kunnen weren appeared first on SIN-NL.

NZa: Boete van 2 ton voor Groningse tandarts Geertsema bv om te dure kronen

$
0
0

Een tandartspraktijk in Groningen moet een forse boete betalen omdat zij ten onrechte patiënten toeslagen liet betalen.

De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft een boete opgelegd van 200.000 euro voor de wanpraktijken, maakte de organisatie vrijdag bekend .

Patiënten betaalden minimaal 200 euro extra voor het plaatsen van een kroon. De toeslag werd geboekt onder de noemer ‘toeslag kwaliteit’ of ‘cosmetische behandeling’ en kreeg op de rekening de niet bestaande code K30 mee.

In totaal hebben volgens de NZa ruim driehonderd patiënten deze vergoeding betaald, waarbij een aantal van hen zelfs meerdere malen.

De NZa heeft eerder gewaarschuwd dat mondzorgpraktijken mogelijk onterecht een toeslag in rekening brengen. In Nederland is wettelijk vastgesteld wat mondzorgverleners in rekening mogen brengen en wat (een onderdeel van) een behandeling maximaal mag kosten.

The post NZa: Boete van 2 ton voor Groningse tandarts Geertsema bv om te dure kronen appeared first on SIN-NL.

Voor kinderporno veroordeelde psychiater M. van Rooij toch niet welkom bij Mediant

$
0
0
—————–
Voor kinderporno veroordeelde psychiater  toch niet welkom bij Mediant
ENSCHEDE – De veroordeelde psychiater die bij Mediant zou komen werken is toch niet welkom. “We hebben moeten constateren dat er binnen de organisatie onvoldoende draagvlak voor hem bestaat”, staat in een interne e-mail van de directie, die in bezit is van deze krant. “We hebben besloten om terug te komen op ons besluit.”

De psychiater is in 2012 veroordeeld voor het bezit van een grote hoeveelheid kinderporno. Het leverde de man een taakstraf van 240 uur en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een jaar op.

‘Geen onderwerp van discussie’
Later besloot de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) dat de psychiater, die niet uit Twente komt, nooit meer met minderjarigen mag werken. Bij Mediant zou hij op de afdeling ouderenpsychiatrie komen te werken, en geen cliënten mogen behandelen die seksueel misbruikt zijn.

Eerder deze week verklaarde geneesheer directeur Henk van den Berg van Mediant nog dat het aanstellen van de psychiater een zekerheid was. “De beslissing is genomen door de raad van bestuur en is geen onderwerp meer van discussie. Daar staan we achter.”

Onrust
De aanstelling zorgde voor onrust onder het personeel van Mediant, dat vooraf door de directie was ingelicht. Van den Berg verklaarde in deze krant begrip te hebben voor die onrust, maar de aanstelling van de psychiater niet te zullen terugdraaien. “Ik heb lang gesproken met IGZ. Die gaf aan geen bezwaren te zien voor een nieuw dienstverband. Er is ook nooit een klacht tegen hem ingediend, de reden voor zijn veroordeling speelde zich geheel af in de privésfeer.”

Dat de man toch niet voor Mediant gaat werken valt de directie zwaar, zo blijkt uit de mail. “We betreuren dit voor alle partijen.”

The post Voor kinderporno veroordeelde psychiater M. van Rooij toch niet welkom bij Mediant appeared first on SIN-NL.

Ter nagedachtenis aan Lubertus Hankes, vermoord door dr Ben Zylicz


GMC (Engelse Orde der Artsen) zwaar onder vuur omdat ze nalatige artsen beschermt

$
0
0
Commentaar SIN-NL
In Nederland leggen medische tuchtcolleges  in minder dan 15% van de procedures een maatregel op. Meestal is dit  slechts een waarschuwing  nb zelfs wanneer een patient, volwassen of kind sterft door een nalatige arts.
De namen van nalatige artsen die een waarschuwing kregen blijven anoniem en worden niet bekend gemaakt.
Het is duidelijk dat medisch tuchtcolleges falende collega-artsen beschermen in plaats van de burgers.
——————
Ze waren vier minuten te laat op hun doktersafspraak. Dus weigerde huisarts kleutertje te onderzoeken. Enkele uren later was het meisje van 5 dood.

 Bron: MIRROR, DAILY MAIL –

Het was druk bij de huisarts toen Shanice met haar vijfjarige dochtertje Ellie-May binnenkwam in de praktijk. Op het nippertje te laat, want ze waren officieel acht minuten na de starttijd van hun afspraak binnen gelopen, volgens de mama vier minuten. Toch was de huisarts streng: “Kom morgenvroeg maar terug”, klonk het. Enkele uren later was Ellie-May dood.

Shanice was erg ongerust over haar vijfjarig dochtertje. Al maanden wisten ze dat ze een kans had om een levensbedreigende astma-aanval te krijgen. Toen het meisje op school dan ook zo’n aanval kreeg, maakte haar mama zo snel mogelijk een afspraak bij de huisarts, om dezelfde dag nog langs te kunnen gaan, want die dokteres was op de hoogte van het risico voor Ellie-May.

 “Kom morgen maar terug”

Toen de twee daar, vier of acht minuten, te laat aankwamen, werden ze wandelen gestuurd. “Kom morgen maar terug”, zei de huisarts, terwijl ze hen negeerde en niet vroeg wat het probleem was of hoe het gesteld was met Ellie-May. Shanice droop af en besloot haar dochtertje vroeg in bed te stoppen om de volgende ochtend meteen terug te kunnen gaan.

Een uur nadat Shanice haar kindje in bed had gestopt, kreeg het meisje opnieuw een astma-aanval. Ze kon niet meer ademen. De hulpverleners probeerden haar nog te reanimeren, maar enkele minuten later was het meisje gestorven. Op 26 januari 2015 moest Shanice op die manier haar kindje afgeven in het Welshe Newport.

 Dokter is deel van de oorzaak

In een NHS-rapport, dat Daily Mail kon inkijken, staat dat de weigering van de arts om Ellie-May te behandelen, mee aan de oorzaak ligt van haar dood. In dezelfde papieren staat ook dat haar medewerkers niets hadden durven zeggen toen, omdat ze de herhaaldelijke woedeaanvallen van de dokteres vreesde. Eén collega had haar wel gevraagd, waarom ze het meisje naar huis stuurde. Toen antwoordde de kwade huisarts dat ze middenin een andere consultatie had gezeten. Dat bleek niet te kloppen, zo zegt het rapport.

Toch was de straf die de dokteres gekregen heeft mild. De huisarts, die ondertussen 53 is, werd zes maanden geschorst door het General Medical Council (GMC), maar moest geen loon afgeven en kwam er vanaf met een milde berisping, na een hoorzitting vorig jaar in mei. Ze kreeg enkel een schriftelijke waarschuwing dat ze dat niet nog eens mocht doen. Ondertussen is ze wel van praktijk veranderd en werkt ze in Cardiff.

 “Dat kan toch niet”

Nu is er een groot protest gekomen tegen de houding van de bond voor geneesheren, de GMC. “Dit systeem brengt op deze manier patiënten in gevaar”, klinkt het bij oud-voorzitter Donald Irvine. Hij vindt dat de bond dringend moet hervormd worden. “De GMC is er om het volk te beschermen en niet voor het gemak van de artsen”, zegt hij.

————————
Steve Robson
Dr Joanne Rowe, 53, turned Ellie-May Clark(5) away,she later died at home from an asthma attack
 Girl, 5, died after mum turned up FOUR minutes late for emergency appointment and GP refused to see her

Ellie-May Clark died after suffering an asthma attack (Photo: Collect Unknown)

A five-year-old girl died after being turned away from an emergency appointment with her GP because she was a few minutes late.

Ellie May-Clark had been due to see Dr Joanne Rowe, 53, at her local surgery The Grange Clinic in Newport, south Wales.

Her mum Shanice says they were four minutes late for the appointment and were told to go home and come back the next morning.

Ellie-May stopped breathing shortly after she was put to bed and died the same night from an asthma attack.

According to the Mail on Sunday, a damning NHS report found Dr Rowe’s refusal to see Ellie-May was the “root cause” of her death.

Months earlier, Dr Rowe had been warned by a paediatrician that Ellie-May was in danger of suffering a “life-threatening” asthma attack, the report is said to have found.

Ellie-May was turned away from The Grange Clinic in Newport (Photo: Collect Unknown)

Dr Rowe had claimed to have been “in the middle” of seeing another patient, but the surgery’s computer system showed that this was not the case, the Mail on Sunday reports.

The GP was suspended on full pay for six months following Elli-May’ death in January 2015.

A General Medical Council hearing into her fitness to practice again was held behind closed doors due to a loophole which protects medics from scrutiny.

The hearings, which are normally public, can be held in private when a doctor agrees in advance to accept a punishment.

Dr Rowe accepted a written warning and promised not to repeat her behaviour.

But last night campaigners called for reform to GMC hearings.

And Ellie-May’s grandmother Brandi said: “We’ve never even had an apology from Dr Rowe, who got away with just a slap on the wrist after her clock-watching attitude killed our beautiful girl.”

The post GMC (Engelse Orde der Artsen) zwaar onder vuur omdat ze nalatige artsen beschermt appeared first on SIN-NL.

‘Onderzoek en bekendheid zeldzame ziekten schiet tekort’

$
0
0

Aankomende dinsdag wordt op Nationale Zeldzameziektendag aandacht gevraagd voor zeldzame aandoeningen. In Nederland hebben ongeveer een miljoen mensen een zeldzame aandoening. Toch is er vanuit de overheid en farmaceutische industrie weinig aandacht voor deze ziekten.

Omdat de ziektes zeldzaam zijn, is het lastig om te zeggen welke het meest voorkomen, ook worden steeds meer varianten van ziektes bekend. “Wanneer de aandoeningen worden gegroepeerd, komen over het algemeen neuromusculaire aandoeningen en stofwisselingsziektes vaak voor”, aldus Oosterwijk.

“Internationaal bestaat er geen systeem dat het aantal aandoeningen bijhoudt. Daarom zeggen we dat vier tot acht procent van de mensen een zeldzame aandoening heeft”, vertelt Oosterwijk. “Zo’n aandoening kan zich vanaf de geboorte openbaren, maar kan zich ook tijdens de kinderjaren pas ontwikkelen.”

Erfelijkheid

Zo’n 80 procent van de zeldzame aandoeningen zijn erfelijk, maar dit wil niet zeggen dat de problemen zich ook daadwerkelijk gaan ontwikkelen. Een voorbeeld hiervan is erfelijke borstkanker. Deze zeldzame aandoening kan in iemand zijn DNA aanwezig zijn, maar hoeft niet bij iedereen tot borstkanker te leiden.

Aangeboren zeldzame aandoeningen zijn bijvoorbeeld ook een open rug of een hazenlip, maar dit is niet altijd erfelijk. Het risico op zo’n afwijking wordt groter wanneer de aanstaande moeder bijvoorbeeld geen foliumzuur slikt tijdens de zwangerschap. Ook het drinken van alcohol en roken tijdens de zwangerschap kan voor niet-erfelijke zeldzame aandoeningen zorgen.

Een bekende aandoening die door alcohol kan worden veroorzaakt is het Foetaal Alcohol Syndroom (FAS). Een FAS-baby heeft vaak een te laag geboortegewicht, groeien over het algemeen traag, kunnen tenger zijn en hebben vaak een abnormaal klein hoofd.

Vaak worden de symptomen van een ziekte die weinig voorkomt in eerste instantie niet aangemerkt als zeldzame aandoening. “De klachten en symptomen worden geregeld in een ander hokje geplaatst. Zo wordt iemand met klachten verteld dat het bijvoorbeeld om een lichamelijke beperking gaat”, aldus Oosterwijk.

Geneesmiddelen

Omdat de foutenmarge groot is wil het VSOP het bewustzijn over zeldzame ziekten vergroten. “Naar diabetes, dementie en bijvoorbeeld kanker wordt veel onderzoek gedaan, maar zeldzame ziektes delven vaak het onderspit.” Ook in de geneesmiddelenindustrie is weinig interesse in zeldzame aandoeningen, omdat er pas geld met een medicijn wordt verdiend wanneer veel mensen een ziekte hebben.

“Er wordt op dit moment gezocht naar geneesmiddelen die mogelijk de symptomen van meerdere zeldzame aandoeningen kunnen bestrijden, maar daarbij is een Europese of internationale samenwerking nodig.” Hoe meer mensen zich met een bepaalde symptomen melden, hoe eerder er vanuit de famaceutische industrie interesse is in de ontwikkeling van een nieuw medicijn.

Onderzoek

“In Frankrijk en Engeland wordt in verhouding tot Nederland bijvoorbeeld per hoofd van de bevolking meer geld geïnvesteerd in medisch onderzoek. Aan de andere kant hebben we in Nederland juist betere academische ziekenhuizen. Ook hebben we in Nederland een goede gezondheidszorg.”

Oosterwijk vult nog aan dat er wel een goede ontwikkeling gaande is op het gebied van kennis over zeldzame aandoeningen. “Wereldwijd komen er steeds meer expertisecentra. Deze zijn verplicht om samen te werken, om subsidie voor onderzoek te krijgen.”

Het thema van Nationale Zeldzameziektendag, ofwel International Rare Diseaseday, is dit jaar “onderzoek”. In 2013 lanceerde Edith Schippers, Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, het Nationaal Plan Zeldzame Ziekten.

De minister heeft gevraagd naar nieuwe adviezen en wil weten wat er moet gebeuren. Op 28 februari overhandigt het VSOP aan de minister een rapport met daarin aanbevelingen voor nieuw onderzoek die prioriteit hebben.

The post ‘Onderzoek en bekendheid zeldzame ziekten schiet tekort’ appeared first on SIN-NL.

Welke anesthesioloog kreeg waarschuwing voor slechte beademing bij patient die overleed.

$
0
0

ECLI:NL:TGZCTG:2016:345 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.004 waarschuwing anesthesioloog
Klacht tegen anesthesioloog.
De klacht is ingediend door de kinderen en de echtgenote van patiënt. Patiënt was ter observatie opgenomen op de SEH met buikklachten. Na een diepe septische shock is hij met spoed geopereerd aan een dunne darmperforatie bij een beklemde navelbreuk. Na het ontwikkelen van een sepsis met multi-orgaan falen is patiënt wederom geopereerd (second look) en na de operatie bij het overtillen overleden. Er is een calamiteiten melding gedaan.
De klacht betreft de beademing, de calamiteitenmelding en het contact met klagers na het overlijden van patiënt. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht over de beademing gegrond verklaard en de anesthesioloog daarvoor de maatregel van waarschuwing opgelegd, met publicatie van de beslissing. Partijen zijn in principaal respectievelijk incidenteel beroep gekomen. Het Centraal Tuchtcollege heeft beide beroepen verworpen.
Datum uitspraak: 17-11-2016 Datum publicatie: 17-11-2016 ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2016:345Domein: Gezondheidszorg

zie medischcontact.nl

————-

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2016.004 van:

A., anesthesioloog, werkzaam te B.,

appellant, tevens verweerder in het incidenteel beroep, verweerder in eerste aanleg,

gemachtigde: mr. O.L. Nunes, advocaat te Utrecht,

tegen

C., wonende te D., E., wonende te F., G., wonende te H.,

I., wonende te J., verweerders in beroep, tevens incidenteel appellanten, klagers in eerste aanleg.

1.        Verloop van de procedure

A., E., G. en I. – hierna klagers – hebben op 4 december 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen A. – hierna de anesthesioloog of appellant  – een klacht ingediend. Bij beslissing van 24 november 2015, onder nummer 14/426, heeft dat College de klacht deels gegrond verklaard en de anesthesioloog voor het gegrond verklaarde deel de maatregel van  waarschuwing opgelegd en publicatie gelast.

De anesthesioloog is van die beslissing voor zover gegrond verklaard, tijdig in beroep gekomen. Klagers hebben een verweerschrift in beroep ingediend en daarbij tevens incidenteel beroep ingesteld. De anesthesioloog heeft hierop gereageerd met een verweerschrift in het incidenteel beroep.

De zaak is in  beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 4 oktober 2016, waar zijn verschenen C., E., en I., en de anesthesioloog, bijgestaan door zijn gemachtigde,

mr. Nunes voornoemd. Tevens was ter zitting aanwezig K., zus respectievelijk dochter van klagers. Klaagster G. is met kennisgeving niet ter terechtzitting verschenen.

Partijen hebben pleitnotities overgelegd.

2.        Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

 

2.       De feiten

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1.      Klagers zijn de kinderen, respectievelijk echtgenote van de heer

L., geboren in 1950, hierna patiënt te noemen. Patiënt was bekend met een navelbreuk, die hij zelf reponeerde. Op vrijdag 8 maart 2013 had patiënt erg moeten braken (het braaksel rook naar ontlasting). Hij heeft zijn navelbreuk moeten reponeren. Na het terugduwen daarvan bleken de klachten voorbij. Op zondag

10 maart 2013 kreeg patiënt aan het begin van de avond hevige buikklachten. Hij is per ambulance naar het M. te B. vervoerd.

2.2.      Patiënt is gepresenteerd op de SEH en door de dienstdoende arts op de SEH (zaak 14/424, verder ook te noemen: de ANIOS) gezien en beoordeeld. Op het SEH-formulier is onder meer het volgende genoteerd:

“Conclusie:

Opname, observatie buikpijnklachten, verdenking beginnende ileus dd klachten bij navelbreuk dd beginnende pancreatitis. Ureum en Hb passen niet bij heftige hoge tractus digestivus bloeding. NPO, maagsonde, 3 liter infuus. Morgen lab herhalen.”

2.3.      Patiënt is tot 23.00 uur op de SEH geweest en is ter observatie opgenomen op de verpleegafdeling chirurgie. In de ochtend van 11 maart 2013, om 05.00 uur, is patiënt  in een diepe septische shock aangetroffen door de nachtverpleegkundige. Patiënt is vervolgens naar de afdeling Intensive Care (IC) overgebracht voor stabilisatie.

2.4.      Bij CT-onderzoek, verricht om 07.00 uur, is geconstateerd dat sprake was van een dunne darmperforatie bij een beklemde navelbreuk. Het operatieverslag vermeldt daartoe het volgende:

“Conclusie: beklemde navelbreuk met focale dunne darmperforatie zoals bovenomschreven. Ascites in alle kwadranten. Geen bloeding. Geen aanwijzing voor ischemie. Mogelijk infiltraat dorsobasaal rechter onderkwab.”

2.5.      Patiënt is om 09.06 uur met spoed geopereerd (laparotomie). Het aangedane stuk darm ter hoogte van de navelbreuk is verwijderd en er is een side-to-side anastomose gemaakt. Het verslag vermeldt het volgende:

“Het stukje dunne darm ligt net thv de navelbreuk, het beeld met de striemen op de darmlis en de haemorrhagie lijkt het meest te passen bij een perforatie agv een beklemde navelbreuk.”

 

2.6.      Patiënt is na de operatie opgenomen op de afdeling IC, alwaar hij korte tijd later een sepsis met multi-orgaan falen ontwikkelde. Intensivist N. verklaart bij brief van 28 september 2015 over de beademing op de IC:

“(…) De beademing was moeizaam door het vele vocht in de longen en thoraxwand (door capillairlekkage bij de ernstige septische shock) en tevens door de hoge buikdruk. De beademingsinstellingen waren als volgt: ademminuutvolume 20 liter, hoge beademingsfrequentie 35-40 x met kleine teugen, zogenaamde “protective lung ventilation”, zuurstoffractie Fio2 80%, daarbij nauwelijks intrinsieke PEEP, maar wel hoge beademingsdrukken). (…)”

2.7.     In de ochtend van 13 maart 2013 is door intensivist N. chirurg O. besloten tot een tweede operatie (relaparatomie). De beademing van patiënt werd op dat moment ernstig bemoeilijkt omdat hij inmiddels ernstig oedemateus was. Verweerder, die 25 jaar ervaring als anesthesioloog heeft en sedert 2007 verbonden is aan het M., was op dat momentde dienstdoende anesthesioloog op de OK. Verweerder heeft tijdens de second look operatie het beademingsbeleid aangepast. Patiënt kreeg op de IC en tijdens transport naar OK 30 x 500 ml FiO2 100% en PEEP 20 mbar hetgeen door verweerder bij de overdracht naar de operatiekamer is ingesteld op 12 x 500 ml met 20mbar PEEP. In de operatiekamer was geen ‘point of care’ apparatuur aanwezig om ter plaatse de bloedgassen te kunnen meten.

2.8.      De operatie is om 09.43 uur gestart. Bij de operatie is vier liter troebel vocht afgezogen. De anastomose bleek niet te lekken. De circulatie van het distale ileumdeel was evenwel dubieus. De buik is na spoeling gesloten.

2.9.      Patiënt kreeg direct na de operatie om 10.30 uur bij het overtillen van de operatietafel naar het bed een hartstilstand en is na een onsuccesvolle reanimatie om 10.53 uur overleden.

2.10.    De Raad van Bestuur heeft op basis van artikel 4a Kwaliteitswet zorginstellingen op 20 maart 2013 een calamiteitenmelding gedaan bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Een calamiteitencommissie heeft vervolgens onderzoek verricht, hetgeen heeft geresulteerd in een eerste onderzoeksrapport gedateerd 5 juli 2013. In dit calamiteitenrapport staat met betrekking tot de second look operatie onder meer:

“(…)  Het IC beloop erna was gecompliceerd. Er ontwikkelde zich een diepe sepsis met Multi orgaan falen waarna patiënt, na overleg met de familie, waarbij gewezen werd op de risico’s op 13-3 opnieuw naar de OK is gegaan voor een second-look relaparotomie in verband met verdenking van een ongoing sepsis. De anesthesist die patiënt tijdens deze ingreep zou gaan begeleiden geeft aan dat er sprake is van een ASA 5 patiënt. Waarmee aangegeven werd dat het hier een zeer zieke patiënt betrof, waarbij zelfs het transport van de IC naar de OK een risico in zich droeg.

(…) Tijdens de operatie werd zo min mogelijk narcose gegeven. Patiënt kreeg 100% O2 teneinde hem zo stabiel mogelijk te houden. Peroperatief ontstond atriumfibrilleren, waarop hij digoxine i.v. kreeg. Bij het overtillen van de OK tafel naar het bed kwam de patiënt in een reanimatie setting terecht die hij niet heeft overleefd.

Uit het gesprek met de commissie met de anesthesist is gebleken dat de monitoring op de OK verschilt van die van de IC. Het zou beter zijn als de apparatuur op beide locaties gelijk zou zijn en er op de OK ook een “point of care” zou worden gebruikt. In de toenmalige situatie zou dit voor het verdere beloop en de reanimatiesetting evenwel geen verschil hebben uitgemaakt. De commissie heeft derhalve geen aanleiding gevonden om hier nader onderzoek naar te doen. (…)”

2.11.    Het eerste calamiteitenrapport is door de  IGZ als onvoldoende beoordeeld, waarna een tweede onderzoek heeft plaatsgevonden – zulks met hulp van twee calamiteitenonderzoekers van het P. – en opnieuw een rapport is opgesteld gedateerd 2 december 2013. Dit rapport is voldoende beoordeeld (ziekenhuis heeft voldoende onderzocht en verbetermaatregelen genomen). In dit rapport staat met betrekking tot de relaparotomie:

“(…) Op 13 maart 2013 om 05.45 uur blijkt dat nog steeds sprake is van een persisterende shock, hyperlactatemie en nu ook diffuus intravasale stolling (…). Patiënt bleef vullingsbehoeftig, was moeilijk te beademen en had een oplopend lactaat van 7,0 naar 11,4. Er waren verder aanwijzingen voor een abdominaal compartiment syndroom.

Er volgt overleg tussen de intensivist en chirurg, waarbij gesproken wordt over een relaparotomie. Gezien de conditie van de patiënt en het ontbreken van noodzakelijke bewakings- en beademingsapparatuur is het veilig verrichten van een CT abdomen niet mogelijk.

(…) De familie besluit –ondanks de aanwezige risico’s – akkoord te gaan met de voorgestelde operatie.

Uit de gesprekken met de anesthesist (…) is naar voren gekomen dat patiënt geclassificeerd werd als een ASA 5 patiënt. (…) De circulatie van de patiënt was immers instabiel met een hoge dosering inotropie. Tijdens het transport kon met behulp van de in het ziekenhuis beschikbare beademingsapparatuur een Fio2 van maximaal 0,8 (80%) bereikt worden.

(…)

Om 09.15 werd begonnen met de relaparotomie. Patiënt bleef beademd worden met een PEEP van 20mm.Fio2 1,0, RR 94/50 mm Hg; pols 122/min. (…)

Tijdens de operatie was de saturatie niet goed te meten ten gevolge van een gemarmoreerde huid door zeer ernstige capillaire vasoconstrictie. Patiënt kreeg tijdens de operatie 100% O2 teneinde hem zo stabiel mogelijk te houden.

(…)

De commissie concludeert dat er tijdens het verblijf op de IC (na de eerste operatie) sprake was van een ernstig zieke patiënt, die slechts met veel vocht, hoge dosering inotropie en maximale beademingsvoorwaarden in leven te houden was. De tweede operatie lijkt vooral voort te komen uit een “rug tegen de muur” gedachte. (…)”

2.12.      IGZ heeft op 13 mei 2014 de melding als afgehandeld geoordeeld en heeft het volgende aan de Raad van Bestuur geschreven:

“De inspectie concludeert op grond van uw onderzoek dat de aangelegenheid waarop de melding betrekking heeft, inmiddels zorgvuldig is onderzocht en dat voldoende verbetermaatregelen zijn genomen. De inspectie is van mening dat u als bestuurder zicht heeft op wat er speelt in uw ziekenhuis en dat u voldoende maatregelen treft om de patiëntenzorg te verbeteren. Om die reden ziet de inspectie nu geen aanleiding tot aanvullende (bestuursrechtelijke) maatregelen. Mocht uit de audit van de SEH blijken dat er sprake is van structurele tekortkomingen, dan kan de inspectie alsnog besluiten om maatregelen te treffen. De voortgang van de verbetermaatregelen en de uitkomst van de audit zal worden vervolgd door de accounthouder van uw ziekenhuis.”

2.13.    Op 9 april 2013 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klagers, de SEH verpleegkundige, de verpleegkundige van de afdeling chirurgie, de ANIOS en de chirurg waarmee het observatiebeleid is afgestemd. Op 2 mei 2013 hebben klagers gesproken met leden van de calamiteitencommissie. Een tweede gesprek met de arts van de SEH en voornoemde chirurg heeft plaatsgevonden op 22 mei 2013.

 Op 9 september 2013 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klagers en de Raad van Bestuur. Een vervolggesprek met de Raad van Bestuur vond plaats op 2 oktober 2013. Een gesprek met verweerder heeft plaatsgevonden op 16 december 2013.

          3.         De klacht en het standpunt van klagers

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

1.        geen zorg heeft gedragen voor een adequate beademing tijdens de operatie van 13 maart 2013. Patiënt werd op de IC beademd onder specifieke en noodzakelijke beademingsvoorwaarden (hoge peep-drukken en beademingsfrequentie). De beademing is bij het overzetten van de IC naar de OK door verweerder ingesteld van30 x 500 ml O2 op de IC naar 12 x 500 ml, derhalve een reductie van 60% van het totale ademvolume per minuut. Uit de registratielijst blijkt dat er ook onvoldoende PEEP is gegeven;

2.        ten onrechte geen melding heeft gemaakt van een incident c.q. calamiteit ten tijde van de second look operatie;

3.        zich na de tweede operatie ten onrechte niet direct bij de familie heeft gemeld en dat hij ten onrechte geen openheid van zaken heeft gegeven.

          4.         Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder nader ingegaan.

5.         De overwegingen van het college

5.1       Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. In het tuchtrecht is persoonlijke verwijtbaarheid uitgangspunt.

5.2       Verweerder heeft aangevoerd dat hij niet is tekortgeschoten in zijn zorgplicht, nu een betere beademing tijdens de operatie onder de gegeven omstandigheden niet mogelijk was en dat de door hem gekozen beademingsinstellingen om die redenen verdedigbaar waren.

5.3       Gebleken is dat patiënt zeer moeilijk te beademen was door onder meer het vele vocht in zijn longen en in de thoraxwand, alsmede de hoge buikdruk. Op de IC werd beademd met een ademminuutvolume van 15-20 liter, met een hoge beademingsfrequentie, met kleine teugen en onder hoge druk. Tijdens de operatie is patiënt tot aan de reanimatie beademd met 6 liter ademminuutvolume (12/min, patiënt>100 kg), in tegenstelling tot de eerder ingestelde 15-20 liter. Anders dan verweerder aanvoert, acht het college het niet aannemelijk dat dit gezien de omstandigheden de best haalbare instelling was. Verweerder is er immers (ook) in geslaagd bij overdracht op de OK met de drukgestuurde beademing het teugvolume (Vt) op 500 te brengen. Na het openen van de buik was dit volume zelfs 900. Onder deze omstandigheden had verweerder de frequentie van de beademingsinstelling moeten opvoeren. Dit had naar het oordeel van het college ook met de tijdens de operatie gebruikte apparatuur gekund. Hoewel het gezien de omstandigheden te billijken is dat verweerder niet dezelfde waardes kon halen als op de IC, had hij naar het oordeel van het college wel meer moeten doen om de optimale waardes te benaderen. Tevens had verweerder tijdens de operatie door bloedgasanalyse via het laboratorium kunnen constateren dat patiënt onvoldoende adequaat werd beademd. Zo hij dat had gedaan, had verweerder bij deze constatering actie kunnen ondernemen, zoals bijvoorbeeld het laten overbrengen van de beademingsapparatuur van de IC, zonodig bediend door een intensivist. Door na te laten zich meer in te spannen om de optimale waardes te benaderen, heeft verweerder niet de zorg betracht die onder de gegeven omstandigheden van een redelijk bekwaam beroepsbeoefenaar had mogen worden verwacht. In zoverre slaagt klachtonderdeel 1.

5.4       Door de suboptimale beademing tijdens de operatie zal een CO2 opeenstapeling in het bloed van patiënt zijn ontstaan. De laatst gemeten bloedgaswaarden zijn daarvoor naar het oordeel van het college echter onvoldoende representatief aangezien de waarden berusten op bloedmonsters afgenomen in de reanimatiefase. Wat de invloed van de suboptimale beademing tijdens de operatie is geweest op patiënt is, gelet op zijn al zeer slechte conditie, onduidelijk. Het college kan aldus niet vaststellen dat patiënt als gevolg van de suboptimale beademing is overleden. Hetwas aan de Raad van Bestuur van het ziekenhuis en niet aan verweerder, om te bepalen of  zich hier een (meldingsplichtige) calamiteit heeft voorgedaan. Namens het gehele behandelteam is het overlijden van patiënt als calamiteit gemeld, waarna een onderzoek is gestart. Niet gebleken is dat verweerder bij dat onderzoek niet open is geweest tegen de calamiteitencommissie. Klachtonderdeel 2 is daarmee ongegrond.

5.5       Klachtonderdeel 3 faalt ook nu niet is gebleken van onwil van verweerder om met klagers in gesprek te gaan. Verweerder heeft immers toegelicht dat hij aan intensivist N. had doorgegeven bereid te zijn de familie over het verloop van de operatie in te lichten, maar dat de behandelaars na het overlijden van patiënt hebben besproken dat de contacten met de familie in eerste instantie zouden lopen via de chirurg en intensivist N. Volgens verweerder hebben de behandelaars bij navraag door hem laten weten dat de familie op dat moment geen vragen voor hem had. Op 16 december 2013 heeft hij met de familie gesproken.

5.6.       Gelet op al het voorgaande is de conclusie dat de klacht voor wat betreft onderdeel 1 gegrond is. Verweerder heeft in zoverre gehandeld in strijd met de zorg die hij op grond van artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg had behoren te betrachten. Bij de vraag welke maatregel passend is, kent het college betekenis toe aan het feit dat verweerder werd geconfronteerd met een ernstig zieke patiënt, die reeds zeer moeilijk te beademen bleek en dat verweerder  – zoals hij zelf tijdens de openbare behandeling heeft aangevoerd – in zijn carrière niet eerder met een dergelijke situatie is geconfronteerd. Verweerder is verder door de dienstdoende chirurg en behandelende intensivist niet betrokken bij het besluit over te gaan tot een second look operatie en de intensivist en chirurg hebben daarover geen voorbespreking met verweerder gehouden. Het spreekt voor verweerder dat hij gedurende de gehele operatie bij patiënt is gebleven en daarvoor zijn overige (OK)werkzaamheden heeft stil gelegd of overgedragen. Het college neemt ten slotte in aanmerking dat verweerder zich thans voor het eerst voor het college moet verantwoorden. Het geheel overziend acht het college hier de maatregel van een waarschuwing passend ”.

3.        Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet is bestreden.

4.        Beoordeling van het beroep

Principaal beroep

4.1       Appellantis in principaal beroep gekomen tegen de gegrondverklaring van de klacht dat hij geen zorg heeft gedragen voor adequate beademing tijdens de second look operatie van 13 maart 2013 (klachtonderdeel 1). Volgens appellant heeft het Regionaal Tuchtcollege een (veel) te strenge maatstaf aangelegd bij de beoordeling van het professionele handelen van appellant. Het principaal beroep strekt ertoe dat dit klachtonderdeel alsnog ongegrond wordt verklaard en dat de maatregel van waarschuwing komt te vervallen. Klagers hebben hiertegen verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van dit beroep.

Incidenteel beroep

4.2       In het incidenteel beroep zijn klagers opgekomen tegen de ongegrondverklaring van het verwijt dat appellant ten onrechte geen melding heeft gemaakt van een incident cq. calamiteit ten tijde van de second look operatie (klachtonderdeel 2) en het verwijt dat appellant zich na de second look operatie ten onrechte niet direct bij de familie heeft gemeld en ten onrechte geen openheid van zaken heeft gegeven (klachtonderdeel 3). Klagers hebben de klachtonderdelen in beroep nader toegelicht. Het incidenteel beroep strekt ertoe dat de klachtonderdelen alsnog gegrond worden verklaard. Appellant heeft in het incidenteel beroep verweer gevoerd en  geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3       Het Centraal Tuchtcollege overweegt als volgt.

Maatstaf

4.4       Het Centraal Tuchtcollege stelt voorop dat het bij tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

Overdracht en beademing (klachtonderdeel 1)

4.5       Wat betreft de klacht dat appellant geen zorg heeft gedragen voor adequate beademing tijdens de second look operatie van 13 maart 2013 overweegt het Centraal Tuchtcollege als volgt.

4.6       Appellant is voor het eerst bij de behandeling van patiënt betrokken toen de chirurg patiënt op 13 maart 2013 tussen 8.00 uur en 8.30 uur bij hem, als  dienstdoende anesthesioloog, aanmeldde voor een relaparotomie (‘second look’) operatie. De chirurg heeft appellant daarbij geïnformeerd dat het ging om een patiënt van de Intensive Care afdeling (IC) die persisterend septisch was na een eerdere laparotomie vanwege een dunne darmperforatie en dat patiënt was ingeschat als ASA-klasse V (een zwaar zieke patiënt waarvan men niet verwacht dat hijnog 24 uur zal overleven, met of zonder ingreep). De indicatie voor de operatie was eerder die ochtend gesteld door de chirurg en de intensivist. Appellant was daar niet bij betrokken. De intensivist heeft voorafgaand aan de operatie telefonisch contact opgenomen met appellant waarbij hij bloedgaswaarden heeft doorgegeven. Patiënt is vervolgens door de intensivist van de IC naar de OK overgebracht. Het transport van de IC naar het OK-complex heeft ongeveer 15 minuten geduurd. Om 9.15 uur volgde de feitelijke overdracht van patiënt bij de deuren van het OK-complex. De intensivist heeft appellant toen nader geïnformeerd en heeft appellant ook een uittreksel van de IC gegevens verstrekt. De patiënt was om 9.18 uur in de operatiekamer, het tijdstip van de incisie was 9:42 uur en de operatie is geëindigd om 10:05 uur. Bij het overtillen van patiënt van de operatietafel naar het bed is een circulatiestoornis opgetreden met een hartstilstand, waarna patiënt 30 minuten is gereanimeerd. Patiënt is om 10:53 uur overleden.

4.7       Het Centraal Tuchtcollege stelt voorop dat appellant als anesthesioloog een eigen professionele verantwoordelijkheid heeft voor het leveren van verantwoorde zorg aan zijn patiënten. Appellant is een ervaren anesthesioloog (25 jaar in het vak) en vanaf 2007 (op dat moment 6 jaar) verbonden aan het M.. Appellant wist dat patiënt onder extreme beademingscondities beademd werd en dat hij op de OK aangewezen was op een 20 jaar oud narcosetoestel dat beduidend beperkter was in ventilatiemogelijkheden dan de apparatuur op de IC. Appellant had dan ook kunnen weten dat patiënt op de OK niet onder dezelfde condities kon worden beademd als op de IC en dat dit mogelijk tot problemen zou kunnen leiden. Dit had appellant ertoe moeten brengen de patiënt zelf te gaan beoordelen op de IC alvorens toestemming te geven de patiënt naar de OK te brengen.

4.8       Appellant heeft in dit verband aangevoerd dat hij door de intensivist op diverse punten (waaronder de actuele bloedgaswaarden) onjuist dan wel onvolledig is geïnformeerd, waardoor hij op het verkeerde been is gezet, en dat hij de meeste patiëntinformatie pas vlak voor de operatie tegelijkertijd met patiënt (bij de deuren van het OK-complex) overgedragen heeft gekregen toen hij niet anders kon dan patiënt op de OK te accepteren. Het Centraal Tuchtcollege merkt hierover op dat appellant weliswaar moet kunnen vertrouwen op de juistheid en volledigheid van de door zijn collega’s verstrekte patiëntinformatie, alsook de tijdige aanlevering daarvan, maar dat appellant daarin als anesthesioloog ook een eigen verantwoordelijkheid heeft en dat hij zich hierin niet (te) afhankelijk mag opstellen. Als appellant de patiënt zelf was gaan beoordelen had hij kunnen voorstellen om de operatie op de IC te laten plaatsvinden, de patiënt was immers in een eerder stadium al te instabiel bevonden om naar de CT scan te brengen.

4.9       Het Centraal Tuchtcollege heeft oog voor het feit dat in het onderhavige geval de aanmelding van patiënt voor de operatie, de overdracht en de operatie elkaar snel hebben opgevolgd, waardoor appellant als dienstdoend anesthesioloog met de verantwoordelijkheid over twee OK’s en alle acute verrichtingen in het ziekenhuis weinig tijd heeft gehad om zich te informeren of om patiënt zelf op de IC-afdeling te zien. Desalniettemin acht het Centraal Tuchtcollege dat in het onderhavige geval een gemiste kans, niet alleen uit het oogpunt van zorgvuldige onderlinge afstemming tussen collega’s, maar ook omdat de chirurg en de intensivist (longarts) niet de gespecialiseerde anesthesiologische vakkennis van appellant bezitten. Derhalve kunnen deze argumenten niet afdoen aan de slotsom dat appellant de patiënt zelf had moeten beoordelen op de IC alvorens toestemming te geven de patiënt naar de OK te brengen.

4.10     Met bovenstaand handelen heeft appellant het over zichzelf afgeroepen dat hij pas bij de deur van de OK met de patiënt werd geconfronteerd en toen niet anders kon dan de operatie doorgang te laten vinden.

4.11     Ter zake van de beademing van patiënt ten tijde van de operatie is het Centraal Tuchtcollege op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting tot de conclusie gekomen dat de beademing suboptimaal is geweest, waardoor er een CO2 opstapeling in het bloed heeft kunnen ontstaan. Anders dan het Regionaal Tuchtcollege is het Centraal Tuchtcollege ervan overtuigd dat appellant – gegeven de (verder) verslechterde toestand van patiënt na het transport van IC naar de OK en het feit dat appellant op de OK was aangewezen op eerder genoemd narcosetoestel van

20 jaar oud waarmee onmogelijk dezelfde instellingen konden worden bereikt als op de IC – voor patiënt de op dat moment best haalbare beademingsinstellingen heeft gerealiseerd. Kort gezegd, appellant heeft op de OK moeten roeien met de riemen die hij had en is daarbij naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. De in dit verband door klagers opgeworpen suggestie dat verweerder tijdens de operatie de actuele bloedgaswaarde van patiënt had moeten opvragen en beademingsapparatuur van de IC naar de OK had moeten laten overbrengen, miskent dat van appellant op dat moment slagvaardig optreden werd verwacht en stuit voorts af op het feit dat tegen de tijd dat de labuitslagen terug zouden komen (20 minuten) en de apparatuur ter plaatse zou zijn (15 minuten) de second look operatie al (bijna) zou zijn afgerond.

Calamiteitenmelding (klachtonderdeel 2)

4.12    Wat betreft de klacht dat appellant ten onrechte geen melding heeft gemaakt van een incident c.q. calamiteit ten tijde van de second look operatie overweegt het Centraal Tuchtcollege als volgt.

4.13     Ingevolge artikel 4a van de Kwaliteitswet zorginstellingen is een zorgaanbieder verplicht een calamiteit te melden. Onder calamiteit wordt verstaan een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van zorg en die tot de dood van of een ernstig schadelijk gevolg voor een patiënt of cliënt van de instelling heeft geleid. Van artsen die werkzaam zijn in een ziekenhuis mag worden verwacht dat zij incidenten en calamiteiten melden aan de raad van bestuur van het ziekenhuis. Bij een incident als het onderhavige, waarbij meerdere behandelaars waren betrokken, geldt dit voor het gehele team, waaronder dus ook appellant. In het onderhavige geval is namens het gehele behandelteam het overlijden van patiënt als calamiteit aan de raad van bestuur gemeld, waarna er een onderzoek is ingesteld waarbij de aan patiënt verleende zorg integraal is onderzocht. Dit onderzoek heeft geleid tot een tweetal rapportages d.d. 23 juni 2013 en d.d. 2 december 2013. Vaststaat dat de calamiteitencommissie ook met appellant heeft gesproken. Het Centraal Tuchtcollege heeft geen aanwijzingen dat appellant aan dat onderzoek niet zijn volledige medewerking heeft verleend.

4.14     Appellant kan niet worden verweten dat hij naast de hierboven genoemde melding, niet ook nog zelfstandig (rechtstreeks) een calamiteitenmelding aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft gedaan. Dit is ingevolge de Kwaliteitswet zorginstellingen geen verplichting die op een individuele arts rust, maar op de zorgaanbieder. Dat de calamiteitencommissie zich in het tweede calamiteitenrapport niet specifiek heeft uitgelaten over de toegepaste anesthesie en beademing bij de ‘second look’ operatie maakt dat oordeel niet anders.

4.15     Het voorgaande betekent dat het Centraal Tuchtcollege evenals het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat appellant op dit punt geen (tuchtrechtelijk) verwijt treft. Het Centraal Tuchtcollege overweegt in dit verband nog dat het appellant vrij staat om, zoals door klagers is betoogd, zelfstandig aan de raad van bestuur voorstellen tot verbetering (van de apparatuur op de operatiekamers) te doen.

Verweerders houding richting de familie van patiënt (klachtonderdeel 3)

4.16     Wat betreft het verwijt dat appellant zich na de second look operatie ten onrechte niet direct bij de familie heeft gemeld en dat hij ten onrechte geen openheid van zaken heeft gegeven overweegt het Centraal Tuchtcollege als volgt.

4.17     Ingeval van een incident als het onderhavige, waarbij meerdere behandelaars bij de behandeling van een patiënt betrokken zijn geweest, is het geenszins ongebruikelijk dat een van de (hoofd)behandelaars als contactpersoon en centraal aanspreekpunt voor de familie optreedt. In het onderhavige geval was afgesproken dat de hoofdbehandelaar en de intensivist deze taak op zich zouden nemen en dat de andere behandelaars, waaronder appellant, een nadere toelichting zouden geven als klagers daarom zouden verzoeken. Dat appellant zich na de operatie van 13 maart 2013 niet direct bij klagers heeft gemeld, kan verweerder dan ook niet tuchtrechtelijk worden aangerekend.

4.18     Ook overigens is het Centraal Tuchtcollege niet gebleken dat appellant een gesprek met klagers zou hebben afgehouden of geen openheid van zaken zou hebben gegeven. Appellant heeft begin december 2013 (via een klachtenfunctionaris van het ziekenhuis) van een medewerker van de polikliniek anesthesie vernomen dat klagers behoefte hadden aan een gesprek met hem. Appellant heeft daarop direct actie ondernomen. Het gesprek heeft plaatsgevonden op 6 december 2013. Niet is gebleken dat appellant al eerder op de hoogte is geweest van het schriftelijke verzoek van klagers aan de raad van bestuur (brief d.d. 30 oktober 2013) om een gesprek met appellant of wist van de ‘afwachtende’ reactie van de raad van bestuur daarop bij brief van 7 november 2013, inhoudende dat zij eerst het tweede calamiteitenrapport (d.d. 2 december 2013) wilde afwachten alvorens een gesprek met appellant te organiseren.
Het Centraal Tuchtcollege kan zich voorstellen dat klagers het gesprek met appellant graag in een eerder stadium hadden gehad, immers het heeft pas plaatsgevonden nadat de twee calamiteitenrapportages reeds waren uitgebracht, maar daarvan kan appellant geen persoonlijk (tuchtrechtelijk) verwijt worden gemaakt.

In het principaal beroep

4.19     Het voorgaande leidt ertoe dat het Centraal Tuchtcollege evenals het Regionaal Tuchtcollege de klacht over de beademing (klachtonderdeel 1) gegrond acht, zij het op deels andere gronden. Het principaal beroep wordt daarom verworpen.

In het incidenteel beroep

4.20     Het Centraal Tuchtcollege acht evenals het Regionaal Tuchtcollege de klacht over de calamiteitenmelding (klachtonderdeel 2) en de klacht over verweerders houding  richting de familie van patiënt (klachtonderdeel 3) ongegrond. Dit betekent dat ook het incidenteel beroep wordt verworpen.

4.21     Het Centraal Tuchtcollege acht evenals het Regionaal Tuchtcollege de maatregel van waarschuwing passend en geboden, zodat deze maatregel gehandhaafd blijft.  Dit betekent dat de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege in stand dient te blijven, zij het op deels andere gronden en dat zowel het principaal beroep als het incidenteel beroep wordt verworpen.

4.22     Om redenen ontleend aan het algemeen belang zal het Centraal Tuchtcollege bepalen dat onderhavige beslissing op na te noemen wijze wordt bekendgemaakt.

5.        Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

In het principaal beroep

Verwerpt het beroep

In het incidenteel beroep:

Verwerpt het beroep.

bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant, en zal worden aan­geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorgjurisprudentie, Medisch Contact en Tijdschrift voor Anesthesiologie met het verzoek tot plaatsing.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. T.W.H.E. Schmitz en mr. Prakke-Nieuwenhuizen, leden juristen en prof.dr. F.J.P.M. Huygen en dr.J.S. Pöll, leden beroepsgenoten en mr. D. Brommer, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting

van 17 november 2016.    Voorzitter   w.g.              Secretaris  w.g.

The post Welke anesthesioloog kreeg waarschuwing voor slechte beademing bij patient die overleed. appeared first on SIN-NL.

Ontslagvergoeding 65.000 aan bestuurder Gerard Marinus, Limburg, zonder 1 dag te werken

$
0
0

Marinus, G.

Minister betreurt ontslagregeling Limburgse zorginstelling

“Een betreurenswaardige verspilling van zorg-geld”, zo typeert minister Plasterk van BZK de ontslagvergoeding voor een bestuurder die zonder een dag te werken is vetrokken bij een Limburgse zorginstelling. Toch is de regeling volgens Plasterk wettelijk in de haak.

 Minister Plasterk reageert daarmee op vragen van PvdA-Kamerlid Kerstens. Aanleiding is de afkoopsom van 65.000 euro die zorginstelling Vivantes recentelijk betaalde aan beoogd bestuurder Gerard Marinus, zonder dat deze een dag had gewerkt voor de organisatie.

“Een afkoopsom van 65.000 euro voor een bestuurder die nooit gewerkt heeft, verhoudt zich slecht tot het uitgangspunt dat zuinig moet worden omgegaan met publiek geld”, aldus Plasterk. “De WNT verhindert echter niet dat partijen een dergelijke afkoopsom overeenkomen: de wet maximeert de ontslagvergoeding aan een topfunctionaris tot één jaarsalaris met een maximum van 75.000 euro.”

Gebrekkig bestuur

“Ik acht de hele gang van zaken een betreurenswaardige verspilling van zorggeld. Er is echter sprake van een arbeidsovereenkomst tussen de zorginstelling en de topfunctionaris. Partijen mogen een dergelijke afkoopsom als schadevergoeding vanwege het niet doorgaan van de dienstbetrekking overeenkomen en de bestuurder heeft het recht om het bedrag te houden.”

Het voorval is voor Plasterk geen aanleiding om de WNT te herzien. “Hoewel de geschetste situatie onwenselijk is, lijkt er hier geen sprake te zijn van ontwijking van de normering van de WNT”, stelt de minister. “Er is eerder sprake van een onzorgvuldig gevoerde sollicitatieprocedure en gebrekkig bestuur. Met een algemene antimisbruikbepaling kan dat niet worden voorkomen.”


Marinus, G.
Gerard Marinus

——————

Topman Vivantes trekt zich terug na ophef over benoeming

3 januari 2017 www.1limburg.nl

Gerard Marinus, de beoogde nieuwe bestuursvoorzitter van Vivantes Ouderenzorg, heeft zich teruggetrokken.

Marinus ziet af van zijn functie omdat Vivantes nu ‘gebaat is bij rust’.Vriendjespolitiek
Vorige week ontstond ophef over de benoeming van de nieuwe bestuurder. De ondernemingsraad en cliëntenraad spraken van ‘vriendjespolitiek’. Het was voor de medezeggenschap een van de redenen om vlak voor Kerstmis het vertrouwen op te zeggen in de raad van toezicht, die Marinus had voorgedragen.Eerder ontkende Jef Pleumeekers, voorzitter van de inmiddels deels opgestapte raad van toezicht, dat sprake is geweest van vriendjespolitiek: “Alles is volgens de regels gegaan.” Marinus zelf was onbereikbaar. Zijn functie bij Adelante is al overgenomen door Martijn Lamberti.

Nieuwe sollicitatie
Nu de beoogde bestuursvoorzitter de eer aan zichzelf heeft gehouden, volgt een nieuwe sollicitatieprocedure. Tot er een andere bestuurder is gevonden – naar verwachting over een halfjaar – blijft interimbestuurder Joris de Jong aan. Hij spreekt van een ‘goed besluit’.

Crisis
Vivantes ouderenzorg zit in een crisis. De organisatie verdiende vorig jaar 1,4 miljoen euro minder dan begroot op zijn zorgactiviteiten en sloot 2016 af met een tekort van een half miljoen. Personeel klaagt al jaren over een te hoge werkdruk. De inspectie onderzoekt de kwaliteit en de continuïteit van de zorg in alle tehuizen. Vivantes verslikte zich in een 17 miljoen euro kostend ICT-project.

——————

Gerard Marinus wordt bestuursvoorzitter Vivantes

  • Skipr redactie 18 november 2016 bron: skipr.nl
  • 1557 keer gelezen

Gerard Marinus wordt per 1 januari 2017 voorzitter van de raad van bestuur van Vivantes Ouderenzorg. Hij volgt Joris de Jong op die vanaf mei als interim-bestuurder aan het roer stond.

 Dat maakt Vivantes op 17 november 2016  bekend.

Procedure

Op 6 mei werd Vivantes geconfronteerd met het plotselinge overlijden van bestuursvoorzitter John Stegerman. Sinds 23 mei heeft Joris de Jong zijn taken overgenomen en startte er een sollicitatieprocedure voor een nieuwe voorzitter. Die procedure is inmiddels volledig doorlopen. De raad van toezicht heeft besloten om Gerard Marinus per 1 januari te benoemen als nieuwe bestuursvoorzitter.

Intra- en extramuraal

Gerard Marinus heeft ervaring in de intra- en extramurale gezondheidszorg. Van 2004 tot en met 2012 was hij manager bij het VieCuri Medisch Centrum Noord-Limburg in Venlo. Sinds 2013 is hij directeur volwassenen- en ziekenhuisrevalidatie bij Adelante Zorggroep in Hoensbroek.

The post Ontslagvergoeding 65.000 aan bestuurder Gerard Marinus, Limburg, zonder 1 dag te werken appeared first on SIN-NL.

Bevolkingsonderzoek brengt darmkanker vaker aan het licht

$
0
0

Toevoeging SIN-NL:
Onderaan in dit artikel staat dat artsen in meerdere ziekenhuizen bepaalde behandelingen niet aanbieden. Dit zal met name het geval zijn bij provinciale kleinere ziekenhuizen.
Artsen benoemen dit verschil in behandeling met een verhullende term: praktijkvariatie.
Dit kan voor patiënten het verschil tussen leven en dood uitmaken. Artsen horen aan patiënten duidelijke informatie te verstrekken of er nog behandelmogelijkheden zijn en in welk ziekenhuis deze behandelingen wel aangeboden worden aan patiënten.


Uit cijfers van de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) blijkt dat er vanaf 2014 een flinke stijging is opgetreden in het aantal mensen bij wie darmkanker is gediagnosticeerd. De toename is voornamelijk te zien bij leeftijdsgroepen die deelnamen aan het bevolkingsonderzoek naar darmkanker in 2014.

Dit meldt het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL).

De totale incidentie van darmkanker daalde in 2016 licht ten opzichte van 2015 naar 15.427 nieuw gediagnosticeerde tumoren (15.807 incidenties in 2015). Deze lichte afname heeft waarschijnlijk te maken met de oproep aan specifieke leeftijdscategorieën om deel te nemen aan het bevolkingsonderzoek.

Ongeveer een kwart van de patiënten met darmkanker wordt gediagnosticeerd in een vroeg stadium (stadium I). Bij eenvijfde van de patiënten is de tumor bij diagnose echter al uitgezaaid naar andere organen (stadium IV). Het aandeel stadium I darmkanker bedraagt bijna de helft bij patiënten die via het bevolkingsonderzoek zijn gediagnosticeerd versus bijna eenvijfde die de diagnose buiten het bevolkingsonderzoek om kregen.

Overlevingskansen

De overleving van darmkanker is volgens IKNL sterk afhankelijk van het stadium van de ziekte bij diagnose. Ruim 90 procent van de patiënten met stadium I darmkanker is vijf jaar na diagnose en behandeling nog in leven. Bij patiënten met stadium IV ligt de relatieve vijfjaarsoverleving rond de 10 procent. Cijfers van de Nederlandse Kankerregistratie tonen aan dat de overlevingskansen van patiënten met darmkanker in de loop van de tijd zijn verbeterd.

Darmkanker komt vooral voor bij ouderen. In 2015 was 46 procent van de patiënten met darmkanker 70 jaar of ouder op het moment van diagnose, 31 procent had een leeftijd van 75 jaar of ouder. De hoogste piek voor dikkedarm- en endeldarmkanker ligt in de leeftijd tussen 70 en 74 jaar. Darmkanker komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen.

Ziekenhuizen

In Nederland kunnen patiënten met darmkanker in alle ziekenhuizen terecht voor een behandeling. Onderzoek van IKNL toont aan dat er aanzienlijke variatie bestaat tussen ziekenhuizen in het aanbieden van chemo- en doelgerichte therapieën aan oudere patiënten met uitgezaaide darmkanker (20 procent tot bijna 80 procent). Deze variatie kan deels worden verklaard door specifieke verschillen tussen ziekenhuizen (meer of minder ‘complexe’ patiënten), maar kan ook te maken hebben met het ontbreken van duidelijk bewijs voor het aanbieden (of juist niet) van bepaalde behandelingen aan oudere patiënten.

 

 

 

The post Bevolkingsonderzoek brengt darmkanker vaker aan het licht appeared first on SIN-NL.

Viewing all 2666 articles
Browse latest View live