Quantcast
Channel: My Blog
Viewing all 2666 articles
Browse latest View live

Moeder overleden oud-hockeyer na uitspraak tuchtcommissie: “Onderste steen nog niet boven”

$
0
0

HILVERSUM Het Regionaal Tuchtcollege Amsterdam waarschuwde vandaag de longarts die tekort schoot tijdens de behandeling van tophockeyer Rogier Mooij. Het Tergooi “heeft lering getrokken” uit zijn overlijden, maar voor de moeder van Mooij is het hoofdstuk van de dood van haar zoon nog niet afgesloten.

Rogier Mooij overleed op 21-jarige leeftijd onverwacht in het Tergooi Ziekenhuis in Hilversum. Hij kwam daar dertien uur eerder op de eerste hulp binnen met hevige pijn in zijn borst. Rogier Mooij werd vervolgens alleen bezocht door een assistent en niet door de longarts.

Lees ook: Rogier (21) overleed na medische blunders: Inspectie wil longarts voor de tuchtrechter

Medische blunder
De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) beschouwde dat als een medische blunder en diende een klacht in. Die werd vandaag gegrond verklaard.

Lees ook: Tuchtcollege waarschuwt longarts overleden oud-hockeyer: tekortgeschoten als supervisor

Ruurd Jan Roorda, voorzitter van de raad van bestuur van het Tergooi laat op de website van het ziekenhuis weten “lering te hebben getrokken” uit de dood van Rogier Mooij. “Tergooi heeft direct na het overlijden van Rogier Mooij maatregelen doorgevoerd”, schrijft Roorda. “Het ziekenhuis werkt daarbij aan een continue verbetering en borging van de kwaliteit en veiligheid van de zorg, zeker daar waar het de spoedzorg betreft.”

Lees ook: Tergooi Ziekenhuis erkent fouten bij dood 21-jarige Rogier 

Veel vragen
Jeanne van Kasbergen, de moeder Rogier Mooij, laat aan NH weten na de uitspraak nog steeds met veel vragen te zitten. “Net als iedere nabestaande van iemand die bij een plotselinge gebeurtenis is overleden, wil ik maar één ding en dat is weten wat er precies is gebeurd en waardoor Rogier is overleden.”

Hoewel ze aangeeft geproefd te hebben dat het tuchtcollege “wel oog had voor onze behoefte aan duidelijkheid”, hoopt ze nog steeds op meer antwoorden dan ze nu kreeg. “Het college geeft aan dat er meer mensen verantwoordelijk zijn voor wat er in het ziekenhuis is misgegaan bij de behandeling van Rogier.” Maar tegen die mensen werd geen klacht ingediend. “De onderste steen is nog niet boven en diep in ons hart hadden we toch een beetje gehoopt dat de uitspraak van het tuchtcollege daar iets aan zou veranderen.

Gemiste kans
Het is voor de familie van Rogier ondanks de waarschuwing dus nog steeds niet duidelijk wat er precies is fout gegaan. “Daarom voelt het voor ons een beetje als een gemiste kans.”

The post Moeder overleden oud-hockeyer na uitspraak tuchtcommissie: “Onderste steen nog niet boven” appeared first on SIN-NL.


NZa: zorgverzekeraars controleren nota’s steeds beter

$
0
0

Zorgverzekeraars controleren declaraties steeds beter. Dat komt doordat zij meer gebruik te maken van automatische controles en data-analyses. Dit maakt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) bekend na onderzoek.

Zorgaanbieders hebben de verantwoordelijkheid om de zorg correct in rekening te brengen, benadrukt de NZa, maar zorgverzekeraars hebben de wettelijke taak om fouten op te sporen en te laten herstellen door de aanbieders. De zorgwaakhond constateert dat de zorgverzekeraars dit actief doen en noemt het een positieve ontwikkeling. “Verzekerden hebben recht op correcte zorgnota’s. De correctie van fouten voorkomt bovendien dat de zorgkosten onnodig stijgen”, stelt de NZa.

Automatisering

Alle zorgverzekeraars gebruiken automatische controles, maar vaak nog in de vorm van projecten. De NZa pleit ervoor om waar mogelijk automatische controle de standaard te maken. Alle zorgverzekeraars voeren ook data-analyses uit, maar de NZa vindt dat dit nog kan worden uitgebreid naar verschillende zorgsectoren.

Samenwerking

Zorgverzekeraars werken onderling goed samen bij de controle van nota’s van de ggz en de ziekenhuiszorg, stelt de zorgautoriteit. Op andere terreinen kan dit beter, zoals het uitvoeren van gezamenlijke controles en het delen van controleresultaten.
——————-

Zorgaanbieders en zorgverzekeraars werken ook meer samen om fout declareren te voorkomen. De NZa gaf eerder in de ‘Zienswijze Horizontaal Toezicht’ aan dit een goede zaak te vinden. “Onjuist declareren vooraf voorkomen is effectiever dan achteraf fouten corrigeren”, aldus de zorgautoriteit.

The post NZa: zorgverzekeraars controleren nota’s steeds beter appeared first on SIN-NL.

Daniel Goeleven vs. Anke Santens: justitie ten dienste van verzekeringen ?

$
0
0

In onderstaande video ziet u hoe in België een tandarts volkomen ten onrechte een vrouw aanklaagt -die slachtoffer werd van een ernstig verkeersongeluk- en wiens fysieke gevolgen ten onrechte door artsen grotendeels ontkend worden. De aanklacht kan uitmonden in een vonnis tot gevangenisstraf. Kortom, het slachtoffer wordt als dader behandeld.

Meer informatie

www.stopmisbruikverzekeringen.be
www.letselschadebibliotheek.be

The post Daniel Goeleven vs. Anke Santens: justitie ten dienste van verzekeringen ? appeared first on SIN-NL.

Te veel meniscusoperaties bij 40-plussers

$
0
0

Bij patiënten van 40 jaar en ouder verrichten artsen nog disproportioneel veel meniscusoperaties. Deze conclusie publiceerden Jan Rongen e.a. in Knee Surgery, Sports Traumatology, Arthroscopy.

In het afgelopen decennium verschenen er steeds meer onderzoeken waarin de effectiviteit van meniscusoperaties in twijfel getrokken werd. Desondanks zagen de onderzoekers in verschillende landen toenemende incidenties.

Rongen e.a. gebruikten data van 2005 tot 2014 uit de Landelijke Basisregistratie Ziekenhuiszorg en vonden juist een afname in de incidentie van meniscusoperaties. Deze afname was te zien in alle leeftijdsgroepen, maar het meest uitgesproken bij de patiëntengroep van 40 jaar en jonger. Het aantal meniscusoperaties was het hoogst bij de leeftijdsgroep van 40- tot 65-jarigen, die goed waren voor de helft van het totale aantal meniscusoperaties.

De auteurs opperen dat de implementatie van een landelijke richtlijn voor artroscopische procedures voor meniscusscheuren misschien bijgedragen heeft aan de afname van de incidentie in Nederland. Dat er nog disproportioneel veel meniscusoperaties uitgevoerd worden bij 40-plussers duidt volgens hen op een vertraging in de verspreiding, acceptatie en implementatie van klinisch bewijs in de praktijk van artroscopische chirurgie.

DOI: 10.1007/s00167-0174473-2

Lees ook

The post Te veel meniscusoperaties bij 40-plussers appeared first on SIN-NL.

Dood Rogier Mooij 21 jr Tergooiziekenhuis. Samenvatting vonnis tuchtcollege Amsterdam

$
0
0

ECLI:NL:TGZRAMS:2017:26
Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2016/268

Patiënt wordt opgenomen op de SEH met thoracale pijnklachten aan de linkerzijde.
Patiënt overlijdt in de daaropvolgende nacht.
IGZ verwijt verweerder dat hij tekort is geschoten in de aan patiënt te leveren zorg.
Na verwerping van de hoofddiagnose heeft hij
-onvoldoende beleid bepaald en die evenmin vastgelegd.
-Ook heeft hij nagelaten patiënt zelf te zien nadat hij was opgenomen op de Acute Opname Afdeling.
-Ten slotte wordt hem verweten als hoofdbehandelaar onvoldoende verantwoordelijkheid te nemen en regie te voeren.
Verweerder betwist de klacht.
Deels gegrond, waarschuwing.
Datum uitspraak: 21-03-2017
Datum publicatie: 21-03-2017


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

bron: tuchtrecht.overheid.nl
Beslissing naar aanleiding van de op 25 juli 2016 binnengekomen klacht van:

INSPECTIE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG,

kantoorhoudende te Utrecht,

k l a a g s t e r,

verder te noemen: IGZ,

vertegenwoordigd door:

drs. J. Haeck, senior inspecteur,

mr. I. de Groot, advocaat,

 

tegen

 

A,

longarts,

werkzaam te B,

v e r w e e r d e r,

gemachtigde: mr. T.A.M. van den Ende en mr. A.F.H. ten Brummelhuis, beiden advocaat te Zwolle.

 

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

–                     het klaagschrift met de bijlagen;

–                     het verweerschrift met de bijlagen;

–                     de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

–                     de op 23 september 2016 binnengekomen brief van de gemachtigden van verweerder met de bijlage;

–                     de op binnengekomen op 8 november 2016 productie 19 behorende bij het verweerschrift;

–                     de op 10 januari 2017 binnengekomen brief van de gemachtigde van klaagster met als bijlage het rapport van de C d.d. 16 december 2016;

–                     de op 20 januari 2017 binnengekomen brief van de gemachtigden van verweerder met als bijlagen de producties 20-22 bij het verweerschrift;

–                     de op 24 januari 2017 binnengekomen brief van de gemachtigde van klaagster;

–                     de brief van de voorzitter van het college van 26 januari 2017 inhoudende dat productie 22 buiten beschouwing wordt gelaten.

 

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

 

De klacht is op een openbare zitting behandeld. Partijen waren aanwezig. Ter zitting werd de Inspectie vertegenwoordigd door drs. Haeck en mr. De Groot voornoemd, alsmede door mevrouw Y. van der Tuijn. Verweerder werd bijgestaan door zijn genoemde gemachtigden. Van de zijde van IGZ en verweerder is een toelichting gegeven aan de hand van pleitaantekeningen die aan het college en aan elkaar zijn overgelegd.Tevens was op verzoek van IGZ aanwezig de getuige-deskundige D, internist en hoofd van de afdeling Interne geneeskunde van het E en lid van de Raad van Bestuur van E. Op verzoek van verweerder was als getuige-deskundige aanwezig F, longarts en professor bij het G te H.

 

2.         De feiten

2.1       Verweerder is sinds oktober 2001 in het BIG-register als longarts geregistreerd.
Hij is als zodanig werkzaam in het I (verder: het ziekenhuis).
Het ziekenhuis heeft vestigingen in J, B en K. Het hanteert een bilocatiemodel met een Spoedeisende Eerste Hulp (verder: SEH) op de locaties J en B. De locatie B heeft een Acute Opname Afdeling (verder: AOA), waar in beginsel alle patiënten opgenomen worden indien er een opname-indicatie is na SEH bezoek. Vanaf de AOA worden de patiënten binnen 48 uur overgeplaatst naar een specialistische verpleegafdeling. De verpleegafdeling longziekten is op locatie B. De meeste specialismen, zoals de longgeneeskunde en interne geneeskunde, houden poliklinisch spreekuur op alle locaties.

2.2       Verweerder was op 3 november 2014 de dienstdoende longarts voor onder andere de SEH J en hield spreekuur op de locatie B.

2.3       Op 3 november 2014 meldde patiënt, geboren november 1992, zich met zijn moeder om 12.36 uur op de SEH van locatie J.

2.4       In het verslag van de intake door de triageverpleegkundige is genoteerd dat patiënt last had van een gevoel van algehele malaise, benauwdheid en pijn aan schouders en armen. Verder is genoteerd: “triageschema: algehele malaise/zieke volwassene. Discriminator: Matige pijn. Triage: geel=binnen 60 min”. Ook staat vermeld: ‘(…) gister te zwaar getild, iemand verhuisd. Nu pijn; Toelichting: al enige tijd niet lekker. Was tophockeyer, gestopt rond 18e, daarna gewichtsverlies.’

2.5       De triageverpleegkundige vond de situatie van patiënt zorgwekkend (er was sprake van een zogenoemd niet-pluisgevoel), waardoor patiënt relatief snel is gezien door de dienstdoende arts-assistent (arts-assistent 1). Deze arts-assistent werkte sinds juli 2014 als ANIOS (arts niet in opleiding tot specialist) interne geneeskunde bij het ziekenhuis. Tijdens haar inwerkperiode heeft de arts-assistent onder andere een cursus ECG-interpretatie gehad als onderdeel van het introductieprogramma voor nieuwe arts-assistenten.

2.6       Omdat patiënt niet door de huisarts was ingestuurd naar het ziekenhuis (het ging om een zogenaamde zelfverwijzing), werd hij aanvankelijk ingeschreven op naam van de dienstdoende internist.

2.7       Op initiatief van arts-assistent 1 is onder meer onderzoek verricht in de vorm van een oriënterend algemeen laboratoriumonderzoek, een arterieel bloedgas, een X-thorax en een ECG.

Het laboratoriumonderzoek toonde het volgende: CRP 63 mg/l, BSE 23 mm,  Hb 6,5 mmol/l, MCV 80, IJzer 3,5 umol/l, leucocyten 9,9 x 10E/l, Ureum 9.3 mmol/l, kreatinine 128umol/l GFR > 60ml/min, Natrium 128 mmol/l, Kalium 5,2 mmol/l, Kreatinine 128 mmol/l, chloride 95 mmol/l D-dimeer 0.27 mg/l. Arteriële bloedgasanalyse: pH 7.39, pCO2 4,3 kPa, pO2 13,7 kPa . Act Bic 19,6 mmol/l, BE -4,8 mmol/l, O2 sat 0,99.

2.8       Op basis van de X-thorax bestond bij arts-assistent 1 het vermoeden dat sprake was van een partiële pneumothorax links (klaplong). Verweerder (longarts) werd naar aanleiding van deze bevinding vanaf dat moment aangemerkt als hoofdbehandelaar van patiënt, nadat in eerste instantie een internist (administratief) was aangewezen als hoofdbehandelaar. Geen van beide specialisten was op dat moment op de hoogte gebracht van de aanwezigheid van patiënt op de SEH van locatie J. Arts-assistent 1 heeft na haar onderzoek van patiënt telefonisch contact opgenomen met verweerder voor overleg. Verweerder, op dat moment werkzaam op locatie B, heeft de X-thorax op zijn scherm beoordeeld. Verweerder twijfelde aan het daadwerkelijk bestaan van een pneumothorax en heeft arts-assistent 1 gevraagd een tweede X-thorax te laten maken (in expiratie).

Arts-assistent 1 heeft ook het (door haar als normaal beoordeelde) ECG met verweerder besproken. Verweerder ging bij zijn beoordeling daarvan af op wat arts-assistent 1 beschreef, aangezien hij het ECG op afstand niet kon inzien. Op basis daarvan bestond voor hem geen aanleiding om een cardioloog in consult te roepen. Op het ECG was sprake van een incompleet RBTB patroon.

2.9       In verband met de afwijkende laboratoriumuitslagen heeft arts-assistent 1 op instructie van verweerder de internist in consult gevraagd. De internist heeft patiënt niet zelf gezien. Op basis van de klinische bevindingen van de arts-assistent en van de laboratoriumuitslagen heeft de internist geadviseerd een ruim (NaCl 0.9%) infuus te geven en de volgende dag aanvullend bloedonderzoek te doen, en dan eventueel een CT-thorax en een echo van het abdomen te laten maken. Arts-assistent 1 heeft hierop nogmaals contact opgenomen met verweerder waarna verweerder het door de internist en arts-assistent 1 bepaalde beleid tot opname voor verdere observatie en diagnostiek op de AOA B heeft overgenomen.

2.10     Arts-assistent 1 noteerde in een brief bestemd voor de huisarts:

Reden van komst: Pijn bij ademhaling

Voorgeschiedenis:2010: Ziekte van Pheiffer

Medicatie:geen

Anamnese:Patiënt heeft sinds gisteravond ineens heel veel pijn van de thorax en de rug. Dit is met name erg bij bewegen en bij inademing, bij stilliggen gaat het wel. Hiernaast voelt patiënt zich eigenlijk al 2 jaar (sinds de Pfeiffer) niet lekker met toenemende vermoeidheid. Hierbij heeft hij ook een fors verminderde eetlust. Hiervoor sportte hij op hoog niveau, wat nu absoluut niet meer gaat. Kan alleen nog 2 dagen per week op een zorgboerderij werken.

Intoxicaties: Roken-, alcohol-, drugs:- (met moeder erbij)

Allergieën:Niet bekend

Sociaal:Woont bij zijn ouders. Werkt 2 dagen per week op een zorgboerderij. Heeft het heel zwaar na de scheiding van zijn ouders gehad.

Lichamelijk onderzoek:Grauw uitziende, cachectische man. RR: 70/40 van 500 cc 97/49, P: 96, Sat: 98%, T:36,7

Hart: normale harttonen, geen souffle

Longen: afgenomen ademgeruis links

Abdomen: Soepele buik, normale peristaltiek. Wisselende tympanie. Geen druk of loslaatpijn.

Extremiteiten: Zeer mager.’

In de ontslagbrief aan de huisarts heeft arts-assistent 1 genoteerd:

Conclusie: het betreft een 21-jarige man, bekend met ziekte van Pheiffer, nu komend met algehele malaise en thoracale pijn

1.   Pneumothorax links, conservatief beleid

2.   Acute nierfunctiestoornis dd/ bij verminderde intake

3.   Ijzergebreksanemie dd/ bij verminderde intake maligniteit?

Beleid:Opname AOA longziekten. Niet duidelijke pneumothorax, indien niet verder opknappen morgen overweeg CT thorax.

ICC interne tav elektrolystiirnissen en anemie

4/11 lab controle met cortisol spiegel +TSH

4/11 ICC dietiste voor verder inzicht op intake voedsel

4/11 echo abdomen tuv maligniteit

Indien geen duidelijke afwijking overweeg colonscopie

Medicatie: pijstilling

Infuusbeleid: 2 L NACL

Controles: 4 dd

Dieet: normaal

Tromboseprofylaxe: nee

Hoofddiagnose:Pneumothorax

(Relevante) nevendiagnose:IJzergebreksanemie, nierfunctiestoornis

Opname:acuut’

2.11     Omstreeks 16.15 uur – vlak voordat patiënt per ambulance zou worden overgebracht van de SEH te J naar de afdeling AOA te B – is een tweede X-thorax (in expiratie) gemaakt. Deze X-thorax bevestigde het vermoeden van verweerder dat geen sprake was van een pneumothorax. De uitslag van de tweede X-thorax werd bekend toen patiënt per ambulance werd overgebracht naar B. Dat geen sprake was van een pneumothorax is niet in voornoemde voorlopige ontslagbrief aan de huisarts genoteerd. Deze voorlopige ontslagbrief werd tevens gebruikt als overdracht naar de AOA en als medische status, en deze status is – tezamen met de rest van het schriftelijke (papieren) medisch dossier – bij overplaatsing van patiënt van J naar B meegegeven met patiënt. Dit was toen de gebruikelijke werkwijze. De tweede X-thorax kon – evenals andere beeldmateriaal en laboratoriumuitslagen – wel op locatie B worden ingezien in het elektronische deel van het medisch dossier van patiënt.

2.12     Arts-assistent 1 heeft de dienstdoende arts-assistent longziekten in B op de hoogte gesteld van de komst van patiënt en van de uitslag van de tweede X-thorax. In het gespreksverslag dat is opgesteld naar aanleiding van een gesprek van arts-assistent 1 met IGZ d.d. 13 juli 2015 (in het kader van het door IGZ verrichte onderzoek – zie hierna 2.17) staat dat arts-assistent 1 telefonisch contact heeft opgenomen met de dienstdoende arts-assistent longziekten in B en heeft doorgegeven dat bij patiënt geen sprake was van een pneumothorax. In de (verpleegkundige) verslaglegging na overdracht van de patiënt aan de afdeling AOA te B wordt gesproken over de diagnose pneumothorax en afwijkende laboratoriumwaarden onder andere anemie en electroliet- en nierfunctiestoornissen.  

2.13     Patiënt is bij opname op de afdeling AOA in B omstreeks 16.45 uur niet gezien door voornoemde dienstdoende arts-assistent longziekten, en evenmin door verweerder. Uit de verpleegkundige anamnese die is afgenomen bij opname blijkt dat patiënt op dat moment hyperventileerde en zelf aangaf nerveus en angstig te zijn. De pijnscore was op dat moment 6 en patiënt was zwak ter been. Verder viel de verpleging op dat patiënt erg grauw zag. 

2.14     Om 17.00 uur eindigde de dagdienst van de artsen. Patiënt is door de dienstdoende arts-assistent longziekten overgedragen aan de avonddienst. Bij deze mondelinge overdracht werd patiënt overgedragen als een patiënt met een mogelijke pneumothorax. Bij deze overdracht waren onder meer de dienstdoende internist en de dienstdoende arts-assistent aanwezig die die avond dienst had (arts-assistent 2). Verweerder was daarbij niet aanwezig, wat toen ook niet gebruikelijk was in het ziekenhuis. Hij is aan het eind van zijn dagdienst, tegen 17.00 uur, naar huis gegaan.

2.15     Gedurende de avond heeft de verpleging drie maal telefonisch contact opgenomen met de dienstdoende arts-assistent in de avonddienst (arts-assistent 2). Deze arts-assistent was sinds juni 2014 als ANIOS werkzaam bij het ziekenhuis. In eerste en tweede instantie is gebeld omdat patiënt erg angstig en benauwd was, waarbij patiënt, aldus de verpleegkundige, hyperventileerde. Arts-assistent 2 schreef telefonisch eerst 10 mg oxazepam voor en later nog 5 mg diazepam. Later op de avond werd een derde maal contact opgenomen met arts-assistent 2 omdat patiënt had overgegeven en last had van thoracale pijn waarvoor arts-assistent 2 telefonisch metoclopramide en piritramide heeft voorgeschreven. Arts-assistent 2 heeft patiënt gedurende de avond niet zelf gezien. In het verslag d.d. 13 juli 2015 van het gesprek van IGZ met arts-assistent 2 staat vermeld: “De desbetreffende patiënt werd gemeld als patiënt met een mogelijke pneumothorax, zonder verdere problemen. (…) Arts assistent 2 had begrepen dat het geen acute situatie was en dat hij in principe niet meer langs hoefde om patiënt te zien. (…) Het was een mondelinge overdracht; de tweede longfoto en de uitslag daarop kwamen hierbij niet aan de orde.” 

2.16     Vanwege de in de overdracht naar de nachtdienst door de verpleging geuite zorgen over patiënt, heeft de dienstdoende verpleegkundige in de nachtdienst met enige regelmaat bij patiënt gekeken. Om 3.15 uur was patiënt even wakker; hij leek op dat moment rustig en normaal te ademen. Omstreeks 4.30 uur werd patiënt levenloos aangetroffen, waarna patiënt langdurig maar tevergeefs is gereanimeerd. Uit obductie bleek bij patiënt sprake van een purulente peri- en epicarditis (ontsteking van het hartzakje en buitenste laag van het hart), tevens werd een subtiele disarray van de cardiomyocyten in het ventrikelseptum aangetroffen.

2.17     Verweerder heeft direct op 4 november 2014 bij de Raad van Bestuur van het ziekenhuis melding gemaakt van een mogelijke calamiteit, namelijk het onverwacht overlijden van patiënt. Na de uitslag van de obductie te hebben afgewacht, heeft de Raad van Bestuur besloten het overlijden van patiënt niet als calamiteit bij IGZ te melden. Via het Landelijk Meldpunt Zorg ontving IGZ op 28 januari 2015 een melding van de moeder van patiënt in verband met zijn behandeling en overlijden in het ziekenhuis. Op 29 januari 2015 ontving IGZ eveneens een melding van de Raad van Bestuur van het ziekenhuis. Hierop hebben de klachtencommissie van het ziekenhuis en de interne commissie Patiëntveiligheid (CPV) een onderzoek ingesteld. IGZ heeft zelfstandig onderzoek verricht en heeft in haar onderzoeksrapport d.d. maart 2016 diverse tekortkomingen in de zorg vastgesteld.

2.18     In juni 2016 is in opdracht van het ziekenhuis een onafhankelijke onderzoekscommissie samengesteld onder leiding van C  (hierna C) die onderzoek heeft gedaan naar de gehele gang van zaken rondom het overlijden van patiënt. Het doel van dit onderzoek was het geven van openheid en het maximaal kunnen leren van deze tragische gebeurtenis. Op 19 december 2016 heeft de C haar definitieve rapport uitgebracht dat openbaar is gemaakt.

2.19     In de media heeft deze zaak en de rol van verweerder en van het ziekenhuis daarbij veel aandacht gekregen.

3.         De klacht en het standpunt van IGZ

De klacht van IGZ houdt – zakelijk weergegeven – in dat verweerder is tekortgeschoten in de zorg jegens patiënt door:

(I) onvoldoende adequaat beleid te bepalen en vast te leggen na verwerping van de hoofddiagnose pneumothorax en door patiënt niet zelf te zien nadat hij was opgenomen op de afdeling AOA te B, gegeven de toestand waarop patiënt op de SEH verkeerde;

(II) als hoofdbehandelaar van patiënt onvoldoende verantwoordelijkheid te nemen en regie te voeren in de zorgverlening aan patiënt.

4.         Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden.

Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij het onderzoek van patiënt onder de gegeven omstandigheden over kon en mocht laten aan arts-assistent 1. Zij was voldoende ervaren en bekwaam. Verweerder heeft zich ervan vergewist dat arts-assistent 1 patiënt systematisch had onderzocht en mocht derhalve vertrouwen op haar bevindingen en beoordeling, inclusief haar beoordeling van het ECG. In nauw overleg en na consult van de superviserend internist is vervolgens het beleid uitgestippeld. Verweerder heeft derhalve wel degelijk voldoende regie gevoerd. Een dergelijke werkwijze met arts-assistenten is bovendien te doen gebruikelijk op de SEH’s in Nederlandse ziekenhuizen.

Bovendien was niet evident dat de gezondheidssituatie van patiënt acuut en vitaal bedreigd was; geen van de betrokken hulpverleners op de SEH, tijdens de ambulancerit van J naar B en op de afdeling AOA, heeft een acuut niet-pluisgevoel gehad. De tussentijdse controles van de vitale functies op de SEH en de afdeling AOA waren steeds stabiel en gaven geen reden tot ongerustheid. In het ziekenhuis is het gebruikelijk dat de medisch specialist wordt gebeld door de arts-assistent of de verpleging als de klachten verergeren en/of er alarmsymptomen optreden, hetgeen in het onderhavige geval niet is gebeurd. Als dat al had gemoeten, kan verweerder niet worden verweten dat dit niet is gebeurd.

Verweerder had bij het zien van de eerste X-thorax twijfels over de diagnose pneumothorax, reden waarom een tweede X-thorax is gemaakt. Het in overleg met de dienstdoende internist afgesproken beleid had ook geen betrekking op een eventuele pneumothorax, maar op de afwijkende laboratoriumwaarden. Toen bleek dat inderdaad geen sprake was van een pneumothorax was er dus geen reden dit beleid aan te passen. Acuut levensbedreigende zaken als longembolieën (normale D-dimeer), cardiale ischemie (niet op ECG zichtbaar) en een aortadissectie leken onwaarschijnlijk. Er werd afgesproken de volgende dag nader onderzoek te doen in de vorm van een CT-scan thorax met pre- en posthydratie; in verband met de aanwezige nierfunctiestoornissen werd deze scan niet direct gemaakt.

De uitslag van de tweede X-thorax is niet in de voorlopige ontslagbrief aan de huisarts (tevens dienstdoende als overdracht en medische status) terechtgekomen, dat had wel gemoeten. Verweerder is ervan uitgegaan dat arts-assistent 1 hiervoor zorg zou dragen. Overigens was de tweede X-thorax wel te raadplegen in het elektronisch toegankelijke deel van het medisch dossier van patiënt. Het was toen niet gebruikelijk dat elke patiënt die opgenomen werd vanaf een andere locatie en gezien was door een arts-assistent aldaar, nogmaals werd gezien door een arts(-assistent) op de AOA.

Het plotselinge overlijden van patiënt was voor niemand te voorzien. Ook als verweerder patiënt wel zelf had gezien, was het beloop hoogstwaarschijnlijk niet anders geweest, aldus verweerder.

 

5.         De beoordeling

5.1.      De klacht van IGZ komt er in de kern op neer dat verweerder als supervisor en hoofdbehandelaar is tekortgeschoten in de medische zorg voor patiënt. Het college toetst het professioneel handelen van verweerder tuchtrechtelijk, waardoor moeten worden beoordeeld of verweerder bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Daarbij wordt rekening gehouden met de stand van de wetenschap ten tijde van het door klager klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. Het gaat er niet om of het handelen door verweerder beter had gekund. Het behoort ook niet tot de taak van het college om de gevolgen van het handelen van verweerder te beoordelen, hoe tragisch het overlijden van patiënt ook is. Het college toetst slechts het handelen zelf aan de tuchtrechtelijke norm. Er zijn meerdere zorgverleners, artsen en verpleegkundigen, bij de zorg voor patiënt betrokken geweest. Het bilocatiemodel en de organisatie van de geleverde zorg spelen een belangrijke rol in deze casus. Bij het antwoord op de vraag of verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld in de zin van art. 47, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) staat echter het persoonlijk handelen van verweerder centraal.

 

5.2.      In deze zaak kan niet worden vastgesteld dat patiënt is overleden aan een gemiste eenvoudige pericarditis. De belangrijkste bevindingen bij obductie zijn immers geweest: een purulente peri- en epicarditis (ontsteking van het hartzakje en buitenste laag van het hart), in het myocard (hartspierweefsel) verspreid subtiele interstitiële fibrose en verspreide microscopische haardjes “myocardial disarray”; 220 ml troebel pericardvocht,longoedeem beiderzijds; 650 ml pleuravocht. Er werd geen maligniteit gevonden. Bij bacteriologisch onderzoek van het pericardvocht werden enkele kolonies Stenotrophomonas maltophilia gekweekt waarvan de klinische betekenis onduidelijk is. Meer waarschijnlijk is er sprake geweest van contaminatie tijdens het afnemen van de kweken want S. maltophilia is een ubiquitaire laag-pathogene bacterie die weliswaar bij immuungecompromitteerde patiënten tot een infectie kan leiden, maar waarbij pericarditis niet eerder is beschreven in de medische literatuur.

Verder dient opgemerkt te worden dat patiënten met een pericarditis volgens de richtlijn pericarditis (“2015 ESC Guidelines fot the diagnosis and management of pericardial disease”) niet standaard worden bewaakt of aan de monitor gelegd.

5.3.      Het college stelt vast dat arts-assistent 1- in verband met de vermeende pneumothorax – met verweerder, die op dat moment als dienstdoende longarts optrad, heeft gebeld en de anamnese, haar bevindingen bij lichamelijk onderzoek, de laboratoriumuitslagen, de uitslag van de thoraxfoto en het ECG heeft besproken. Zij heeft haar niet-pluisgevoel met verweerder gedeeld. Verweerder twijfelde of sprake was van een pneumothorax en vroeg om een nieuwe foto in expiratiestand. Ook vroeg verweerder om de internist in consult te vragen. De arts-assistent heeft deze instructies gevolgd en heeft het advies van de internist gedeeld met verweerder. Zij heeft de uitslag van de tweede X-thorax doorgebeld aan verweerder en de arts-assistent van de AOA. In dit geval was de patiënt een zelfverwijzer en was hij bij triage op de SEH ingeschreven voor de interne geneeskunde, maar nam de arts-assistent de beslissing met de longarts te overleggen vanwege de mogelijke pneumothorax. Verweerder werd vanaf dat moment aangemerkt als hoofdbehandelaar, coördineerde vervolgens de gang van zaken (infuus, advies contact op te nemen met de internist, maken van de tweede thoraxfoto) en liet patiënt opnemen op de AOA ter verdere beoordeling en bepaling nader beleid. De internist is opgetreden als consulent; er is éénmaal met hem overlegd. Aangezien een pneumothorax en andere acute, ernstige long-gerelateerde aandoeningen inmiddels waren uitgesloten, is het aannemelijk dat de internist, indien de CT-scan van de thorax geen afwijkingen zou laten zien, het hoofdbehandelaarschap zou hebben overgenomen, gezien de aard en de ernst van de laboratoriumafwijkingen, de algemene malaise en het gewichtsverlies.

 

5.4.      Verweerder is als medisch specialist degene die de medische eindverantwoordelijkheid draagt voor de zorgverlening aan de patiënt. In zijn algemeenheid geldt in de Nederlandse gezondheidszorg dat de A(N)IOS bevoegd is, mits bekwaam, tot het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg en als zodanig een eigen verantwoordelijkheid heeft. Deze moet, binnen de eigen grenzen, onder supervisie zelfstandig leren werken. Aanwijzingen met betrekking tot de zorgverlening – al dan niet in verband met de opleiding – worden gegeven door de opleider en overige behandeld (medisch) specialisten. Niet alleen de opleider, maar alle (medisch) specialisten die betrokken zijn bij de zorgverlening waaraan de A(N)IOS deelneemt, zijn verantwoordelijk voor goede supervisie bij de zorgverlening. De eigen verantwoordelijkheid van de arts in opleiding neemt toe naarmate de opleiding vordert. Als gevolg hiervan kan, wanneer de opleider overtuigd is van de bekwaamheid van de arts in opleiding, de supervisie in de eindfase van de opleiding meer op afstand plaatsvinden. De relatie tussen de supervisor en de arts-assistent wordt dus bepaald door het antwoord op de vraag of de supervisor de zorg voor een patiënt aan de arts-assistent kan overlaten. Dat hangt in hoofdzaak af van de mate waarin de arts-assistent op zijn taak is berekend en bekwaam kan worden geacht bepaalde beoordelingen te doen en handelingen te verrichten. Tegelijk is het afhankelijk van de (vermeende) pathologie van de patiënt. Arts-assistent 1 was na het afronden van haar studie geneeskunde vier maanden als ANIOS interne geneeskunde werkzaam in het ziekenhuis, wat verweerder bekend was. Anders dan verweerder betoogt, kan zij daarmee echter niet worden aangemerkt als een ervaren arts.

 

5.5.      Verweerder kan worden verweten dat hij, in zijn rol van superviserend specialist, de fysieke beoordeling van patiënt onder de gegeven omstandigheden volledig heeft overgelaten aan arts-assistent 1. Dat verweerder als supervisor niet op de locatie aanwezig was voor overleg, zelf spreekuur had en het ECG niet kon inzien, was een potentieel kwaliteits- en veiligheidsrisico. Voorts ging het om een jonge patiënt met onbegrepen thoracale pijnklachten, gewichtsverlies en uitgebreide onverklaarde laboratoriumafwijkingen (anemie, hyponatriaemie, nierfunctiestoornissen en een respiratoir gecorrigeerde metabole acidose) en een niet-pluisgevoel bij zowel de verpleging van de SEH als bij de arts-assistent. Het “meezien” door een specialist was temeer belangrijk omdat de diagnose pneumothorax werd verworpen na de tweede thoraxfoto. Zo verweerder niet in de gelegenheid was om patiënt zelf op de SEH te beoordelen, had hij zijn collega longarts op locatie J kunnen verzoeken dit te doen, of patiënt na aankomst op de AOA zelf kunnen beoordelen, of dit te vragen aan de dienstdoende collega longarts. Klachtonderdeel I kan in zoverre gegrond worden verklaard.

 

5.6.      IGZ verwijt verweerder ook, onder II, dat hij als hoofdbehandelaar is tekortgeschoten. Volgens vaste rechtspraak (ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG1953) is de hoofdbehandelaar, naast de zorg die hij als zorgverlener ten opzichte van de patiënt en diens naaste betrekkingen heeft te betrachten, belast is met de regie van de behandeling van de patiënt. Die regie houdt onder meer in dat de hoofdbehandelaar:

1. ervoor zorg draagt dat de verrichtingen van allen die beroepshalve bij de behandeling van de patiënt zijn betrokken op elkaar zijn afgestemd en gecoördineerd, in zoverre als een en ander vereist is voor een vakkundige en zorgvuldige behandeling van de patiënt en tijdens het gehele behandelingstraject voor hen allen het centrale aanspreekpunt is;

2. voor de patiënt en diens naaste betrekkingen ten aanzien van informatie over (het verloop van) de behandeling het centrale aanspreekpunt vormt.

De hoofdbehandelaar dient er onder meer – in overleg met de desbetreffende bij de behandeling betrokken zorgverleners – op toe te zien dat in alle fasen van het traject dossiervoering plaatsvindt die voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De hoofdbehandelaar dient de patiënt en zijn naaste betrekkingen voldoende op de hoogte te houden van het beloop van de behandeling en hun vragen tijdig en adequaat te beantwoorden.

5.7.      Aan verweerder kan worden toegegeven dat patiënt na het uitsluiten van de pneumothorax wellicht beter had kunnen worden overgenomen door de internist gezien de aanwezige afwijkingen in het laboratoriumonderzoek, waardoor hij niet – althans niet langer – de aangewezen hoofdbehandelaar was. Opvallend is ook dat de internist niet uit eigen beweging meer aandacht heeft besteed aan patiënt of het hoofdbehandelaarschap wilde overnemen naar aanleiding van het aan hem gerichte consult, gezien de complexe laboratoriumafwijkingen en het gewichtsverlies. Een consulent heeft immers ook een eigen verantwoordelijkheid.

 

5.8.      Het college stelt vast dat de zorg voor patiënt zich concentreerde op de eerste beoordeling op de SEH en zijn opname op de AOA, en zich daarmee dus in het beginstadium bevond. De volgende dag, op de AOA, zou nader worden bezien naar welke afdeling patiënt het beste zou kunnen worden overgeplaatst en bij welk specialisme het hoofdbehandelaarschap uiteindelijk dus terecht zou komen. Voornoemde criteria, die betrekking hebben op langduriger (complexere) zorg waarbij meerdere zorgverleners betrokken zijn, lenen zich hier niet voor onverkorte toepassing. Met betrekking tot de regiefuncties heeft verweerder gehandeld conform hetgeen van een hoofdbehandelaar in dit (begin)stadium verwacht mocht worden, althans kan het college niet vaststellen dat verweerder daarin tekort is geschoten.

5.9.      Het college volgt IGZ ook niet in het verwijt dat verweerder onvoldoende instructies voor controle van de vitale functies heeft gegeven, nu deze uit het verpleegkundig dossier en de brief aan de huisarts blijken. Uit de verklaring van arts-assistent 1 bij IGZ blijkt bovendien dat zij de nieuwe informatie (geen pneumothorax) goed aan de arts-assistent van de AOA heeft overgedragen, zodat verweerder op dit punt geen verwijt valt te maken. Merkwaardig is dat de hoofddiagnose pneumothorax na opname van patiënt in B niet is bijgesteld. Waar het mis is gegaan, kan het college niet vaststellen, ook niet dat verweerder daarvan tuchtrechtelijk een verwijt kan worden gemaakt. Mogelijk dat de toen gebruikelijke werkwijze om de voorlopige ontslagbrief aan de huisarts tevens te gebruiken als overdracht en medische status daarbij een rol heeft gespeeld. Het is de verantwoordelijkheid van beroepsbeoefenaren om te handelen als een goed hulpverlener, conform de professionele standaard (art. 7:453 BW). Maar het is de verantwoordelijkheid van de instelling om verantwoorde zorg te bieden en hierbij goede kwaliteitsafspraken en –systemen toe te passen, zoals het te gebruiken medisch dossier, de mogelijkheid een ECG in te zien, en de afstemming van overdracht en zorg (opnieuw zien door een arts) in geval van overplaatsing naar een andere locatie.

5.10.    De conclusie van het voorgaande is dat de klacht deels gegrond is. Verweerder heeft niet geïntervenieerd door patiënt, een jonge, zieke man met een onduidelijk klinisch beeld met evidente laboratoriumafwijkingen en een niet-pluisgevoel bij de SEH verpleegkundige en de relatief onervaren arts-assistent, zelf te zien of te laten beoordelen door een collega-specialist. Daarmee heeft hij gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens patiënt had behoren te betrachten.

De oplegging van na te melden maatregel is daarvoor passend. Daarbij houdt het college rekening met het feit dat verweerder zich toetsbaar heeft opgesteld en hij zich niet eerder voor de tuchtrechter heeft moeten verantwoorden. Naar verweerder verklaard heeft, heeft hij van deze zaak geleerd en zijn in het ziekenhuis de nodige verbetermaatregelen getroffen. Ook houdt het college rekening met de forse negatieve media-aandacht die verweerder heeft gekregen. Opvallend is dat alleen verweerder zich voor het college heeft moeten verantwoorden, terwijl in deze zaak verschillende andere zorgverleners, al dan niet in een bestuurlijke rol, bij de zorg voor patiënt waren betrokken en tegen wie geen tuchtklacht is ingediend. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat minst genomen vraagtekens zijn te plaatsen bij meerdere aspecten van de zorg voor patiënt, zowel op de SEH J als na overdracht aan de locatie B, het systeem van dossiervoering, de overdracht aan arts-assistent 2 die daarmee van een onjuiste werkdiagnose uitging en die niet bij patiënt is gaan kijken ondanks het feit dat de verpleegkundige in de dienst van de betreffende arts-assistent drie keer heeft gebeld over de patiënt, alsmede het handelen van (arts)bestuurders ten aanzien van de organisatie van zorg. Dit kan verweerder niet worden verweten. Zoals ook door de C  is vastgesteld, heeft in deze zaak het organisatiemodel van het ziekenhuis een belangrijke rol gespeeld. Het management van zorginstellingen is wettelijk eindverantwoordelijk voor de kwaliteit en veiligheid van de zorg. Uit oogpunt van normstelling en kwaliteitsbevordering c.q. bewaking, acht het college het wenselijk dat IGZ niet een (te) strikt selectiebeleid hanteert waar het gaat om voorleggen van zaken aan de tuchtrechter. Door uitsluitend het handelen van verweerder ter toetsing voor te leggen, komt het college niet toe aan een integrale (tuchtrechtelijke) beoordeling van het medisch en bestuurlijk handelen in dezen. Aldus kan maar ten dele invulling worden geven aan het tuchtrecht als ‘kwaliteitsinstrument van de gezondheidszorg’.

Hoewel verweerder in zijn supervisie is tekortgeschoten, gaat naar het oordeel van het college te ver om uitsluitend verweerder, als longarts, verantwoordelijk te houden voor het ontbreken van de goede zorg voor patiënt. Dat, los van het handelen door verweerder, in november 2014 niet was voldaan aan de voorwaarden voor goede patiëntenzorg in het ziekenhuis, is mede gelet op de inhoud van het rapport van de C  genoegzaam gebleken. Rekening houdend met bovengenoemde kanttekeningen volstaat het college daarom met het opleggen van de maatregel van waarschuwing.

Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal de beslissing zodra zij onherroepelijk is op na te melden wijze worden bekendgemaakt.

 6. De beslissing
Het college:

–         verklaart de klacht onder I deels gegrond;

–         legt op de maatregel van waarschuwing;

–         wijst de klacht voor het overige af.

 

Bepaalt voorts dat de beslissing ingevolge artikel 71 van de Wet BIG

in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en aan het tijdschrift Medisch Contact, het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht en Gezondheidszorg Jurisprudentie ter bekendmaking zal worden aangeboden.

 

Aldus beslist door:

mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter,

drs. J.I. van der Spoel, drs. J.J.C.M. Rooijmans-Rietjens en dr. J.P. van der Sluijs, leden-beroepsgenoten,

mr. dr. A. Wilken, lid-jurist,

bijgestaan door mr. S.S. van Gijn, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2017 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g.secretaris                                                           w.g. voorzitter

 

The post Dood Rogier Mooij 21 jr Tergooiziekenhuis. Samenvatting vonnis tuchtcollege Amsterdam appeared first on SIN-NL.

Tuchtzaak longarts Tergooiziekenhuis: Prof Kramer VUMC Rogier had te lage hartslag, was in shock

$
0
0

Moeder Jeanne van Kasbergen met een portret van haar overleden zoon.
© Guus Dubbelman / de Volkskrant

publicatie 3 februari 2017, herpublicatie 23 maart 2017 door SIN-NL

Inspectie verwijt longarts nalatigheid na overlijden kortademige hockeyer

De inspectie voor de gezondheidszorg verwijt een longarts van het Tergooi Ziekenhuis in Hilversum dat hij de behandeling van de kortademig binnengekomen 21-jarige Rogier Mooij in 2014 volledig heeft overgelaten aan een onervaren arts-assistent. De voormalig tophockeyer overleed na ruim een halve dag in het ziekenhuis.

Commissie
Het Tergooiziekenhuis is op een aantal punten tekortgeschoten bij de behandeling van de 21-jarige tophockeyer Rogier Mooij, die daar in 2014 onverwacht overleed. Dat concludeerde eind vorig jaar een onafhankelijke commissie. Ook zijn achteraf fouten gemaakt bij de communicatie over de zaak.

De inspectie spande een tuchtzaak aan tegen de longarts. De grote vraag op de zitting vrijdag is hoeveel verantwoordelijkheid een arts-assistent kan dragen voor patiënten op de eerste hulp van een ziekenhuis. Het is gangbaar dat de zorg op deze afdelingen grotendeels in handen is van artsen die nog in opleiding zijn. ‘Anders zou de zorg te duur worden’, stelt de voorzitter van het tuchtcollege vast.

Er is altijd een medisch specialist als hoofdbehandelaar eindverantwoordelijk voor de behandeling. In het geval van Rogier Mooij was die hoofdbehandelaar een longarts. Deze specialist heeft de zieke jongeman in het geheel niet gezien. De inspectie verwijt hem nalatigheid en wil daarom dat de tuchtrechter hem een maatregel oplegt.

De principiële vraag, die volgens de tuchtrechter verder strekt dan deze zaak alleen, is in hoeverre de hoofdbehandelaar alles moet controleren in het medisch dossier en of die zich dient te bemoeien met de overdracht van informatie over patiënten. Is de hoofdbehandelaar ook verantwoordelijk als daarin door collega’s fouten worden gemaakt, zoals in deze zaak? ‘Bij wie leg je het op zijn bordje?’, vraagt de voorzitter van het tuchtcollege zich af.

Onduidelijke diagnose

Reconstructie
De Volkskrant schreef eerder een reconstructie van de dood van de 21-jarige Rogier Mooij:
Overleden in een stuntelend ziekenhuis.

Rogier Mooij meldde zich in november 2014 op 21-jarige leeftijd op de eerste hulp van het Tergooi Ziekenhuis op de locatie Blaricum met pijn op zijn borst, kortademigheid en een extreem lage bloeddruk. In eerste instantie was er het vermoeden van een klaplong. Hoewel deze diagnose al snel door longfoto’s werd ontkracht, is niet direct onderzocht wat de jongen wel mankeerde. Na enkele uren werd Mooij per ambulance overgebracht naar de locatie van het Tergooi Ziekenhuis in Hilversum. Hij werd daar opgenomen voor verder onderzoek de volgende dag. Diezelfde nacht overleed hij in het ziekenhuis. Achteraf is vast komen te staan dat hij is overleden aan een ontstoken hartzakje.

Volgens de inspectie had de verantwoordelijk longarts op basis van de informatie van de arts-assistent zelf poolshoogte moeten nemen of anders een ervaren collega langs moeten sturen. ‘Als een patiënt zich met dit klachtenpatroon meldt, met zo’n onduidelijke diagnose, moet je je achter de oren krabben of een arts-assistent wel capabel genoeg is om ziektebeelden te herkennen.’

Non-actief

Je zit gewoon te liegen hier. Ik kan hier niet meer tegen.

Moeder van Rogier Mooij

Zwijgcontract
De moeder van het overleden slachtoffer tekende een zwijgcontract: ‘Het tekenen van een zwijgcontract vreet aan je’

Hoogleraar interne geneeskunde Mark Kramer van het VU medisch centrum, opgeroepen als getuige-deskundige, schaart zich achter dat standpunt. ‘Er hadden striktere afspraken gemaakt moeten worden om deze jonge dokter niet te laten zwemmen.
‘ Bovendien was door de lage hartslag volgens Kramer volstrekt duidelijk dat de patiënt ‘in shock’ was. ‘Ik had hem aan de bewaking gelegd.’

De aangeklaagde longarts heeft zelf Piet Postmus als getuige-deskundige opgeroepen.
Postmus was hoogleraar longziekten aan het VUmc tot hij in 2014 op non-actief werd gezet wegens het naar buiten brengen van misstanden binnen dat ziekenhuis. Volgens Postmus valt de longarts weinig te verwijten, omdat er geen signalen waren van een acute situatie.
‘Medisch inhoudelijk heb ik bij Rogier Mooij niet aan een shock gedacht’, zegt de longarts zelf. ‘Van iemand die in shock is verwacht je niet dat die zelf naar de eerste hulp kan komen lopen.’

Dan wordt het de moeder van Mooij teveel. ‘Dat zijn leugens, ik heb hem erheen gebracht’, roept ze door de zaal. ‘Je zit gewoon te liegen hier. Ik kan hier niet meer tegen.’
Ze staat op en beent de zaal uit.

Ze hoort niet meer hoe de longarts aangedaan het laatste woord voert. ‘Als arts en als ook vader besef je heel goed dat het overlijden van je kind het ergste is wat je kan overkomen. Ik heb er veel slapeloze nachten van gehad. Je twijfelt of je überhaupt nog wel een goede dokter bent.’
Het tuchtcollege doet op 21 maart 2017 uitspraak.

The post Tuchtzaak longarts Tergooiziekenhuis: Prof Kramer VUMC Rogier had te lage hartslag, was in shock appeared first on SIN-NL.

‘Bestuur Zuyderland heeft financiële planning niet op orde’

$
0
0

De Raad van Bestuur van het Zuyderland ziekenhuis heeft de financiële planning niet op orde. Daardoor is het ziekenhuis met vestigingen in Heerlen en Geleen onnodig in financiële problemen gekomen.

Dat zegt directeur Jo Maes van het Huis voor de Zorg.Onrust bij patiënten
Zuyderland heeft een financieel tekort van 12 miljoen euro en moet daarom flink bezuinigingen. Maes betreurt het dat hiermee onnodige onrust ontstaat bij patiënten. Zij krijgen ten onrechte het idee dat de zorg in het ziekenhuis zal verslechteren, maar dat is vooral beeldvorming, benadrukt Maes.

Lees ook: Patiënten ‘zoveel mogelijk’ ontzien bij forse bezuinigingen

Niet alarmerend
Hij noemt de situatie bij Zuyderland niet zwaar alarmerend. “Zuyderland draait een omzet van 700 miljoen euro. Het moet een bezuiniging van 12 miljoen kunnen opvangen. Het ziekenhuis zal echt niet omvallen door zo’n bedrag”, redeneert Maes. Als de financiële planning op orde was geweest, hadden de tegenvallers zonder problemen opgevangen kunnen worden, denkt hij.Zorgverzekeraar
Een deel van het tekort bij Zuyderland wordt veroorzaakt doordat het ziekenhuis meer zorg heeft verleend dan overeengekomen was met zorgverzekeraar VGZ. “Dat is niet geplande zorg, zoals oudere mensen die ziek worden. Die zorgvraag is niet in de hand te houden, die mensen moet je opnemen. Maar daarover had het ziekenhuis eerder aan de bel moeten trekken bij VGZ”, aldus Maes. “Daar heeft die verzekeraar ook wel oren naar. VGZ wil niet in de publiciteit komen met het nieuws dat geen overeenkomsten zijn gemaakt voor hun verzekerden.”

Vacaturestop
Eén van de maatregelen die Zuyderland gaat nemen om te bezuinigen is een vacaturestop. Jo Maes vindt dat dit wel een selectieve vacaturestop moet worden om te voorkomen dat essentiële kennis verdwijnt.

The post ‘Bestuur Zuyderland heeft financiële planning niet op orde’ appeared first on SIN-NL.

‘Zeldzame vorm van kanker geconstateerd bij vrouwen met borstimplantaten’

$
0
0

De afgelopen jaren is bij verschillende vrouwen met borstimplantaten een zeldzame vorm van kanker vastgesteld. In de Verenigde Staten worden negen sterfgevallen geassocieerd met ALCL, een vorm van non-Hodgkin-lymfoom.

“De gegevens waarover we beschikken, suggereren dat de kans op deze kanker groter is bij vrouwen met een implantaat”, zegt FAGG-woordvoerster Ann Eeckhout in Het Nieuwsblad. Waarom dat zo is, is nog niet duidelijk.

Volgens het FAGG blijft de kans om de zeldzame kanker te krijgen ook na een borstvergroting klein en is het niet nodig implantaten preventief te laten verwijderen. Ook komt er geen verbod op bepaalde types of merken. Fatale gevallen zijn nog niet bekend in België.

Negen sterfgevallen

In de Verenigde Staten worden negen sterfgevallen in verband gebracht met de zeldzame kankersoort. Bij de Food and Drug Administration (FDA) waren op 1 februari 359 gevallen gemeld van ALCL als mogelijk gevolg van implantaten, schrijft CNN.

De kanker tast cellen in het immuunsysteem aan en bevindt zich meestal in het littekenweefsel rond een implantaat. “Op basis van alle informatie die we tot nu toe hebben, kan worden gesuggereerd dat vrouwen met implantaten een zeer laag, maar verhoogd risico hebben op het ontwikkelen van ALCL”, aldus de FDA.

In 2011 wees de FDA voor het eerst op de mogelijkheid van een klein risico op het ontwikkelen van ALCL na het krijgen van implantaten. Sindsdien zijn veel gegevens verzameld over de mogelijke link tussen implantaten en ALCL.

Ruwe implantaten

Zo lijkt het probleem zich vaker voor te doen bij ruwe implantaten dan bij gladde exemplaren. Van de 231 gemelde gevallen bij het FDA die informatie bevatten over het type implantaat ging het in 203 gevallen om ruwe exemplaren.

In de Verenigde Staten hebben zo’n tien tot elf miljoen vrouwen borstimplantaten volgens de American Society of Plastic Surgeons en de Plastic Surgeon Foundation. Minder dan tien patiënten worden jaarlijks gediagnosticeerd met ALCL die mogelijk het gevolg is van een implantaat.

In veel gevallen waarbij een lymfoom ontstond was het genoeg om het implantaat en het littekenweefsel eromheen te verwijderen. Sommige vrouwen hebben chemotherapie en bestraling nodig.

Volgens de FDA moeten dokters rekening houden met de mogelijkheid dat een lymfoom nog lange tijd na een operatie voor borstimplantaten ontstaat. Als vrouwen nergens last van hebben, is er volgens de FDA echter geen reden om ze te laten verwijderen.

The post ‘Zeldzame vorm van kanker geconstateerd bij vrouwen met borstimplantaten’ appeared first on SIN-NL.


Kwakzalvende oud-internist Wim Huppes geschrapt

$
0
0

Kwakzalvende oud-internist geschrapt

3 reacties

Een voormalig internist raakt overtuigd van het nut van allerlei onbewezen werkzame stoffen die kanker zouden kunnen genezen.

Hij opent een kliniek en injecteert deze middelen, die hij zelf bereidt, bij patiënten met ongeneeslijke kanker. Hij hoopt hun hiermee een kans op genezing te geven, zo staat in een folder. Daar staat ook een waarschuwing dat een experimentele behandeling soms niet werkt of onverwacht giftig is. De behandeling is wat hem betreft aanvullend op reguliere behandeling.

Vier reguliere behandelend oncologen zien hun patiënten van deze man terugkomen met abcessen bij de injectieplaatsen. Zij doen een melding bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg, die deze zaak verder opneemt. Het eindigt met doorhaling van zijn inschrijving in het BIG-register, kort gezegd omdat hij ‘vele essentiële en wettelijk vereiste waarborgen (…) uit het oog heeft verloren’ en de kans op herhaling groot is. Wie meer wil weten, kan de volledige uitspraak online lezen, of informatie vinden op de website van de Vereniging tegen de Kwakzalverij.

Het punt dat we hier willen maken, is hoe belangrijk het is dat die oncologen aan de bel hebben getrokken bij de inspectie. Lees de brief die de man schreef aan een van de patiënten die met ernstige abcessen te kampen kreeg (5.20). Hij schrijft dat door haar melding zijn ziekenhuis is gesloten, en dat vanaf dat moment al vijftien mensen waren overleden. Schandalig. Een vrouw met een gemetastaseerd melanoom eerst zieker maken dan ze al was, en haar vervolgens impliciet verantwoordelijk maken voor het sterven van anderen. Het werkte nog ook: ze nam afstand van de melding van de calamiteit. Deze groep zeer kwetsbare patiënten zal zelf niet snel aan de bel trekken. Goed als anderen dat voor hen doen.


Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg d.d. 15 november 2016

(ingekort door redactie Medisch Contact)

lees hier de volledige tekst

Beslissing in de zaak onder nummer C2015.425 van A, arts, wonende te B, appellant, tegen Inspectie voor de Gezondheidszorg, (…).

01

Verloop van de procedure

(…)

02

Beslissing in eerste aanleg

Het regionaal tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

‘2 De feiten

2.1 Verweerder is in de periode van 1984 tot 1989 opgeleid tot algemeen internist. In de periode van 1989 tot 2013 heeft hij onder meer onderzoek gedaan als basaal-wetenschappelijk onderzoeker (o.a. met proefdieren). Voorts is hij werkzaam geweest als consult in de zorg en bij het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen. Hij heeft van 1989 tot 2013 geen directe patiëntenzorg verleend en is sinds 1995 uitgeschreven als internist.

2.2 In 2012 is verweerder, via de door hem opgerichte Stichting E, een kliniek gestart (hierna: de kliniek). De kliniek beschikt sinds 1 februari 2013 over een toelating ingevolge de Wet toelating zorginstellingen.

2.3 Verweerder heeft in de periode van 1 juni 2013 tot 13 maart 2014 kankerpatiënten in de kliniek behandeld, aanvankelijk in F en vanaf november 2013 in G. Deze patiënten hebben in de reguliere oncologische zorg geen uitzicht op genezing. Verweerder behandelde hen met een experimenteel geneesmiddel dat niet eerder op mensen is toegepast en niet in Nederland is geregistreerd. Dit middel bestaat uit reversine, gemengd met zogenoemde checkpointinhibitors (tozasertib, hesperadin, AZ 3146 en/of AT 7159). Verweerder bereidde dit middel in zijn kliniek.

De patiënten van verweerder ondergingen naast hun experimentele behandeling bij verweerder, reguliere oncologische behandeling (met chemotherapie) bij de behandelend oncoloog.

2.4 Verweerder heeft zijn patiënten door middel van een folder (met daarin een toestemmingsformulier) onder meer de volgende informatie over de behandeling verstrekt:

“(…) De stichting E biedt uitbehandelde kankerpatiënten een experimentele behandeling uit mededogen (‘compassionate care’). Het mededogen zit erin dat u nog een kans op genezing zoekt en de stichting E u daarbij wil helpen. U loopt daarbij het risico dat een experimentele behandeling niet werkt of onverwacht giftig is. (…)”

2.5 De behandelend oncologen van vier patiënten van verweerder (hierna te noemen de patiënten A, B, C en D) hebben een melding gedaan bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg in verband met (ernstige) abcesvorming bij deze patiënten na de behandeling door verweerder. Deze meldingen houden het volgende in:

– melding betreffende patiënt A d.d. 9 september 2013:

“Patiënte is bekend met een gemetastaseerd melanoom. Zij komt niet in aanmerking voor een behandeling met een BRAF- en NRAS-inhibitor. Hierna heeft zij zich op eigen initiatief gemeld bij (verweerder), zoals patiënt mij vertelt, heeft hij haar twee keer per week infusen toegediend met taxel, reversine, hesperadin, AZ 3146 en tozasertib. Patiënte werd op 6/9 opgenomen in het ziekenhuis i.v.m. ernstige abcessen t.h.v. infuusinsteekopeningen waarvoor chirurgische interventie vereist was. (…) Patiënte is opgenomen in het ziekenhuis, abcessen zijn gedraineerd en patiënte is behandeld met intraveneus antibiotica.”

– melding betreffende patiënt B d.d. 20 januari 2014:

“Patiënt heeft gedurende drie weken wekelijks injecties gehad bij stichting E in beide billen met anamnestisch de experimentele stoffen reversine, lozasetib, hesparadin, AZ 3146. Zijn doel was om hierbij de reguliere chemotherapie bij gemetastaseerd prostaatcarcinoom, beter te doen laten werken. Vervolgens is patiënt opgenomen in ons ziekenhuis i.v.m. een ernstige huidinfectie met kleine abcesholte van beide billen t.p.v. de injectieplaatsen (…). Opname antibiotica. Patiënt dringend geadviseerd om zich niet meer tot stichting E te wenden, daar wij in ons ziekenhuis van mening zijn dat toediening van experimentele middelen enkel gecontroleerd en in studieverband moet plaatsvinden.”

– melding betreffende patiënt C d.d. 27 november 2013:

“Patiënt behandelde ik i.v.m. gemetastaseerd coloncarcinoom en ik was nog met therapie bezig. Hij kreeg elke twee weken panitumumab. Patiënt voelde wel dat de tumor progressief was en bij controle bij mij op 8 november was dat ook het geval. Daar hij dit had voelen aankomen had patiënt vlak daarvoor al een laatste strohalm aangegrepen en zich tot (verweerder) gewend. Die had patiënt, terwijl die nog bij mij actief in therapie was, behandeld met subcutane injecties op zijn buik, patiënt en echtgenoot wisten niet wat voor middel het was geweest. Ik zag op dat moment bij een (pre)terminale patiënt met gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose en een necrotische ulcus op zijn onderbuik. Ik heb patiënt opgenomen met supportieve en palliatieve maatregelen en hij is op 13 november in alle rust in bijzijn van zijn familie overleden.

(…) Met patiënt, maar later natuurlijk met name met echtgenote, uitgebreide gesprekken gevoerd. Haar vraag is of deze therapie van (verweerder) dit heeft veroorzaakt. En zij staat volledig achter deze melding bij de inspectie.”

– melding betreffende patiënt D d.d. op 4 april 2014:

“Huiddefect met doorsnede 1,8 cm geneesmiddel reversine, tozasertib, hesperadin, AZ 3146 geen fabrikant, magistrale bereiding door (verweerder), arts, stichting E defect is gesloten door dermatoloog, patiënt is begeleid.”

2.6 Naar aanleiding van de eerste melding is de IGZ een onderzoek gestart. (…)

5 De beoordeling

5.1 Deze zaak gaat over de behandeling met experimentele geneesmiddelen van kankerpatiënten die geen uitzicht op genezing hebben. (…) Het gaat in deze zaak in de kern om de vraag of die behandeling met voldoende waarborgen is omkleed.

5.2 Bij de beantwoording van die vraag stelt het college voorop dat de behandeling door verweerder buiten het kader van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen heeft plaatsgevonden, nu deze niet (primair) werd verricht uit hoofde van wetenschappelijk onderzoek, maar gericht was op de gezondheidsverbetering van de individuele patiënten. Dat neemt niet weg dat aan de behandeling door verweerder stringente voorwaarden mogen worden gesteld. Deze behandeling is immers niet-regulier, bestaat uit de toediening van medicatie die niet eerder op mensen is getest en heeft, ook volgens verweerder zelf, schadelijke bijwerkingen. Bovendien richt verweerder zich tot patiënten die in de reguliere geneeskunde geen uitzicht op genezing hebben. Zij zijn extra kwetsbaar en lichtvaardig ontvankelijk voor een experimentele behandeling.

(…)

Deskundigheid, intercollegiale samenwerking en nazorg

5.3 In algemene zin staat voorop dat een arts voldoende deskundig en bekwaam moet zijn om de door hem te verrichten behandeling medisch verantwoord te doen zijn. Verweerder begeeft zich met zijn behandeling op het terrein van de oncologie en de bereiding van experimentele medicatie. Hij heeft ervaring op het gebied van de biotechnologie, maar geen bij- of nascholing gevolgd op het gebied van de oncologische zorg, farmacotherapie of farmacie. Toen verweerder de kliniek opende had hij bovendien gedurende circa 24 jaar geen directe patiëntenzorg meer verleend. Naar het oordeel van het college moet verweerder daarom onvoldoende deskundig worden geacht om de experimentele behandeling zelfstandig en onder eigen verantwoordelijkheid uit te voeren. De kwaliteit van de zorg bij de toediening van experimentele medicatie aan kankerpatiënten had ten minste moeten worden geborgd door een structurele en nauwe samenwerking met, en toezicht door in de oncologie gespecialiseerde hulpverleners. Ook had verweerder adequate nazorg moeten organiseren. Van dit alles is echter geen sprake geweest (…).

Bereiding van geneesmiddelen

5.9 Het klachtonderdeel dat verweerder in afwijking van de geldende normen zelf medicatie heeft bereid, is eveneens gegrond. Verweerder beschikt niet over een vergunning op grond van de Geneesmiddelenwet (Gw) en heeft ook geen aantoonbare scholing en ervaring met de bereiding van (experimentele) geneesmiddelen. Hij is daarom niet bevoegd tot die bereiding. (…)

Dossiervoering

(…)

5.13 De conclusie uit het voorgaande is dat de patiëntendossiers die verweerder aan de IGZ heeft overgelegd, geenszins voldoen aan de daaraan te stellen eisen. (…)

Informatieplicht

5.15 (…) De experimentele en daarom risicovolle aard van de behandeling door verweerder noopt tot een extra zware informatieverplichting. (…)

5.16 De informatie die verweerder in zijn bij het toestemmingsformulier behorende folder heeft opgenomen (zie onder 2.4) is op een aantal onderdelen onjuist en is bovendien onvolledig. (…)

Bejegening patiënten

5.19 Volgens de IGZ heeft verweerder onvoldoende professionele distantie jegens zijn patiënten in acht genomen. (…)

5.20 Ook dit klachtonderdeel slaagt. In de brief aan patiënt A heeft verweerder geschreven:

“Ik wil mijn spijt nogmaals betuigen dat er bij jou een nare bijwerking is opgereden. Zo’n zeer ernstige bijwerking als jij kreeg is echt niet de bedoeling. Helaas ging onze relatie ook mis. Ik baal daarvan. R probeerde de zaak recht te trekken. Herinner je je nog? De koffie van R! Ik hoop dat onze relatie in de toekomst weer goed komt. Ik zou dat heel fijn vinden.

(…)

(X) en ook (Y) vertelden mij dat het S aan je trok om een calamiteitmelding bij de inspectie rond te krijgen. Met die melding heeft de inspectie ons ziekenhuis gesloten. (…)

In de periode dat ons ziekenhuis open was zijn er 44 kankerpatiënten behandeld, die allen bij ons overleefden. Sinds de sluiting overlijden de patiënten. Tot nu toe 15 doden, waaronder (…). De kanker groeit weer bij (A) en (B), en ook bij , (D), (E), en anderen.

(…)

Met de reversine trad helaas een zeer ernstige bijwerking op, maar je kunt niet spreken van een calamiteit. Want het medicament werd toegediend zoals afgesproken. Dergelijke bijwerkingen die jij had, komen ook wel bij andere medicamenten voor, bijvoorbeeld bij Herceptin-therapie. Dan wordt ook het ziekenhuis niet gesloten, want dan spreken we van een bijwerking. Niet van een calamiteit.

Je zou ons een herstart kunnen gunnen. Je zou bijgaande verklaring kunnen tekenen en terugsturen. Het is een verklaring naar waarheid. Een verklaring dat een ernstige bijwerking bij jou optrad, maar geen calamiteit. We kunnen dan het gesprek aangaan met de inspectie. (A) en (C) en andere patiënten werken eraan mee. We kunnen dan verder. Wij hopen dat je ons dit gunt, ook al kreeg je zo’n vreselijk nare bijwerking.

Met hartelijke groeten en veel liefs,”

In de bijgesloten voorgedrukte verklaring, die patiënt A ondertekend heeft teruggestuurd, verklaart patiënt A onder meer:

“De calamiteitsmelding van het S-Ziekenhuis te F, waarvoor ik toestemming gaf, betreft geen calamiteit. Het betreft een zeer ernstige bijwerking. (…)

Ik hoor dat vele patiënten bij E stierven nadat de inspectie het ziekenhuis een behandelingstop oplegde. Dat is nooit mijn bedoeling geweest. (…)”

(…)

Conclusie

5.22 Het college moet constateren dat de behandeling zoals verweerder die heeft toegepast in diverse opzichten onder de maat is. Hij heeft behandelingen verricht en medicatie bereid buiten het terrein van zijn eigen kennen en kunnen, zonder daarbij (in voldoende mate) samen te werken met ter zake wel deskundige artsen en zonder de andere behandelaren van zijn patiënten te informeren. Hij heeft zijn patiënten onjuist en onvolledig voorgelicht over onder meer de effectiviteit van de behandeling en de risico’s daarvan. Door de gebrekkige dossiervorming is het niet mogelijk inzicht te verkrijgen in de mogelijke (positieve en negatieve) effecten van de behandeling. Met dit alles is niet gezegd dat de behandeling niet effectief zou kunnen zijn, maar de borging van de kwaliteit en de veiligheid van de experimentele behandeling is dermate gebrekkig dat deze behandeling naar het oordeel van het college zo niet mocht en niet mag worden uitgevoerd.

(…)

03

Vaststaande feiten en omstandigheden

(…)

04

Beoordeling van het beroep

(…)

4.4 Het Centraal Tuchtcollege stelt vast dat in beroep als uitgangspunt heeft te gelden dat de arts ten opzichte van patiënten A tot en met C in strijd heeft gehandeld met de zorg zoals bedoeld in artikel 47 eerste lid onder a, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) en voorts heeft gehandeld in strijd met het belang van een goede uitoefening van individuele gezondheidszorg zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid, onder b van die wet.

Ook de door het regionaal tuchtcollege weergegeven conclusie dat de arts behandelingen heeft verricht en medicatie heeft bereid buiten het terrein van zijn eigen kennen en kunnen en verder ernstig tekort is geschoten in de samenwerking met ter zake deskundige artsen, in zijn informatieplicht jegens patiënten en in de dossiervoering, is in beroep niet bestreden omdat het beroep van de arts zich niet richt tegen de daarop betrekking hebbende overwegingen van het regionaal tuchtcollege.

4.5 Ten aanzien van de op te leggen maatregel onderschrijft het Centraal Tuchtcollege de motivering van het regionaal tuchtcollege, zoals neergelegd in rechtsoverweging 5.24 volledig. De arts heeft kankerpatiënten aan een experimentele behandeling onderworpen waarbij ernstige bijwerkingen zijn opgetreden. De arts heeft daarbij vele essentiële en wettelijk vereiste waarborgen rondom de medische behandeling van kankerpatiënten uit het oog verloren. Dit zijn zeer ernstige feiten die een zware maatregel rechtvaardigen. Met het regionaal tuchtcollege heeft het Centraal Tuchtcollege er geen vertrouwen in dat de arts zich in de toekomst wel aan toepasselijke wetgeving, richtlijnen en protocollen zal houden, mede gelet op zijn betoog ter terechtzitting in beroep dat hij als filosoof buiten de richtlijngeneeskunde staat. Voorts heeft de arts geen vertrouwen in de reguliere oncologische zorg omdat daar richtlijnen en protocollen worden gehanteerd die hij niet erkent en is van daadwerkelijke samenwerking met beroepsbeoefenaren in die zorg geen sprake. Ook het Centraal Tuchtcollege vreest voor herhaling nu de arts ter terechtzitting in beroep heeft aangegeven als arts voor zijn stichting T kankerpatiënten te willen bemiddelen voor behandelingen buiten de richtlijngeneeskunde. Nu de arts zich rechtstreeks op een zeer kwetsbare doelgroep richt en ieder objectief inzicht in de effectiviteit van de door hem bepleite experimentele behandelingen ontbreekt, is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat alleen de zwaarste maatregel, die van doorhaling van de inschrijving, volstaat. De maatregel van gedeeltelijke ontzegging van de bevoegdheid zoals door de arts bepleit, biedt onvoldoende waarborgen om herhaling te voorkomen nu de arts voornemens is zich naar de buitenwereld als arts te blijven presenteren.

05

Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

– verwerpt het beroep;

– verstaat dat de opgelegde maatregel van doorhaling van de inschrijving in het BIG-register in stand blijft; (…)

Deze beslissing is gegeven door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, prof. mr. J. Legemaate en mr. L.F. Gerretsen-Visser, leden-juristen, dr. R. Heijligenberg en dr. H.E. Sluiter, leden- beroepsgenoten, en mr. M. van Esveld, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 15 november 2016.

download dit artikel

Het is niet toegestaan downloads van artikelen te verspreiden.

print dit artikel

Op dit artikel reageren inloggen

Reacties

  • Cornelis Bruijninckx, chirurg, Rotterdam 25-03-2017 18:37

    “Goed werk van de oncologen die de moeite hebben genomen deze kwakzalvende internist bij de tuchtrechter aan te klagen en goed werk van de tuchtcolleges. Veel werk ook …. waar helaas de zwakste partij, – de door angst en goedbedoelde adviezen van leken geplaagde patiënt -, geen donder aan heeft.
    In de goeie ouwe tijd, sinds1865, werden patiënten door de wet op de uitoefening der geneeskunst van Thorbecke beschermd tegen kwakzalvende leken, alhoewel de wet daarvoor onvoldoende streng gehandhaafd werd, en door het tuchtrecht tegen kwakzalvende artsen. Helaas is deze wet na 128 jaar vervallen met de invoering van de Wet BIG. Sindsdien is het niet-artsen uitsluitend verboden bepaalde zogenoemde ‘voorbehouden handelingen’ (genoemd in art. 36 van Wet BIG) te verrichten. Zij kunnen zich sindsdien vrijelijk, – niet gehinderd door enige kennis van de universitaire geneeskunde – , afficheren als therapeuten en goede sier maken met hun onzinnige therapieën. Dus de door de tuchtrechter zo terecht uit zijn beroepsgroep verwijderde arts-kwakzalver, kan zijn (aan het criminele grenzende) praktijken ongestoord voortzetten als ‘therapeut’ zolang hij zich maar niet als ‘arts’ afficheert want dat is een beschermde titel. Deze maatschappelijke idiotie bestaat al 25 jaar en voorlopig lijkt het einde nog niet in zicht, want de Tweede Kamer, ministeries en rechtbanken worden niet uitsluitend bevolkt door rationalisten.”

  • Carsten Lincke, kinderarts, Amsterdam 25-03-2017 13:28

    “Helaas is het nog niet gelukt om weerloze patienten afdoende te beschermen tegen deze levensgevaarlijke onzin. Wim Huppes kwakzalvert vrolijk door: http://wimhuppes.com/2016/02/26/spiegelbeeld-maart-2016/
    Wanneer komt het openbaar ministerie in actie?

  • M. de Vries, AIOS verzekeringsgeneeskunde , Amsterdam 24-03-2017 09:50

    “Tja….. hij lijkt weinig onder de indruk van de doorhaling. Zijn nieuwe bedrijf is hier te vinden: http://www.tippingpoint4cancer.com/”

The post Kwakzalvende oud-internist Wim Huppes geschrapt appeared first on SIN-NL.

Inspectie trekt waarschuwing Humanitas in

$
0
0

De verpleeghuizen van de Stichting Humanitas in de regio Rotterdam staan weer goed op de rails. De waarschuwing die de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) vorig jaar had gegeven, is ingetrokken nu de geëiste verbeteringen zijn doorgevoerd.
Humanitas heeft hard gewerkt om de zorg te verbeteren en de kwaliteit ervan ook zelf goed te kunnen volgen, meldt de inspectie maandag na verschillende bezoeken op locaties. De stichting had negen maanden de tijd om de verbeteringen door te voeren in de twee verpleeghuizen en twaalf kleinschalige verpleeglocaties in Rijnmond. Dat moest vooral op het gebied van samenwerking tussen de zorgprofessionals, het bijhouden van cliëntendossiers en de veiligheid van medicatie.

Tevreden

De stichting is blij dat de maatregel voorbij is. Het is feest vandaag, zegt een woordvoerster. Al die tijd waren en bleven cliënten volgens haar tevreden over de zorg. “We kregen juist veel steunbetuigingen.”

Gijsbert van Herk, voorzitter van de raad van bestuur, laat weten dat “we heel veel hebben moeten geven” en dat hij trots is op de medewerkers. Humanitas zegt onverminderd te blijven strijden voor minder bureaucratie binnen de sector. Controle is goed, maar vertrouwen is beter. Wij zetten de mens centraal en niet het dossier. Dat is zo in onze verpleeghuizen maar ook in onze activiteiten op het terrein van maatschappelijke dienstverlening, welzijn en thuiszorg, aldus de organisatie.(ANP)

The post Inspectie trekt waarschuwing Humanitas in appeared first on SIN-NL.

Uitslag borstkankeronderzoek binnen 24 uur

$
0
0

bron: skipr.nl 
Vanaf 1 juli 2017  weten vrouwen met het vermoeden van borstkanker binnen 24 uur of ze ziek zijn. De huisarts kan ze binnen een dag direct doorverwijzen naar een radioloog. Eerst naar een multidisciplinair team hoeft niet meer.

De nieuwe verwijsstrategie is een initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Radiologie (NVvR), schrijft Medisch Contact.
Het gaat jaarlijks om zo’n 10.000 vrouwen met het vermoeden van borstkanker. De radioloog kan een mammografie doen en als nodig direct ook een aanvullende echo of biopt nemen. Als er niks verdachts is, dan kan de vrouw meteen worden gerustgesteld.

Stress

Zo kan onnodige stress en angst worden voorkomen of verkort. De wachttijd loopt nu soms op tot tien werkdagen. Dat komt omdat een vrouw met een onduidelijke score (B0) eerst naar een chirurg moet, die doorverwijst naar de radioloog. De resultaten van het onderzoek worden weer besproken met de chirurg. Dit geldt ook voor vrouwen waarbij niets aan de hand blijkt. Dat is 85 procent. Dit proces is tijdrovend en duur. Behandeling in een multidisciplinair overleg is drie keer zo duur als alleen een bezoek aan een radioloog. Daarnaast is er nu meer ruimte om vrouwen met een sterker vermoeden op borstkanker (B4-B5) sneller te helpen.

Afdelingen

De ziekenhuizen hebben tot 1 juli de tijd gekregen om de nieuwe werkwijze in te voeren. Dan wordt het verplicht dat er maar 24 uur tussen huisarts en bezoek aan de radioloog mag zitten. Een aantal ziekenhuizen hebben al aangegeven dit eerder te willen invoeren. Tegelijkertijd vragen een aantal afdelingen radiologie zich af hoe ze dit voor elkaar moeten krijgen.
————————

Ander verwijsbeleid borstkankeronderzoek

Het verwijsbeleid na het tweejaarlijkse bevolkingsonderzoek naar borstkanker gaat veranderen. Vrouwen die na het onderzoek een ‘onduidelijke’ B0-score krijgen, kunnen in principe binnen 24 uur terecht bij de radioloog in het ziekenhuis. Vanaf 1 juli dit jaar stuurt de huisarts de patiënt direct door naar de radioloog, en slaat daarbij het multidisciplinair team over.

De nieuwe verwijsstrategie is onder meer een initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Radiologie. Het is in consensus eind 2016 aangenomen door alle betrokken partijen, zegt hoogleraar mammaradiologie Ruud Pijnappel (UMCU), tevens directeur van het Landelijk Referentiecentrum voor Bevolkingsonderzoek (LRCB).

Het gaat jaarlijks om ongeveer tienduizend vrouwen, van wie het merendeel geen borstkanker blijkt te hebben. De wachttijd voor hen kan nu nog oplopen tot tien werkdagen, wat ‘onnodige stress’ veroorzaakt. Vrouwen die met een sterker vermoeden van borstkanker uit het bevolkingsonderzoek komen (een B4-B5-score) kunnen hiermee ook sneller geholpen worden, zo is de verwachting.

Behalve het terugbrengen van de wachttijden, heeft het nieuwe verwijsbeleid ook financiële consequenties, stelt Pijnappel. ‘Dit bespaart tijd en kosten, een behandeling in het multidisciplinaire overleg is immers duurder.’

Opmerkelijk is dat deze nieuwe manier van verwijzen voortkomt uit promotieonderzoek van Janine Timmers (2013). Zij stelde in haar proefschrift vast dat er behoefte was aan een verbetering van de verwijsstrategie. Een mogelijkheid daarvoor is om rekening te houden met de radiologische verdenking op borstkanker. Timmers deed bij het Radboudumc onderzoek naar methoden voor risicostratificatie door screeningsradiologen en evalueerde de introductie van een stratificatiesysteem.

Dit stratificatiesysteem wordt nu in de praktijk gebracht, zegt Pijnappel. De ziekenhuizen hebben tot 1 juli de tijd gekregen om de werkwijze aan te passen. Een aantal ziekenhuizen is enthousiast aan de slag gegaan, meldt Pijnappel. ‘Ziekenhuizen als het Albert Schweitzer in Dordrecht en het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven lopen voorop en willen het al eerder invoeren. Andere instellingen vragen zich af hoe ze het op tijd voor elkaar krijgen.’

lees ook

The post Uitslag borstkankeronderzoek binnen 24 uur appeared first on SIN-NL.

Bloeddrukmeting van 30 minuten is beter

$
0
0
Jesse Koper
vandaag om 15:39 2 minuten leestijd

Nieuws

De beste bloeddrukmeting duurt dertig minuten

Bloeddrukmeters die een halfuur meten leveren lagere bloeddrukwaarden op en zorgen dat artsen minder antihypertensiva voorschrijven.

De traditionele meetmethode (office blood pressure monitoring of OBP) leidt geregeld tot overdiagnostisering door het wittejassensyndroom. De gouden standaard om overbehandeling te voorkomen is 24 uur lang ambulante bloeddrukmeting. Dat is echter prijzig en gebruiksonvriendelijk.

Afgelopen vijftien jaar verscheen er een aanzienlijke hoeveelheid bewijsmateriaal over de betrouwbaarheid en validiteit van geautomatiseerde bloeddrukmeters die een halfuur meten (OBP30). De uitkomsten van deze metingen benaderen de resultaten van ambulante bloeddrukmetingen, met dit verschil dat OBP30 een stuk gemakkelijker is toe te passen. Je sluit de patiënt aan, verlaat de ruimte om het effect van je witte jas weg te nemen en koppelt de patiënt na een halfuur weer af. De OBP30 maakt iedere vijf minuten een meting en neemt uiteindelijk het gemiddelde van de laatste zes metingen.

Huisartsen Michiel Bos en Sylvia Buis vergeleken de nieuwere OBP30-methode met de traditionele OBP en publiceerden de resultaten in The Annals of Family Medicine. Ze deden het onderzoek in hun ‘eigen’ gezondheidscentrum Ommoord in Rotterdam. ‘Een huisartsenpraktijk met veel huisartsen, patiënten en assistentes; iedereen deed enthousiast mee’, aldus Michiel Bos. Bos en Buis includeerden 201 patiënten tussen februari en juli 2016. Zij vonden een 22,8 mmHg lagere systolische en 11,6 mmHg lagere diastolische bloeddrukwaarde met OBP30 vergeleken met de traditionele meetmethode. Gebaseerd op OBP alleen zeiden artsen in ruim 79 procent van de gevallen een antihypertensivabehandeling te willen starten of te intensiveren. Met de kennis van de OBP30-metingen zouden ze dit slechts in bijna 25 procent van de gevallen hebben gedaan. De belangrijkste reden voor artsen om de OBP30 te gebruiken was een vermoeden van wittejashypertensie. Andere veelvoorkomende redenen waren het monitoren van het effect van medicatie en het vaststellen van een nieuwe hypertensiediagnose.

De Canadese hoogleraar huisartsgeneeskunde Lee Green ziet in de uitkomsten voldoende reden om de bloeddrukmeting in de spreekkamer te veranderen. In een commentaar in The Annals of Family Medicine benadrukt hij daarbij dat de afkappunten voor hypertensie dan heroverwogen zouden moeten worden. Hij vermoedt dat een drempel van 140/90 leidt tot onderdiagnose en beveelt daarom 135/85 als grenswaarde aan. De NHG-Standaard hanteert 130 als afkappunt voor 24-uursbloeddruk en 135 voor thuisbloeddrukmetingen. Michiel Bos: ‘Ik vind het daarom moeilijk om een precies getal te noemen dat we voor 30 minuten moeten hanteren. Het afkappunt zou waarschijnlijk iets lager moeten liggen, zoals ook voor de 24-uursbloeddrukmeting geldt.’ In de NHG-richtlijn speelt de 30-minutenmeting nu geen rol. ‘Wij zouden het natuurlijk goed vinden als het daar wel een plaats in krijgt’, zegt Bos.

In gezondheidscentrum Ommoord is OBP30 inmiddels staande praktijk. Invoering was praktisch gezien geen probleem: ‘Je hebt een rustige kamer nodig voor een aantal uren per dag.’ Het OBP30-meetsysteem dat Bos en Buis gebruiken kost 1950 euro. Hoe de zorgverzekeraar daartegenover staat, is nog niet helemaal duidelijk. ’Er komt nog overleg. Voor de 24-uursbloeddrukmeting is er al een tarief, dus misschien kan de OBP30 daaruit gefinancierd worden, maar dit is nog niet beklonken’, aldus Michiel Bos.

Later dit jaar verschijnt de studie in vertaling ook in Huisarts en Wetenschap.

www.annfammed.org,

https://doi.org/10.1370/afm.2041

https://doi.org/10.1370/afm.2056

https://www.medischcontact.nl/nieuws/laatste-nieuws/artikel/huisarts-moet-bij-alle-volwassenen-bloeddruk-meten.htm

https://www.medischcontact.nl/nieuws/laatste-nieuws/artikel/Bloeddrukcontrole-kan-beter-thuis.htm

https://www.medischcontact.nl/nieuws/laatste-nieuws/artikel/ambulante-bloeddrukmeting-effectiefst.htm

 

The post Bloeddrukmeting van 30 minuten is beter appeared first on SIN-NL.

Advocaten ‘Weinig animo voor proef no cure, no pay bij letselschadezaken’

$
0
0

‘Weinig animo voor proef no cure, no pay bij letselschadezaken’

Een experiment met een vorm van no cure, no pay voor letselschadeadvocaten lijkt niet aan te slaan. Advocaten blijken terughoudend te zijn met het maken van dergelijke vergoedingsafspraken.

Advocaten zouden de no cure, no pay-beloning volgens deskundigen niet zien zitten vanwege financiële risico’s, meldt Het Financieele Dagblad (FD) maandag.

Uit een rondgang van de krant bij elf lokale ordes van advocaten blijkt dat in ruim drie jaar tijd maar in een klein aantal zaken (64) dergelijke afspraken zijn gemaakt. Dit mag alleen bij complexe letselschadezaken waarbij de partijen strijden over wie aansprakelijk is. Dit zijn meestal zaken over beroepsziekten en medische ingrepen.

De advocaten in het experiment mogen een hoger uurtarief (een dubbel uurloon) declareren bij een overwinning. Ze krijgen geen percentage van de schadevergoeding en het loon mag niet uitkomen boven 25 procent van de uitkering. Als de advocaten de zaken verliezen, dan ontvangen ze niets.

Aanvullende kosten

De cliënten moeten bij verlies aanvullende kosten voor bijvoorbeeld het inhuren van schade-experts en arbeidsdeskundigen zelf betalen. Dit kan volgens het FD in een complexe zaak tienduizenden euro’s kosten.

Maar als wordt afgesproken dat de advocaat voor deze extra kosten opdraait, dan mag de advocaat het uurtarief bij een overwinning met 150 procent verhogen (maximaal 35 procent van de schadevergoeding).

Risicovol

In dat geval is het volgens Peter Langstraat, lid van de kwaliteitscommissie van de Vereniging van Letselschade Advocaten “een risicovolle operatie” voor advocaten. Bij complexe procedures zijn de kansen op winst moeilijk in te schatten.

“Niet gek dat er onder advocaten wat koudwatervrees bestaat om op basis van no cure, no pay te werken. Een kantoor moet zo’n verlies wel kunnen dragen”, zegt Langstraat tegen de krant. Toch vindt hij niet dat de proef als mislukt beschouwd moet worden. Hij vindt dat middeninkomens de mogelijkheid moeten behouden om eenvoudiger een advocaat te kunnen inschakelen.

Toegang

De proef is in 2014 gestart en duurt in totaal vijf jaar. De pilot moest de toegang tot een advocaat voor mensen met een middeninkomen verbeteren. Deze groep kan geen aanspraak maken op gesubsidieerde rechtsbijstand, maar verdient niet altijd voldoende om de kosten voor een advocaat zelf op te kunnen brengen.

Daarnaast moet no cure, no pay zorgen voor een eerlijkere concurrentie tussen advocatenkantoren en letselschadebureaus. Letselschadebureaus kunnen ongelimiteerd werken volgens de methode no cure, no pay.

Tussentijdse evaluatie

De Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA), initiatiefnemer van de proef, vindt het moeilijk om te bepalen of de 64 zaken veel of weinig zijn. Er komt ook geen tussentijdse evaluatie. De organisatie benadrukt dat het vaak een aantal jaren duurt voordat een letselschadezaak is afgehandeld.

“Om te beoordelen of er sprake is van een geslaagde pilot is een representatief aantal afgeronde zaken noodzakelijk”, zegt een woordvoerder van de NOvA tegen het FD.

The post Advocaten ‘Weinig animo voor proef no cure, no pay bij letselschadezaken’ appeared first on SIN-NL.

Meisjes kregen verkeerd vaccin

$
0
0

Zeeuwse meisjes krijgen verkeerd vaccin

Twaalfjarige meisjes in het Zeeuwse Oostburg hebben tijdens een groepsvaccinatie verkeerde vaccins gekregen. Het gaat om 52 van de 55 meisjes, meldt de GGD in Zeeland dinsdag.

Ze hadden moeten worden ingeënt tegen baarmoederhalskanker, maar kregen het DTP-vaccin (difterie, tetanus, polio). Volgens de GGD heeft de fout geen medische nadelige gevolgen. “Vervelend is het wel, omdat meisjes nu alsnog het HPV-vaccin nodig hebben”, aldus de organisatie. De meisjes zijn de komende tien jaar beschermd tegen difterie, tetanus en polio, drie jaar langer dan in de normale situatie.

De GGD weet nog niet hoe de fout kon worden gemaakt. De ouders worden dinsdag op de hoogte gebracht. (ANP)

The post Meisjes kregen verkeerd vaccin appeared first on SIN-NL.

Integrale aanpak dringt sterfte na heupfractuur terug

$
0
0

Voor kwetsbare ouderen is een heupfractuur vaak het begin van het einde; landelijk overlijdt zo’n 35 procent van de ouderen boven de 65 binnen een jaar na een heupfractuur. Dankzij een nieuw orthogeriatrisch behandelmodel heeft Ziekenhuisgroep Twente (ZGT) dit percentage weten terug te dringen naar 23 procent.

Behalve tot minder sterfte leidt het model ook tot significant minder heropnames binnen 30 dagen. Heeft landelijk gezien 67 procent van de ouderen met een heupfractuur één of meerdere complicaties, bij toepassing van het orthogeriatrisch model is dit 53 procent.
De mediane opnameduur daalt daarnaast van 10 naar 8,6 dagen.
Ook kunnen meer patiënten na revalidatie terug naar hun eerdere woonsituatie.Dit komt naar voren uit onderzoek van verpleegkundig specialist Ellis Folbert, waarop ze op 27 maart 2017 aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) promoveerde.

Kwetsbaar

Jaarlijks worden er in Nederland rond de 19.000 ouderen met een heupfractuur opgenomen in het ziekenhuis. De gevolgen van een heupfractuur zijn ernstig; bij meer dan de helft van de patiënten is sprake van ernstige beperkingen in de mobiliteit. Door de combinatie van veelal meerdere aandoeningen, medicatiegebruik, ondervoeding, beperkte mobiliteit, hoge leeftijd en geheugenproblemen zijn ouderen met een heupfractuur kwetsbaarder voor complicaties en is de behandeling complex.
Gemiddeld één op de drie patiënten boven de 65 jaar overlijdt binnen het eerste jaar na de fractuur.
Voor ZGT reden om als één van de eerste ziekenhuizen in Europa te starten met het orthogeriatrische behandelmodel voor heupfracturen.

Samenwerking

Binnen dit behandelmodel werken traumachirurgen, geriaters, verpleegkundigen en fysiotherapeuten intensief samen. Behalve door een integrale aanpak kenmerkt het model zich door een sterk accent op preventie om nieuwe valincidenten en fracturen te voorkomen. “Concreet betekent het dat met onze aanpak patiënten een betere behandeling ondergaan, sneller door het zorgproces heen kunnen, meer op maat worden bediend en minder complicaties krijgen”, zegt Folbert.

Bewegen

 

Het onderzoek van Folbert toont resultaten die zeer relevant zijn voor de botbreukenzorg bij ouderen. Opmerkelijk is dat patiënten die op doktersvoorschrift vroegtijdig begonnen met bewegen, beter herstelden met beduidend minder complicaties. Patiënten aan wie bedrust werd voorgeschreven onder dezelfde omstandigheden deden het juist relatief slecht. Ook was de gemiddelde ligduur van patiënten bij wie het orthogeriatrische behandelmodel werd toegepast korter, vonden er binnen 30 dagen beduidend minder heropnames plaats en konden meer patiënten na revalidatie terug naar hun eerdere woonsituatie.

Om de behandeling en de logistiek van het behandelproces van oudere patiënten met een heupfractuur te verbeteren, heeft ZGT alle zorg rond botbreuken bij ouderen ondergebracht in het Centrum voor Geriatrische Traumatologie (CvGT). Dit initiatief heeft een extra impuls gekregen doordat het ZGT de zorg voor kwetsbare ouderen als speerpunt heeft aangemerkt.

artikel:
Improved 1 year mortality in elderly patients with hipfracture following integrated orthgeriatric treatment

The post Integrale aanpak dringt sterfte na heupfractuur terug appeared first on SIN-NL.


Article 8

$
0
0

Moeizame procedure voor schadevergoeding bij medische fouten

Elk jaar worden naar schatting 35.000 patiënten het slachtoffer van een medische fout. Daar is sprake van als een zorgverlener verwijtbaar verkeerd heeft gehandeld, dus niet een medische complicatie die optreedt zonder dat iemand daar schuld aan heeft.

Artsen geven het niet graag toe maar ook zij maken fouten. En medische fouten hebben vaak enorme consequenties. Het kan iemands leven volledig op z’n kop zetten of zelfs zijn leven kosten. Je kunt gehandicapt raken, in een rolstoel terecht komen, in een depressie raken. En het kan ook enorme financiële consequenties hebben, bijvoorbeeld als je je baan verliest of je onderneming over de kop gaat.

Lange weg van hindernissen
Voor patiënten is het vaak een lange weg van hindernissen, voordat ze eventueel een schadevergoeding krijgen, als dat al lukt. Het systeem is zo dat de patiënt eerst aannemelijk moet maken dat er een fout is gemaakt. De meeste patiënten sturen een brief aan het ziekenhuis waar de fout (in de ogen van de patiënt) is gemaakt. Die brief komt bij de verzekeraar (meestal Medirisk of CentraMed) van het ziekenhuis, waar een jurist en medisch adviseur de claim kritisch beoordelen. Misschien wel te kritisch.

De verzekeraar wil de schadelast beperken en meestal wordt de claim afgewezen. Het slachtoffer moet dan aannemelijk maken dat het een verwijtbare fout is en niet een (niet verwijtbare) complicatie. Om dan verder te kunnen moet je naar de rechter.

Aansprakelijkheidsrecht schiet tekort
En dat is ingewikkeld. Om de claim aannemelijk te maken heb je een medisch adviseur nodig. Samen met de advocaat die je al hebt, ben je meteen in het begin al gauw een paar duizend euro verder. En als het een lang proces wordt, maak je nog veel meer kosten. Het is financieel maar ook emotioneel heel belastend, een lange moeizame weg. Veel mensen haken daarom al in het begin af. Ook als ze wel recht zouden hebben op een schadevergoeding.
Dat is kwalijk en het aansprakelijkheidsrecht schiet tekort, stelt hoogleraar Gezondheidsrecht Johan Legemaate.

Nieuwe wet: de Wkkgz
Er is de laatste jaren wel wat veranderd in de houding van ziekenhuizen naar patiënten toe door een gedragscode bij medische incidenten per 2010; GOMA. Maar er zijn geen consequenties als de code niet wordt gevolgd. Een echt belangrijke verandering is er pas net en die moet zich nog bewijzen.

Een nieuwe wet, de Wkkgz (Wet Kwaliteit, Klachten en Geschillen Zorg) geldt per 1 januari 2016.

Volgens deze nieuwe wet moeten medische fouten verplicht aan de patiënt gemeld worden en opgenomen worden in het medisch dossier van de patiënt.

De wet moet ook zorgen voor een betere en snellere aanpak van klachten.

Per 1 januari 2017 dienen alle zorgaanbieders een klachtenfunctionaris te hebben, waar patiënten terecht kunnen met hun klacht. Als het gesprek met de klachtenfunctionaris het probleem niet oplost kan de patiënt de kwestie voorleggen aan De Geschillencommissie of een rechtszaak aanspannen.

Schadeclaim
De onafhankelijke Geschillencommissie behandelt zaken met een schadeclaim onder de 25.000 euro. De Geschillencommissie wordt betaald door de zorgaanbieder, dus die heeft er belang bij om de zaak ervoor al op te lossen. De Geschillencommissie moet binnen 6 maanden uitspraak doen over aansprakelijkheid en schade-uitkering. Dan is de lange moeizame weg naar de rechter niet meer nodig. Voor de meeste zaken zal dit een oplossing kunnen zijn. De meeste schadeclaims liggen onder dat maximumbedrag. De patiënt met de klacht zal nog wel kosten kunnen maken (advocaat, medisch rapport) om zijn klacht goed te onderbouwen.

Kostenbesparing
De Geschillencommissie en de nieuwe wet (Wkkgz) moeten zich nog in de praktijk bewijzen. De Geschillencommissie is niet alleen goed voor de beide partijen, maar het snelle oordeel zorgt ook voor een flinke kostenbesparing, uiteindelijk ook voor de gemeenschap. Wij betalen de artsen en ziekenhuizen met elkaar en die betalen de verzekeraars.  En daarmee betalen wij als gemeenschap indirect ook de schadevergoedingen voor medische fouten.  Voor de ernstiger zaken waar de geschatte schade (veel) hoger ligt is dit geen oplossing, daarvoor is nog steeds de stap naar de rechter de enige mogelijkheid.

Waar kun je terecht als je hulp nodig hebt?
We hebben een overzicht gemaakt met daarin instanties waar je terecht kunt voor informatie en hulp. Bekijk de volledige lijst HIER.

The post appeared first on SIN-NL.

Lentis wil af van verpleegkundige wegens geluidsopnames douchende bewoners

$
0
0

Lentis wil af van werknemer wegens opnames douchende bewoners

Ggz-instelling Lentis wil een verpleegkundige ontslaan omdat ze twee psychiatrische patiënten samen liet douchen en daar een geluidsopname van maakte. Dit meldt het Dagblad van het Noorden (DvhN) naar aanleiding van de ontslagrechtszaak rond het incident.

Blijkens de verslaggeving van het DvhN heeft het voorval “het vertrouwen in Lentis als goede zorgverlener beschaamd”. Voor de kantonrechte rin Groningen stelde de Lentis-advocaat dat dit  “raakt aan de kern van ons bestaan”. Om die reden is volgens de advocaat direct ontslag zonder afkoopsom een passende maatregel.

De verpleegkundige is volgens DvhN stomverbaasd dat ze zo hard is aangepakt, waar naar haar idee een waarschuwing of berisping had volstaan. Volgens de vrouw paste haar optreden in de vrij ongedwongen sfeer die in de woonvorm heerste. Medewerkers delen informatie en zelfs foto’s van patiënten via de groepsapp. Dat de regels en protocollen veel strenger zijn op dat terrein, wist de verpleegkundige niet precies, zei ze. Het protocol over grensoverschrijdend gedrag was niet besproken in deze groep.

‘Grensoverschrijdend gedrag’

De zaak speelde vorig jaar in een woonvorm van Lentis in Stadskanaal. Twee patiënten daar hadden al anderhalf jaar een relatie en sliepen ook samen. Ze kregen vanwege handicaps hulp bij het douchen, maar de verpleegkundige stelde nu eens voor dat ze elkaars rug wel konden schrobben. Ze maakte een geluidsopname van dat gesprek en het gezamenlijk douchen, om haar collega’s later te laten horen hoe het was gegaan.

Dit viel bij enkele collega’s verkeerd, die daarop bij de leiding melding maakten van ‘grensoverschrijdend gedrag’. Na onderzoek door een interne commissie werd de verpleegkundige op non-actief gezet en volgde ontslag.

Kwetsbaar

De laconieke reactie van de vrouw laat volgens de advocaat van Lentis zien dat ze geen begrip heeft voor de kwetsbare positie van patiënten. “Dat je patiënten dúrft te vragen elkaar te helpen met wassen toont aan dat je niet begrijpt hoe afhankelijk ze zijn. Cliënten zijn kwetsbaar en niet in staat tegen het verzoek van een zorgverlener in te gaan.’’
Ook voerde de advocaat aan dat de patiënten ernstig hadden geleden onder het incident. De man durfde nu niet meer te douchen en was boos dat hij met de geluidsopname ‘te kakken was gezet’.

———

Ontslag voor samen douchen patiënten bij GGZ Stadskanaal

dvhn.nl Arend van Wijngaarden 27 maart 2017

GGZ-instelling Lentis wil een verpleegkundige ontslaan omdat ze twee psychiatrische patiënten samen liet douchen en daar een geluidsopname van maakte.

,,Dit heeft het vertrouwen in Lentis als goede zorgverlener beschaamd en raakt aan de kern van ons bestaan’’, zei de Lentis-advocaat voor de kantonrechter in Groningen. Daarom zou alleen direct ontslag zonder enige vorm van afkoopsom nodig zijn. De verpleegkundige zei stomverbaasd te zijn dat de zaak uit zijn context is gehaald en dat ze zo hard werd aangepakt. Een waarschuwing of berisping had ook gekund.

De zaak speelde vorig jaar in een woonvorm van Lentis in Stadskanaal. Twee patiënten daar hadden al anderhalf jaar een relatie en sliepen ook samen. Ze kregen vanwege handicaps hulp bij het douchen maar de verpleegkundige stelde nu eens voor dat ze elkaars rug wel konden schrobben. Ze maakte een geluidsopname van dat gesprek en het gezamenlijk douchen, om haar collega’s later te laten horen hoe het was gegaan.

‘Grensoverschrijdend gedrag’

Het viel bij enkele collega’s totaal verkeerd en ze maakten melding van ‘grensoverschrijdend gedrag’ bij de leiding. Er volgde een onderzoek door een interne commissie, de verpleegkundige werd op non-actief gezet en vervolgens startte een ontslagprocedure.

De advocaat van Lentis wees erop dat regels zijn overtreden. ,,Cliënten zijn afhankelijk en kwetsbaar en zijn niet in staat tegen het verzoek van een zorgverlener in te gaan.’’ De patiënten hadden volgens het onderzoek ernstig geleden onder het incident. De man durfde nu niet meer te douchen en was vooral boos dat hij met de geluidsopname ‘te kakken was gezet’.

De verpleegkundige en haar advocaat wezen erop dat er al langer een vrij ongedwongen sfeer heerste in de woonvorm. Medewerkers delen informatie en zelfs foto’s van patiënten via de groepsapp. Dat de regels en protocollen veel strenger zijn op dat terrein, wist de verpleegkundige niet precies, zei ze. Het protocol over grensoverschrijdend gedrag was niet besproken in deze groep.

Dat was geen excuus, vond de advocaat van Lentis. Bovendien was de zaak zo enstig dat een mildere straf niet passend was. ,,Dat je patiënten dúrft te vragen elkaar te helpen met wassen toont aan dat je niet begrijpt hoe afhankelijk ze zijn.’’

The post Lentis wil af van verpleegkundige wegens geluidsopnames douchende bewoners appeared first on SIN-NL.

Moeizame procedure voor schadevergoeding bij medische fouten

$
0
0

Commentaar SIN-NL
Wat bezielt de programma makers van VARA Kassa?
Mr Marco Zwagerman is advocaat bij Beer advocaten, een kantoor dat inmiddels bekend staat om deals met de medische sector.
Mr Johan Legemaate was jarenlang de topjurist bij artsenorganisatie KNMG en speelt nu de onafhankelijke hoogleraar die hij niet is.
Meneer Legemaate behartigt nog altijd de belangen van veelal falende artsen en staat op zwartelijstartsen.nl van SIN-NL
Het document met namen van organisaties die zogenaamd slachtoffers van medische fouten helpen, lijkt opgesteld door de verzekeraar van artsen, Medirisk.
Al met al een bedroevende vertoning, grotendeels misleidend voor slachtoffers van medische fouten.
SIN-NL adviseert alle patiënten om direct bij medische consulten Uw volledig medisch dossier op te vragen, en zoveel mogelijk zelf te registreren wat er gebeurt, door wie, op welke datum, de gevolgen etc.
Ga nooit alleen in gesprek met een arts of vertegenwoordiger van het ziekenhuis. Voer geen telefoongesprekken, doe alles schriftelijk.
Dit geldt ook voor contacten met advocaten.
Probeer zo mogelijk herstelbehandeling, informatie en  rapporten van buitenlandse artsen te krijgen, zodat U meer kans maakt op objectieve behandeling en registratie.


bericht 25 maart 2017
Bekijk de uitzending terug vanaf 23.15

Elk jaar worden naar schatting 35.000 patiënten het slachtoffer van een medische fout. Daar is sprake van als een zorgverlener verwijtbaar verkeerd heeft gehandeld, dus niet een medische complicatie die optreedt zonder dat iemand daar schuld aan heeft.

Artsen geven het niet graag toe maar ook zij maken fouten. En medische fouten hebben vaak enorme consequenties. Het kan iemands leven volledig op z’n kop zetten of zelfs zijn leven kosten. Je kunt gehandicapt raken, in een rolstoel terecht komen, in een depressie raken. En het kan ook enorme financiële consequenties hebben, bijvoorbeeld als je je baan verliest of je onderneming over de kop gaat.

Lange weg van hindernissen
Voor patiënten is het vaak een lange weg van hindernissen, voordat ze eventueel een schadevergoeding krijgen, als dat al lukt. Het systeem is zo dat de patiënt eerst aannemelijk moet maken dat er een fout is gemaakt. De meeste patiënten sturen een brief aan het ziekenhuis waar de fout (in de ogen van de patiënt) is gemaakt. Die brief komt bij de verzekeraar (meestal Medirisk of CentraMed) van het ziekenhuis, waar een jurist en medisch adviseur de claim kritisch beoordelen. Misschien wel te kritisch. De verzekeraar wil de schadelast beperken en meestal wordt de claim afgewezen. Het slachtoffer moet dan aannemelijk maken dat het een verwijtbare fout is en niet een (niet verwijtbare) complicatie. Om dan verder te kunnen moet je naar de rechter.

Aansprakelijkheidsrecht schiet tekort
En dat is ingewikkeld. Om de claim aannemelijk te maken heb je een medisch adviseur nodig. Samen met de advocaat die je al hebt, ben je meteen in het begin al gauw een paar duizend euro verder. En als het een lang proces wordt, maak je nog veel meer kosten. Het is financieel maar ook emotioneel heel belastend, een lange moeizame weg. Veel mensen haken daarom al in het begin af. Ook als ze wel recht zouden hebben op een schadevergoeding. Dat is kwalijk en het aansprakelijkheidsrecht schiet tekort, stelt hoogleraar Gezondheidsrecht Johan Legemaate.

Nieuwe wet: de Wkkgz
Er is de laatste jaren wel wat veranderd in de houding van ziekenhuizen naar patiënten toe door een gedragscode bij medische incidenten per 2010; GOMA. Maar er zijn geen consequenties als de code niet wordt gevolgd. Een echt belangrijke verandering is er pas net en die moet zich nog bewijzen. Een nieuwe wet, de Wkkgz (Wet Kwaliteit, Klachten en Geschillen Zorg) geldt per 1 januari 2016. Volgens deze nieuwe wet moeten medische fouten verplicht aan de patiënt gemeld worden en opgenomen worden in het medisch dossier van de patiënt. De wet moet ook zorgen voor een betere en snellere aanpak van klachten. Per 1 januari 2017 dienen alle zorgaanbieders een klachtenfunctionaris te hebben, waar patiënten terecht kunnen met hun klacht. Als het gesprek met de klachtenfunctionaris het probleem niet oplost kan de patiënt de kwestie voorleggen aan De Geschillencommissie of een rechtszaak aanspannen.

Schadeclaim
De onafhankelijke Geschillencommissie behandelt zaken met een schadeclaim onder de 25.000 euro. De Geschillencommissie wordt betaald door de zorgaanbieder, dus die heeft er belang bij om de zaak ervoor al op te lossen. De Geschillencommissie moet binnen 6 maanden uitspraak doen over aansprakelijkheid en schade-uitkering. Dan is de lange moeizame weg naar de rechter niet meer nodig. Voor de meeste zaken zal dit een oplossing kunnen zijn. De meeste schadeclaims liggen onder dat maximumbedrag. De patiënt met de klacht zal nog wel kosten kunnen maken (advocaat, medisch rapport) om zijn klacht goed te onderbouwen.

Kostenbesparing
De Geschillencommissie en de nieuwe wet (Wkkgz) moeten zich nog in de praktijk bewijzen. De Geschillencommissie is niet alleen goed voor de beide partijen, maar het snelle oordeel zorgt ook voor een flinke kostenbesparing, uiteindelijk ook voor de gemeenschap. Wij betalen de artsen en ziekenhuizen met elkaar en die betalen de verzekeraars.  En daarmee betalen wij als gemeenschap indirect ook de schadevergoedingen voor medische fouten.  Voor de ernstiger zaken waar de geschatte schade (veel) hoger ligt is dit geen oplossing, daarvoor is nog steeds de stap naar de rechter de enige mogelijkheid.

Waar kun je terecht als je hulp nodig hebt?
We hebben een overzicht gemaakt met daarin instanties waar je terecht kunt voor informatie en hulp. Bekijk de volledige lijst HIER.

The post Moeizame procedure voor schadevergoeding bij medische fouten appeared first on SIN-NL.

Ziekenhuizen zijn gebaat bij acute opnameafdeling (AOA)

$
0
0


De invoering van een acute opnameafdeling (AOA) in een ziekenhuis kan zorgen voor een kortere opnameduur, zowel op de spoedeisende hulp (SEH) als op andere afdelingen. Bovendien is opname op een AOA effectief: de mortaliteit is lager en het aantal heropnames daalt.

Het ziekenhuis profiteert van een AOA door minder interne patiënten op ‘niet interne’ bedden en minder overplaatsingen naar andere afdelingen of naar de IC. Dat blijkt uit literatuuronderzoek en inventarisatie van de implementatie van AOA’s in Nederland door Louise van Galen van het VUmc. De resultaten zijn onlangs gepubliceerd in The European Journal of Internal Medicine.

Diagnostiek

Patiënten van een SEH kunnen door verschillende specialisten worden doorverwezen naar een AOA. Ze worden daar opgenomen voor uitgebreide en snelle diagnostiek. De ligduur is er meestal 2 a 3 dagen. Van de 93 ziekenhuizen in Nederland hebben er iets meer dan een derde (33) een AOA.

Mortaliteit

De gunstige effecten zijn vooral te zien in ziekenhuizen in Engeland en Ierland, zo blijkt uit de studie. Studies in Australië laten wisselende effecten zien, net als in Denemarken. Daar ging de invoering van een AOA gepaard met een hogere mortaliteit onder hartpatiënten.

Rictlijnen

De onderzoekers van het VUmc pleiten voor richtlijnen en kwaliteitsindicatoren voor AOA’s. Dan gaat het bijvoorbeeld om de aanwezige artsen en specialisten, scholing van het verpleegkundig personeel, diagnostiek en de opvang van patiënten die na verblijf op de AOA niet naar huis kunnen.

The post Ziekenhuizen zijn gebaat bij acute opnameafdeling (AOA) appeared first on SIN-NL.

Sepsis -bloedvergiftiging- is een onderschatte sluipmoordenaar: ‘Het was kantje boord’

$
0
0
Sepsis is een onderschatte sluipmoordenaar: ‘Het was kantje boord’

Sepsis is een onderschatte sluipmoordenaar: 'Het was kantje boord'
Angela kreeg een bloedvergiftiging na haar bevalling en lag twee weken in coma.
© Privéfoto

Sepsis – in de volksmond bloedvergiftiging genoemd – is volgens deskundigen de belangrijkste doodsoorzaak op de intensive care. Naar schatting sterven er jaarlijks net zo veel mensen aan sepsis als aan borstkanker. Toch hebben veel mensen er nog nooit van gehoord. Dat moet anders, vinden artsen en ex-patiënten. “Als er niets verandert, overlijdt straks de helft van alle patiënten.”

Angela (nu 41) is in 2007 net bevallen van haar dochtertje Roos als ze ziek wordt. “Het was een heel makkelijke bevalling geweest. Een dag na de geboorte was ik thuis en kreeg ik koorts. Ik moest vaak plassen, dus ik dacht aan een blaasontsteking. De huisarts gaf me een antibioticakuurtje, maar ik werd steeds zieker.”

’s Avonds wordt Angela benauwd en kortademig. “Ik kreeg geen lucht, was extreem moe, mijn buik en benen deden zeer. Toen ik ’s nachts mijn bed uitging om te plassen, viel ik om. Ik kon gewoon niet meer lopen. Ik ben op mijn billen de trap afgegaan, kon alleen maar trillen en naar adem happen. Toen we de huisartsenpost belden, stuurden ze gelijk een arts langs. Die zag meteen dat het foute boel was.”

Tien zwarte tenen

Ze wordt met spoed naar het ziekenhuis gebracht, waar artsen in eerste instantie een longembolie vermoeden. Maar die wordt niet gevonden. “Mijn nieren en lever functioneerden niet meer en ik kon bijna niet ademen, had een heel lage bloeddruk.”

Dat duidt op een bloedvergiftiging. Angela belandt in een septische shock, omdat haar hart niet genoeg bloed naar haar andere organen en weefsels pompt.
Ze wordt kunstmatig in coma gebracht en mist zo de eerste twee weken van het leven van haar dochter. En als Angela ontwaakt uit haar coma, is de nachtmerrie nog niet voorbij.

‘Meer geld voor onderzoek’

Hoogleraar Experimentele Intensive Care Geneeskunde Peter Pickkers (Radboudumc) onderzoekt de werking van het immuunsysteem bij sepsis. Hij luidt de noodklok. “Er moet per direct meer geld worden uitgetrokken om onderzoek te doen naar de bestrijding van sepsis. Voor onderzoek naar sepsis is maar weinig geld beschikbaar, omdat het relatief onbekend is. Maar het komt ontzettend vaak voor.” Momenteel bestaat volgens Pickkers 10 tot 15 procent van alle ziekenhuisopnames uit sepsisgevallen. “Als er niets verandert, is dat in de toekomst 50 procent.”

Wanneer ze wakker wordt, proberen artsen angstvallig haar benen voor haar te bedekken. “Ze stonden wel allemaal onder die dekens te kijken. Op een gegeven moment vergat een broeder dat ik ‘het’ nog niet wist. Hij sloeg mijn deken terug en toen zag ik het: tien zwarte tenen. Een afschuwelijk gezicht. Omdat ik nog aan de beademing lag, kon ik niet praten op dat moment. Vreselijk.” Ook de vingers van Angela zijn verkleurd als ze ontwaakt.

Klik hier voor een afbeelding van de voet van Angela. Pas op: de foto kan schokkend overkomen.

Tegelijk met de schok komt al snel ook woede. “Ik begon te beseffen dat er iets grondig mis was gegaan. Ik had diverse keren alarm geslagen bij mijn verloskundige, maar er was zogenaamd niets aan de hand. Daar lag ik dan, met zwarte voeten. Later hoorde ik pas hoe ziek ik was geweest, dat de kans op overleven nihil was, dat ze me al opgegeven hadden. Dat mijn twee andere kinderen al twee keer afscheid van me genomen hadden.”

Nooit meer de oude

Na een aantal maanden moeten de tenen van Angela’s rechtervoet geamputeerd worden. “Het begon zo te stinken, het was gewoon aan het wegrotten.” Zes jaar later blijken ook haar heupkoppen te zijn afgestorven tijdens de septische shock. “Ik had wel pijn, maar ik had overal pijn. Toen ik niet meer kon lopen en door mijn heupen heen zakte, kwam dit aan het licht. Mijn linkerheup is inmiddels vervangen, mijn rechterheup zal ook vervangen worden.”

ZIE OOK: Chantal en Mariëlle verloren een baby door sepsis: ‘Het ging zo snel’

Haar lichaam is eigenlijk nooit meer geworden zoals het was, zegt ze. “Mijn vingertoppen zijn van buiten inmiddels hersteld, maar de zenuwuiteinden zijn dood. Ik heb er geen gevoel meer in. Ook ben ik heel vermoeid gebleven en zijn de bloedwaardes in mijn nieren en lever voorgoed verstoord. Daarnaast heb ik forse schade aan mijn longen, waardoor ik nog altijd heel vatbaar ben voor een longontsteking.”

Tekst gaat verder onder de foto


Angela met haar dochter in het ziekenhuisbed.

De boosdoener was bij Angela waarschijnlijk een placentarest die in haar baarmoeder achterbleef, waarop de streptokokken-A-bacterie is gevonden. Die heeft kraamvrouwenkoorts met sepsis veroorzaakt. “Als ik bedacht was op sepsis was ik er misschien eerder bij geweest, maar ik wist niet eens dat het bestond. Het is een verwoestende sluipmoordenaar. Als het eenmaal escaleert, gaat het heel snel. Het kan zo omslaan.”

4 vragen over sepsis:

Tom van der Poll werkt als hoogleraar interne geneeskunde aan het AMC en is gespecialiseerd in sepsis.

1. Wat is sepsis precies?
“Een verstoorde immuunreactie op een ernstige infectie, dat kan variëren van een ontstoken nagelriem tot een nierbekkenontstekking. Een uit de hand gelopen longontsteking komt het vaakst voor. In de vroege fase van een infectie knap je meestal op met antibiotica, maar als de infectie te laat herkend wordt of heel snel verloopt niet. Dan keert de afweerreactie zich tegen je. De immuunrespons blijft maar aan staan, waardoor allerlei problemen optreden, waaronder orgaanschade. Dat kan uiteindelijk tot de dood leiden.”

2. Hoe vaak komt sepsis voor?
“Dat is moeilijk te zeggen omdat het niet goed geregistreerd wordt. Er zijn wel officiële cijfers, maar die zeggen niet zoveel omdat lang niet alle gevallen van sepsis worden geregistreerd. Naar schatting belanden in Nederland jaarlijks ongeveer 10.000 mensen met sepsis op de intensive care, dat is ongeveer 11 procent van alle ic-opnames.”

3. Hoeveel mensen overlijden eraan? 
“Naar schatting ongeveer 3.500 patiënten per jaar in Nederland. Ongeveer net zo veel als het aantal mensen dat aan borstkanker overlijdt. Op de intensive care is het de belangrijkste doodsoorzaak. Van alle sepsispatiënten op de IC overlijdt een kwart tot een derde. Veel patiënten liggen op de IC vanwege een sepsis of lopen het op als ze daar liggen. Als je net bent geopereerd, ben je vatbaarder voor infecties omdat je immuunsysteem verzwakt is. Mede door de vergrijzing en door toenemende resistentie tegen antibiotica komt sepsis steeds vaker voor. Hoewel de zorgkwaliteit is toegenomen en sepsis dus steeds minder dodelijk is, is het aantal sterfgevallen in absolute getallen gestegen.”

4. Volgens de WHO wordt sepsis vaak te laat herkend. Hoe komt dat?
“Een van de problemen van sepsis is dat het weinig naamsbekendheid heeft. Bij een hartinfarct of borstkanker weet iedereen waar je het over hebt, bij sepsis haast niemand. Terwijl het toch veel leed veroorzaakt. Het is ongelooflijk belangrijk om het zo vroeg mogelijk te herkennen, want als je het ‘point of no return’ passeert, is er geen behandeling meer mogelijk.”

The post Sepsis -bloedvergiftiging- is een onderschatte sluipmoordenaar: ‘Het was kantje boord’ appeared first on SIN-NL.

Viewing all 2666 articles
Browse latest View live