De IGJ heeft de aanwijzing op Annatommie mc beëindigd. De
kliniek heeft voldoende maatregelen genomen om de risico’s voor de
kwaliteit en veiligheid van de zorg weg te nemen.
2018Dat meldt de inspectiedienst op 18 december. Annatommie mc is een particuliere kliniek voor orthopedie en bewegingsklachten. Bij bezoeken sinds september vorig jaar zag De IGJ een groot aantal tekortkomingen op de locaties Amstelveen en Utrecht. Annatommie toonde onvoldoende verbetering. Daarop volgde een aanwijzing. Die hield in dat Annatommie mc de kwaliteit en veiligheid van de zorg op zeven punten moest verbeteren.
Dat heeft de organisatie volgens de IGJ gedaan. Daarom heeft de inspectie de aanwijzing beëindigd. De inspectie zal Annatommie mc blijven volgen in haar reguliere toezicht.
De Eerste Kamer wil meer privacy en informatie voor
verzekerden bij het opsporen van zorgfraude. Regerings- en
oppositiepartijen vinden het huidige wetsvoorstel van minister Bruno
Bruins (Medische Zorg) onvoldoende en verlangen aanpassingen.
Bruins gaat nu bekijken hoe hij de senaat tegemoet kan komen. De
minister krijgt drie maanden de tijd om het plan eventueel aan te
passen. Desnoods komen daar nog eens drie maanden bij, meldt de Eerste
Kamer.
Belang
De minister erkent dat er de afgelopen vijf jaar – sinds het indienen
van het wetsvoorstel – steeds meer belang wordt gehecht aan privacy. Op
een aantal punten kan het beter, aldus Bruins.
De wet regelt het
verbeteren van toezicht, opsporing, naleving en handhaving in de zorg.
Kritiek was er vooral van regeringspartijen D66 en ChristenUnie en
oppositiepartijen GroenLinks, SP en PvdA. (ANP)
Vier argumenten waarom
ziekenhuisbestuurders patiënten moeten betrekken bij de beleidsvorming.
En Guus Schrijvers heeft daarvoor vijf adviezen aan raden van bestuur.0
Raden
van bestuur (rvb’s) van ziekenhuizen die bijvoorbeeld oncologische zorg
concentreren of een seh opheffen, hebben daarvoor toestemming nodig van
de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en de Autoriteit Consument en Markt
(ACM). Zij krijgen die als zorgverzekeraar en patiëntenorganisaties met
het beleid instemmen. Rvb’s doen er daarom verstandig aan bijtijds
patiënten te betrekken bij hun beleidsvoorbereiding. Dit is het eerste
van vier argumenten om patiënten meer dan voorheen invloed te geven op
het beleid.
Het tweede argument is dat de nieuwe Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018
meer medezeggenschap biedt aan de cliëntenraden. Als rvb’s hun
cliëntenraden niet betrekken bij bovenstaande ingrijpende veranderingen,
lopen zij een juridisch moeras in.
De derde reden betreft de korte lijnen die patiëntenorganisaties hebben
met de lokale pers en gemeenteraden in de omgeving van het ziekenhuis.
Een signaal van hen wordt snel opgepikt via social media. Het is wijs
als een rvb hierop anticipeert en tegen zichzelf zegt: if jou can’t beat them, join them. Mijn vierde punt is ethisch van aard. Het kan anno 2018 toch niet
zo zijn dat er over mensen wordt beslist zonder hen daarbij te
betrekken? Bij de faillissementen van Slotervaart en Lelystad heb ik mij
eraan geërgerd dat patiënten niet of nauwelijks invloed hadden bij de
sluiting van het eerste ziekenhuis en de doorstart van het tweede.
5 tips hoe patiënten te betrekken bij beleid
Voor rvb’s die bovenstaande argumenten onderschrijven heb ik enkele tips.
Nodig voor elke werkgroep die beleid voorbereidt,
patiëntvertegenwoordigers uit en geef hun een budget om eens per jaar
hun achterban te raadplegen. Nederland kent voor elke aandoening wel een patiëntenorganisatie. Vraag hun kandidaten voor te dragen.
2. Benader cliëntenraad, patiëntenverenigingen en gemeenteraden bij beleidsbepaling met dezelfde boodschap.
Zij hebben vaak al informele contacten en vullen elkaar aan. De raden
hebben bestuurlijke competenties en de verenigingen inhoudelijke kennis.
De gemeenteraden weten hoe te lobbyen bij de Tweede Kamer.
Zet ervaringsdeskundigen in bij de beleidsuitvoering. Zo werkt de Borstkanker Vereniging Nederland met patient’s advocates, die patiënten helpen bij het meebeslissen over behandeling en het accepteren van de aandoening.
Gebruik een e-panel om patiënten te bevragen bij beleidsevaluatie.
Diverse ziekenhuizen werken al met zo’n panel. Dit kan met een
vragenlijst, maar ook door middel van diepte-interviews of
groepsgesprekken.
5. Beschouw patiëntvertegenwoordigers als partner of kritische vriend. Zij reiken vaak uitstekende tips aan.
Uitruil zorg tussen ziekenhuizen
Ik verwacht voor de komende jaren grote verschuivingen in het
zorgaanbod van ziekenhuizen. Het gevaar bestaat dat rvb’s in
achterkamers een kwartetspel met diensten gaan spelen, waarbij ze
bijvoorbeeld electieve zorg ruilen tegen complexe zorg. Ik spreek de
hoop uit dat rvb’s bij deze uitruil steeds feedback vragen aan
patiënten.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven in Den Haag
heeft vijf zorgaanbieders, die een zaak aanspanden tegen de NZa om de
verdeling van 100 miljoen voor verbetering van kwaliteit van
verpleeghuiszorg, in het gelijk gesteld. De NZa had hen niet zomaar
mogen weigeren om geld toe te kennen.
Dat meldt het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 december 2018. De vijf organisaties zijn WelThuis, Stichting Zorggroep Charim, Stichting Inovum, Noorderbreedte en Zorgstroom. Zij kunnen alsnog beroep doen op de extra middelen die VWS in 2017 beschikbaar stelde voor verbetering van verpleeghuis. Deze regeling, de zogenaamde Kwaliteitsimpuls, is ingesteld door toenmalig staatssecretaris Martin van Rijn naar aanleiding van het manifest van Hugo Borst en Karin Gaemers. Dat ging toen om een bedrag van honderd miljoen euro. Daar is nu nog een klein deel van over.
Weerstandsvermogen
Instellingen konden in 2017 een aanvraag voor gelden indienen bij de
NZa. Dat hebben bijna tachtig organisaties gedaan, zo is te lezen in de uitspraak van het College.
De aanvragen liepen via de zorgkantoren. Die beoordeelden onder andere
op het zogenaamde ‘weerstandsvermogen’ van de instellingen, oftewel:
hadden ze al dan niet zelf geld om de kwaliteitsimpuls te bekostigen.
Als ze in de hoogste categorie belanden, dan was dat volgens de
zorgkantoren wel het geval. Dan ondertekenden ze de aanvraag niet. Op
basis daarvan nam de NZa de aanvragen van de vijf zorgstellingen niet in
behandeling. Dat was volgens het College onterecht. Het stelt dat de
extra regeling niet behandeld mag worden als een regulier inkoopproces.
De NZa krijgt nu vier maanden de tijd om alsnog onderzoek te doen of de
instellingen in aanmerking komen voor een bedrag. Het moet uitsluitend
toetsen of een instelling een kwaliteitsimpuls nodig had.
Level playing field
Met deze uitspraak geeft het College een duidelijk signaal af, zo stelt Actiz: de overheid moet bij het toekennen van incidentele middelen zorgvuldig te werk gaan. Een regeling waarvoor niet alle zorginstellingen gelijkelijk in aanmerking komen, kunnen het level playing field tussen de zorginstellingen verstoren. Dat kan effect hebben op concurrentieverhoudingen. Dit kan in de toekomst voorkomen worden door bijvoorbeeld een algemene tariefsverhoging of een soortgelijke generieke maatregel, betoogt Actiz.
De uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven is definitief. Er is geen hoger orgaan dat de zaak nog een keer kan beoordelen.
———–
Herkansing op kwaliteitssubsidie voor vijf verpleeghuizen
Den Haag, 18 december 2018 Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) haalt vandaag een streep door de weigering van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) om vijf zorginstellingen geld toe te kennen voor de zogenoemde Kwaliteitsimpuls verpleeghuizen.
Toenmalig
staatssecretaris Van Rijn introduceerde deze Kwaliteitsimpuls naar
aanleiding van het manifest “Scherp op ouderenzorg” (een initiatief van
Hugo Borst en Karin Gaemers) en stelde in 2017 daar 100 miljoen euro
voor ter beschikking.
Zonder inhoudelijke beoordeling van de plannen wees NZa de aanvragen
af, omdat de aanvragen niet mede waren ondertekend door de Zorgkantoren
(de zorgverzekeraars). Het CBb accepteert dat niet als reden voor de
afwijzing, want de eigen beleidsregel van NZa stelt die eis (ook) niet uitdrukkelijk.
De
NZa moet nu alsnog inhoudelijk beoordelen of de vijf betrokken
instellingen een bijdrage uit de Kwaliteitsimpuls krijgen. Er is nog een
klein deel van de 100 miljoen euro over en NZa heeft toegezegd dat als
de plannen van de instellingen voor kwaliteitsverbetering alsnog worden
goedgekeurd, zij een bijdrage krijgen.
Deze uitspraak is definitief, het College van Beroep voor het bedrijfsleven
(CBb) is de eindrechter in deze zaak. De volledige uitspraak is via
onderstaande link te raadplegen. Bij verschil tussen dit persbericht en
de volledige uitspraak is laatstgenoemde beslissend. Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met: Celeste de Wit, afdeling persvoorlichting, tel. 088 362 0454 of 088 362 3910.
Topman Marco Meerdink vertrekt in december 2015 bij
zorginstelling Espria. Via een stichting doet hij in 2016 onderzoek
waarvoor hij in totaal 292.000 euro opstrijkt, betaald uit de
collectieve zorgpot. Het eindrapport wordt voor een flinke vergoeding
door anderen geschreven, is een copy-paste-feest en ligt al twee jaar in
een la. ‘Het rapport is nooit gepubliceerd en heeft geen enkele externe
werking.’
Dit stuk in 1 minuut
Zorgconcern Espria, met een jaaromzet van 712 miljoen euro, betaalde
oud-Espria-topman Marco Meerdink in 2016 257.266 euro salaris en een
lease-Volvo die dat jaar 34.392 euro kost.
Meerdinks salaris en lease-auto werden in de Stichting Onderzoek
Systeemvraagstukken Zorgstelsel ondergebracht. Als tegenprestatie zou
Meerdink in 2016 een rapport over de toekomst van de zorgsector
schrijven.
Deze Stichting Onderzoek Systeemvraagstukken Zorgstelsel huurde voor
het onderzoek en schrijfwerk de Nederlandse School voor Openbaar
Bestuur (NSOB) in. Kosten: 77.501 euro. Dat bedrag werd niet gekort op
Meerdinks salaris.
In het eindresultaat (een notitie en drie deelrapporten) is niet één
traceerbare bijdrage van Meerdinks hand te vinden. De Stichting blijkt
een schijnconstructie om Meerdink een gouden handdruk te kunnen geven.
Van het honderd pagina’s tellende eindresultaat bestaan er zestig
uitsluitend uit teksten uit andere rapporten en notities, zonder
duidelijke bronvermelding. ‘Plagiaat’, oordeelt de Maastrichtse
hoogleraar gezondheidseconomie Wim Groot.
Meerdink is inmiddels de hoogste man bij Careyn, een zorgconcern in crisis.
Een markant karakter, een man die weinig tegenspraak duldt. Zo
staat Marco Meerdink (60) in de zorgsector bekend. In 2014 scoort hij
met 322.789 euro bezoldiging een vierde plaats op de jaarlijkse Actiz
Top50, de lijst van grootverdieners in de zorg. In zijn huidige functie
als topman van zorgconcern Careyn is hij trots op zijn goede banden met
de ambtelijke top van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport en de banken. ‘Zij geloven in onze strategie,’ zegt hij in juli
2018 tegen Zorgvisie Magazine. Zichzelf typeert hij, in datzelfde interview, als ‘richtinggevend sterk en snel in mijn analyses’.
Ondanks die analyse-snelheid verlengt de Raad van Commissarissen in
december 2015 zijn contract als voorzitter van de Raad van Bestuur van Espria
niet. Want: ‘Espria is bezig met een strategische heroriëntatie,
waarbij zij haar koers en organisatie kritisch tegen het licht houdt,’
meldt Espria in december 2015 in een persbericht over Meerdinks vertrek,
dat inmiddels van de website verwijderd is. Voorzitter van de Raad van
Commissarissen Han Noten zegt nu: ‘Meerdink en wij waren het niet eens
over de te volgen strategie.’
Wel meldt het bericht over zijn vertrek nieuwe werkzaamheden:
‘Meerdink gaat het komend jaar onderzoek doen naar de samenwerking en
coördinatie van zorg en welzijn op lokaal niveau.’ In het persbericht
stelt Marco Meerdink het zelf zo: ‘Dit is een maatschappelijk relevant
vraagstuk, waar ik graag met een breed palet van mensen over ga nadenken
en praten. Het onderzoek moet wat mij betreft inspireren tot nieuw
beleid in de VVT-sector.’
In het jaarverslag 2015 dankt de Raad van Commissarissen ‘de heer
Meerdink’ beleefd ‘voor hetgeen hij de afgelopen jaren voor Espria heeft
betekend. Wij wensen hem veel succes in zijn verdere carrière.’ Voor
het vervolg van die carrière richt de Raad van Commissarissen,
zo meldt datzelfde jaarverslag, speciaal de Stichting Onderzoek
Systeemvraagstukken Zorgstelsel op. En die Stichting legt de financiële
rode loper voor Marco Meerdink uit. Hij wordt de enige werknemer met
ruwweg hetzelfde salaris dat hij in 2015 van Espria ontvangt: 257.266
euro. Zijn lease-Volvo mag hij in 2016 blijven rijden, à 34.392 euro.
Bij elkaar opgeteld tikt hij in 2016 zo 291.658 euro binnen, betaald uit
collectieve zorgpotten: ziektekostenpremies, ZVW-premies, eigen
bijdragen en belastinggeld. De resultaten van Meerdinks onderzoek naar
‘vraagstukken op het gebied van organisatie en structuur van het
zorgstelsel’ zullen ‘in de tweede helft van 2016’ verwacht worden.
Zeemeeuwmanager bij Careyn
Marco Meerdink is sinds de zomer van 2017 de hoogste baas van
het in crisis verkerende zorgconcern Careyn. Hij is een van de vele
topmanagers van het grote Careyn: 340 miljoen jaaromzet, zevenduizend
medewerkers, 17.000 cliënten, een verslechterde financiële positie,
toezicht door de Inspectie Gezondheidszorg.
Bij een van de Careyn-instellingen, het Utrechtse verzorgingshuis
Tuindorp-Oost, werd afgelopen zomer een verzuimpercentage van boven de
20 procent geconstateerd, blijkt uit Careyn-stukken. Bewoners wantrouwen
het management. Ze spreken smalend over zeemeeuwmanagement: ‘Managers
komen langs, schijten de boel onder en vertrekken naar een volgende
locatie.’ Bij Careyn is het al jaren een komen en gaan van managers. De
100-jarige Maria Piël, bewoner van een Careyn-huis, zegt het zo: ‘Toen
ik hier kwam, waren we bejaarden. Daarna heetten we bewoners. Toen
werden we cliënten. Daarna producten. En nu zijn we afvalproducten.’
Vandaag, donderdag 20 december, maakt de Inspectie Gezondheidszorg
bekend, of het al jaren bestaande verscherpte toezicht op Careyn wordt
opgeheven. Bij het concern is volgens de Inspectie sprake van gebrekkige
kwaliteit, tekort schietende medicijntoediening en slecht bestuur.
Lees verder
Die tweede helft van 2016 haalt Meerdink niet: hij heeft meer
werk- en schrijftijd nodig. In januari 2017 publiceert de Stichting zijn
onderzoekswerk: de zeven pagina’s tellende notitie Naar een waarde(n)volle zorg en drie onderliggende deelrapporten: Institutioneel perspectief (60 pagina’s), Klantperspectief (19 pagina’s) en Sturingsperspectief (14 pagina’s).
Opmerkelijk genoeg is Marco Meerdink níet de auteur van deze
notitie en ook niet de schrijver van de drie onderliggende
deelrapporten. Drie onderzoekers van de aan het Lange Voorhout in Den
Haag gevestigde Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB) worden
als schrijvers van de notitietekst genoemd: prof. dr. Mark van Twist,
drs. Nancy Chin-A-Fat en Ilsa de Jong MSc. Op pagina één schrijven zij:
‘Het bestuur van Stichting Onderzoek Systeemvraagstukken Zorgstelsel
(SOSZ) heeft ons gevraagd een verkennend onderzoek te verrichten…’
Bedankt voor de inbreng
Professor Van Twist bevestigt dat de rapporten door zijn medewerkers,
op zijn school, onder zijn verantwoordelijkheid zijn geschreven. Van
Twist, hoogleraar bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam,
is tevens decaan en bestuurder
van de NSOB, een prestigieus instituut dat veel onderzoeksklussen
uitvoert voor kabinet, ministeries en andere overheidsinstellingen. Voor
de werkzaamheden voor SOSZ brengt de NSOB 77.501 euro inclusief btw in
rekening. ‘Dat is de vergoeding voor een traject van ruim negen
maanden,’ verklaart Van Twist dat bedrag. ‘Door een team van drie
NSOB-onderzoekers is gewerkt aan een uitgebreide documentenstudie, een
ruime interviewronde, een analyse van kwantitatieve informatie en het
schrijven van een eindrapportage met drie achtergrondstudies en meerdere
bijeenkomsten met betrokkenen in de zorg.’
Uit de jaarrapporten 2016 en 2017 van de Stichting Onderzoek
Systeemvraagstukken Zorgstelsel blijkt dat de Stichting de nota voldoet.
En de Stichting wordt weer betaald door Espria, dat het betaalt uit de
collectieve zorgpotten.
Meerdink wordt in de notitie in één regel genoemd: ‘De auteurs danken
drs. Marco Meerdink voor zijn inbreng ten aanzien van dit traject.’
Een groot deel van het werk is door anderen gedaan
Welke inbreng had Meerdink? Professor Mark van Twist heeft daar een
goed idee van: ‘Een groot deel van het werk is door anderen gedaan.’ Hij
weet ook wat Meerdink wél heeft gedaan: ‘Er was een ronde van ongeveer
honderd gesprekken,’ zegt Van Twist. ‘Daarvan heeft hij er ongeveer
dertig gevoerd. Dat kostte hem misschien wel vijftien dagen. Uit die
interviews schreef hij een tekst van ongeveer dertig pagina’s. Laten we
zeggen ook nog eens tien dagen werk.’ Professor Van Twist ontkent dat
Meerdinks gespreksverslagen niet verwerkt zijn. Op een verzoek die
fragmenten aan te wijzen, reageert Van Twist niet. In de stukken zelf
ontbreekt iedere verwijzing naar Meerdinks inbreng.
Meerdink heeft voor zijn salaris ‘misschien wel’, ‘laten we zeggen’
25 dagen gewerkt. Dat is, inclusief lease-auto, 11.640 euro per dag en
exclusief lease-auto 10.290 euro per dag. Of per pagina tekst: 8.575
euro. In één klap de best betaalde interviewer van het land.
In notitie en deelrapporten is echter niet één traceerbaar
interviewcitaat van Meerdinks hand te vinden. Een verzoek om inzage in
de dertig pagina’s tekst die Meerdink produceerde, wordt door Han Noten,
voorzitter van het Stichtingsbestuur én Espria-commissaris, afgewezen.
Wel stelt hij dat Meerdinks werk zinnig was. Met de interviews en het
honderd pagina’s tellende rapport heeft Meerdink ‘tenminste
gepresteerd’, zegt hij. Op de vraag of hij die prestaties kan
kwantificeren, antwoordt Noten: ‘Wij hebben hem geen urenverantwoording
gevraagd.’ Nota bene: verpleegkundigen en verzorgenden moeten bij
Espria ieder uur verantwoorden. Waarom is onderzoeker Meerdink daartoe
niet verplicht? Met Meerdink, zo vervolgt de oud-senator voor de PvdA en
tot 1 december burgemeester van Dalfsen, is immers een
prestatieafspraak gemaakt. ‘En daar laat ik het bij.’
Als we Meerdink hadden ontslagen, had het Espria zes ton kunnen kosten
Noten vindt niet dat de 257.266 euro voor Marco Meerdink én zijn
lease-auto én 77.501 euro voor de onderzoekers aan de prijzige kant is:
‘Als we Meerdink hadden ontslagen, had het Espria tegen de zes ton
kunnen kosten. Zijn arbeidsovereenkomst viel onder oude contracten. Het
viel niet onder de beperking van gouden handdrukken die in de Wet
Normering Topinkomens is vastgelegd.’
Samen, zo zegt Noten, zouden ze op zoek gaan naar een passende taak
voor Meerdink. ‘We hadden het vaak over het thema systeemvraagstukken in
het zorgstelsel gehad. We hebben ons niet afgevraagd of dit wéér een
rapport over dit thema zou worden.’
Gewoon niet erg precies
De schrijvers van notitie en deelrapporten citeren naar hartelust uit
vele tientallen andere stukken, lezingen en boeken. Minstens zestig van
de honderd pagina’s bevatten uitsluitend tekst uit andere rapporten en
notities. Voetnoten worden gemeld, maar omdat aanhalingstekens
ontbreken, blijft de lezer onwetend van de voortdurende
‘copy-paste’-methode. Als professor Van Twists werkwijze aan hem wordt
voorgelegd, zegt hij: ‘Daarvan ben ik niet op de hoogte.’ Wanneer Follow
the Money hem, op zijn verzoek, een willekeurige steekproef van
letterlijk gekopieerde stukken teksten en de bronnen stuurt, bevestigt
Van Twist de werkwijze.
Hij reageert desgevraagd per mail: ‘Onder mijn verantwoordelijkheid
is een intern rapport voor de Stichting Onderzoek Systeemvraagstukken
Zorgstelsel geschreven die in termen van verwijzingen naar het
onderliggende bronmateriaal gewoon niet erg precies is.’ En: ‘Het zou
netter/beter zijn geweest om bij overnemen van letterlijke citaten
aanhalingstekens te gebruiken.’
Van Twist voegt daar nog aan toe: ‘Mijn enige verweer hiertegen is
dat het gaat om een intern rapport dat geen andere status heeft dan die
van bijlage bij het interne eindrapport voor het bestuur. De tekst als
zodanig is nooit gepubliceerd en heeft geen enkele externe werking,
anders dan dat de tekst is gebruikt om de gedachtevorming binnen het
bestuur van de Stichting en met de gesprekspartners die de Stichting op
het oog had een stap verder te brengen. Ik schaam me niet voor dit
rapport.’
‘Zoiets heb ik nooit eerder gezien. Dit is heel kwalijk,’ aldus
professor Wim Groot, hoogleraar gezondheidseconomie in Maastricht, die
de notitie en de drie deelrapporten heeft gelezen. Hij zegt: ‘Gezien de
lengte van de citaten, het feit dat het een aaneenrijging van citaten is
zonder enige verbindende tekst en dat de bronvermelding wel aanwezig
is, maar er geen aanhalingstekens worden gebruikt, vind ik dit een geval
van plagiaat.’
Ik voel me niet bekocht. Twynstra Gudde zou duurder zijn geweest
Ook opdrachtgever Han Noten heeft de honderd pagina’s gelezen, zegt
hij. ‘Het was mij niet opgevallen dat er erg veel gekopieerd is.’ Hij
zegt dat een ‘merkwaardige gang van zaken’ te vinden, maar: ‘Ik voel me
niet bekocht. Twynstra Gudde zou duurder zijn geweest. Ik ben blij met
het rapport, al bevat het geen nieuwe inzichten. Het is het begin van
een proces. We hebben het niet laten maken om het in een la te
schuiven.’
Stichtingsbestuurder Paul Loven herinnert zich het rapport niet,
bestuurslid Barbara Fransen laat het beantwoorden van vragen over aan
voorzitter Han Noten. Het trio Noten, Loven en Fransen vormt het
Stichtingsbestuur en – met drie anderen – de Raad van Commissarissen van
Espria.
Brainstorm met vijftien topmensen
Het onderzoek van opgeteld 369.334 euro is nu bijna twee jaar uit.
Heeft het enig effect? Na de verschijning van het onderzoeksrapport is
er in 2017 een brainstormconferentie in het Utrechtse hotel Karel V.
‘Ongeveer vijftien topmensen uit de zorg waren daarbij aanwezig,’
stellen Han Noten en Mark van Twist. Wie dat waren, willen beiden niet
openbaren. Van Twist zegt dat ook in 2018 een conferentie over het
onderzoek plaatsvond, ook in Karel V.
Hoogleraar gezondheidseconomie Wim Groot stelt dat professor Van
Twist en zijn medeschrijvers door lijken te hebben dat notitie en
rapporten in een la verdwijnen. ‘Ze schrijven zelf dat de Stichting
Onderzoek Systeemvraagstukken Zorgstelsel moet bepalen wat het verder
met de inzichten uit de rapporten wil doen. Dat klinkt zowel enigszins
cynisch als berustend, wetend dat er niets met het rapport wordt gedaan.
Terecht, trouwens, want de rapporten bevatten vooral veel geklets. Ze
zijn saai en oninteressant.’
En de onderzoeker die geen onderzoeker bleek, Marco Meerdink, wat
zegt hij over de betekenis van het rapport? Op verzoeken om een
toelichting reageert hij met een formeel: ‘Voor wat betreft het
onderzoek verwijs ik u gaarne naar voornoemde Stichting.’
Zorgreus Espria
Bij het grote publiek is Espria onbekend. Zorginstellingen
als Evean, Icare, Zorggroep Meander en GGZ Drenthe beheren als
Espria-dochters honderden instellingen, van verpleeghuizen tot
thuiszorg, psychiatrische instellingen, jeugd- en gehandicaptenzorg. De
huidige jaaromzet is 712 miljoen euro. In 2009, voor Meerdink er werkt,
raakte Espria door een cultuur van zelfverrijking in opspraak. In de
Espria-Raad van Commissarissen maakt voorzitter Elco Brinkman plaats
voor Martin van Rijn. Van Rijn benoemt begin 2010 Meerdink als topman.
Negen jaar geleden kwam Espria in opspraak. Het was toen de prille
megaorganisatie voor verstandelijke en lichamelijk gehandicapten en
ouderen. Een fusie van Philadelphia, Evean en Woonzorg Nederland maakte
Espria tot een van de grootste Nederlandse zorgbedrijven: een omzet van
1,4 miljard, 38.000 medewerkers, 224.000 cliënten. Klagende ouders van
gehandicapten zorgden ervoor dat aan de cultuur van zelfverrijking bij
Espria een einde kwam. Voorzitter van de Raad van Commissarissen was in
die tijd Elco Brinkman.
Philadelphia stapte in 2009 uit Espria. Dat ging daarna afgeslankt door.
Espria-Commissarissen in de afgelopen jaren: onder anderen Han Noten
(dan burgemeester Dalfsen, oud-PvdA-Eerste Kamerlid), Barbara Baarsma
(hoogleraar UvA, kroonlid Ser, directeur bij Rabobank), Paul Loven
(oud-bankier en oud-financieel bestuurder PGGM) en Barbara Fransen
(dochter van Ferdinand Fransen, ooit ARKE Reizen).
Lees verder
Cees Grimbergen deed het afgelopen half jaar voor AD/Utrechts Nieuwsblad en Maxvandaag.nl onderzoek naar het zorgconcern Careyn, dat in crisis verkeert. Een belangrijke oorzaak van de misère, menen ze op de Careyn-werkvloer, is ‘zeemeeuwmanagement’: managers komen langs, schijten de boel onder en vertrekken naar een volgende werkplek. Een van die overvliegende topbestuurders is de van Espria afkomstige Marco Meerdink. Volg deze auteur en blijf op de hoogte via e-mail Dit artikel zit in het dossier
De Implant Files, het wereldwijde onderzoek naar implantaten
op initiatief van Radar (AVROTROS) en dagblad Trouw, ging niet zonder
slag of stoot. Onderzoekers verzochten overheden om documenten openbaar
te maken. Op deze verzoeken kregen zij honderden keren ‘nee’ te horen.
Het ging om veiligheidsrapporten, incidentmeldingen, waarschuwingen, en brief- en mailwisselingen over zes medische implantaten waarvan bekend was dat er problemen mee zijn. Om informatie die ter herleiden zou zijn naar patiënten werd niet gevraagd.
VWS: ‘Verstandhouding fabrikanten moet goed blijven’
Het
ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) hield ook
gegevens achter over incidenten met medische implantaten. De
verstandhouding met de fabrikanten van medische implantaten moet goed
blijven, gaf zij als reden op.
Lees alles over de Implant Files op Radar
Plaatsvervangend secretaris-generaal Gea Craaikamp schrijft namens minister Bruins in een brief aan Radar en Trouw: ‘De relatie tussen de inspectie en de beroepsgroep, als ook de relatie tussen de inspectie en de fabrikanten van medische hulpmiddelen,
die onontbeerlijk is voor het kunnen uitoefenen van effectief toezicht
op de beroepsuitoefening, zal door openbaarmaking van medische gegevens
onevenredig worden beschadigd. Het risico bestaat immers dat fabrikanten
van medische hulpmiddelen niet meer zullen melden, als zulke gegevens
openbaar worden.’
IGJ: ‘Perk het verzoek in, dan volgt een reactie sneller’
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) vroeg om het verzoek in te perken, dan zou er sneller een reactie volgen. De onderzoekers gaven gehoor
aan dat verzoek. Toch volgden pas anderhalf jaar na het WOB-verzoek de
eerste documenten. Een groot deel van de informatie ligt nog altijd bij
het ministerie. Dat komt onder andere doordat fabrikanten juridische
stappen hebben ondernomen, waardoor informatie verkrijgen moeilijker is
geworden.
Informatie over problemen onleesbaar gemaakt
In
de gegevens die de onderzoekers wel ontvingen, heeft het ministerie
belangrijke delen onleesbaar gemaakt. Informatie van de fabrikant over
mankementen aan medische hulpmiddelen en reacties van fabrikanten op
incidenten met implantaten ontbreken. Data over problemen met
implantaten zijn weggelakt. Over positieve gevallen, is meer informatie
vrijgegeven.
Fabrikanten verplicht incidenten te melden
Fabrikanten
van medische implantaten zijn wettelijk verplicht meldingen van
incidenten door te geven aan de IGJ. Doen ze dit niet, dan mag de
inspectie fabrikanten dwingen die informatie toch te geven.
Geen meldingsplicht voor arts
In Nederland geldt geen meldingsplicht voor medische beroepsbeoefenaren over ernstige en minder ernstige bijwerkingen van medische hulpmiddelen.
Brief aan ministerie
Radar en Trouw schreven in de zomer van dit jaar aan beide ministers van VWS, Bruno Bruins en Hugo de Jonge: ‘Wij denken dat patiënten en hun artsen er recht op hebben dat de informatie over de veiligheid van medische hulpmiddelen in het publieke domein zijn te vinden.’ Het ministerie bleef terughoudend. Fabrikant Abbott vroeg op 30 november aan de bestuursrechter om documenten die het ministerie wel wilde verstrekken, tegen te houden. Fabrieksgeheim, stelde de fabrikant. Bron: Trouw / Radar
Zorgaanbieders worden in Nederland
verplicht om een digitale infrastructuur te bouwen waarmee medische
gegevens over patiënten digitaal uitgewisseld kunnen worden. Klanten
moeten in het systeem hun eigen gegevens kunnen inzien en beheren.
Op die manier moet de informatie tussen twee
zorgaanbieders beter, efficiënter en sneller gaan, schrijft minister
Bruno Bruins (Medische Zorg) in een brief aan de Tweede Kamer.
De
minister wil de gegevensuitwisseling in de zorgsector stap voor stap
digitaliseren. Daarbij moeten organisaties, zoals huisartsen,
ziekenhuizen en wijkverplegers, uiteindelijk dezelfde technische
standaarden gebruiken.
Het Nictiz, een adviesorgaan dat zich richt op digitalisering van de
zorg, heeft elf zorgprocessen aangemerkt die met prioriteit
gedigitaliseerd kunnen worden. Het gaat om onder meer informatie omtrent
een bezoek aan de huisarts, acute verloskunde en informatie over
medicatie.
De verschillende systemen moeten uiteindelijk digitaal
aan elkaar gekoppeld zijn. In het systeem kunnen patiënten vervolgens
toestemming geven, zodat een zorgaanbieder de gegevens kan bekijken.
In april maakt minister Bruins bekend bij welke zorgprocessen als eerst gedigitaliseerd worden en welke technische standaarden daarbij gebruikt worden.
Er wordt onderzoek gedaan naar mogelijke misstanden bij het Huis
voor Klokkenluiders. Dat meldt minister Kajsa Ollongren van Binnenlandse
Zaken. Het gaat om een melding over het algemeen functioneren van het
Huis en een over de benoemingsprocedure van de huidige voorzitter.
Opstartproblemen Het Huis voor Klokkenluiders
in Utrecht is opgezet om mensen te helpen als zij misstanden bij hun
bedrijf of bij de overheid willen melden. De organisatie kende sinds de
oprichting begin 2016 de nodige opstartproblemen. Dat leidde tot het
aftreden van het bestuur. Afgelopen zomer werd Wilbert Tomesen als
nieuwe voorzitter benoemd.
Passende procedure
Omdat de twee melders niet terechtkunnen bij het Huis, moest er
gezocht worden naar een passende procedure. Er is besloten dat de
Nationale Ombudsman de melding over het functioneren van het Huis gaat
onderzoeken. En de melding over de benoemingsprocedure zal door een
onafhankelijke commissie worden onderzocht, aldus Ollongren. Het
ministerie ontving de meldingen op 17 september. In verband met het
onderzoek kan de minister er verder niets over zeggen.
Onafhankelijk bestuursorgaan Het Huis voor
Klokkenluiders is een zelfstandig bestuursorgaan (zbo). De instelling
valt wel onder verantwoordelijkheid van het ministerie, maar staat ook
ver van het ministerie om de onafhankelijkheid te waarborgen. Het Huis
laat in een verklaring weten voluit te zullen meewerken aan de
onderzoeken. ‘Als er één organisatie is die het waardeert dat er bij een
vermoeden van een misstand daarvan melding wordt gedaan, is het wel het
Huis voor Klokkenluiders’, staat in de verklaring. (ANP)
Terwijl het faillissement naderde, werd MC Slotervaart deze
zomer opgeschrikt door een calamiteit met een haperende pieper. De
reanimatieapparatuur arriveerde pas na twaalf minuten bij een patiënt in
nood, die overleed. Een woordvoerder van het hospitaal bevestigt een
bericht van Het Parool daarover.
De reanimatiekar met apparatuur om de ademhaling over te nemen
en de patiënt te defibrilleren, hoort binnen enkele minuten naast het
bed te staan. Toen de pieper niet werkte, rende een medewerker door de
gang om alarm te slaan.
Volgens de zegsman waren bij de man wiens toestand snel
verslechterende al diverse gespecialiseerde hulpverleners aan de slag
toen de kar erbij werd geroepen. Onderzoek van de calamiteitencommissie
heeft inmiddels uitgewezen dat de patiënt het hoogstwaarschijnlijk ook
niet had gered als de kar eerder was gearriveerd. Toch was het fout dat
deze zo lang op zich liet wachten, erkent de woordvoerder.
Hoewel het ziekenhuis eind oktober failliet ging, heeft de Inspectie
Gezondheidszorg en Jeugd de melding van de calamiteit nog in onderzoek,
zo meldt de krant. (ANP)
Zilveren Kruis betaalt niet voor speciale
doseringsstrips waarmee antidepressiva kunnen worden afgebouwd, want dat
zou geen ‘rationele’ therapie zijn. De zorgverzekeraar zei na
Kamervragen tegen minister Bruno Bruins dat zij na grondig eigen
onderzoek tot deze conclusie was gekomen. Maar in een rechtszaak beweert
Zilveren Kruis nu stellig geen eigen onderzoek te hebben verricht naar
de strips. Heeft de minister de Kamer verkeerd voorgelicht, op basis van
tegenstrijdige informatie van de zorgverzekeraar?
Wie eenmaal aan de antidepressiva raakt, komt daar niet altijd
makkelijk van af. Patiënten die er abrupt mee stoppen, krijgen vaak te
maken met bijwerkingen die nogal beangstigend kunnen zijn. In kleine
stapjes afbouwen is daarom al jaren de richtlijn voor huisartsen. In
september publiceerden de beroepsverenigingen van huisartsen (NHG),
apothekers (KNMP) en psychiaters (NVvP) samen met patiëntenkoepel MIND
een afbouwdocument dat houvast moet bieden bij het begeleid stoppen met antidepressiva.
Want de middelen afbouwen is niet eenvoudig: doseerfouten zijn
makkelijk gemaakt en de medicijnen zijn vaak niet in lage dosering
verkrijgbaar. Daarom ontwikkelde de stichting Cinderella met psychiater
Jim van Os en onderzoeker Peter Groot (universiteit Maastricht) speciale
‘taperingstrips’ om mensen in enkele weken hun antidepressiva te laten
afbouwen. De Regenboog Apotheek, met vestigingen in Alkmaar, Arnhem,
Bavel en Hoogvliet, bereidt die strips sinds 2016. Ze zijn een succes:
honderden patiënten die eerder niet konden stoppen, lukt dat nu wel.
Niet alle zorgverzekeraars zijn bereid daarvoor te betalen. Daar
hebben ze twee redenen voor. De eerste is een kostenargument: de
taperingstrips kosten tussen de 60 en 150 euro per maand, terwijl de
prijs voor goedkope antidepressiva rond de 75 euro per jaar ligt. Ten
tweede, zo voeren zorgverzekeraars aan, zijn de strips geen bewezen
‘rationele farmacotherapie’. Zorgverzekeraar Zilveren Kruis beweert tot
die conclusie te zijn gekomen na uitgebreid onderzoek naar de strips.
Eline Jacobse schreef in 2017 een uitgebreid verhaal
over de taperingstrips voor Follow the Money en trok daarin de
kwaliteit van het onderzoek van de verzekeraar in twijfel. Dat verhaal
werd begin dit jaar, samen met de bevindingen van VPRO’s
onderzoeksprogramma Argos, door Kamerleden van de SP en 50Plus
gebruikt om vragen te stellen aan minister Bruno Bruins van
Volksgezondheid. Er lijkt ruimschoots bewijs te zijn voor het nut van de
strips; waarom worden ze toch niet vergoed? En had Zilveren Kruis echt
grondig eigen onderzoek verricht?
Ja, zei minister Bruins begin dit jaar tegen de Kamer, Zilveren Kruis
had hem dat verzekerd. Maar nu de Regenboog Apotheek en patiënt Frank
van Bovene in een procedure dit onderzoek van de verzekeraar boven tafel
proberen te krijgen, ontkent Zilveren Kruis het bestaan ervan in alle
toonaarden. ‘Regenboog Apotheek en Van Bovene wensen inzage in
onderzoeken die niet bestaan,’ zo opende de advocaat van Zilveren Kruis
haar pleidooi afgelopen woensdag in de zitting in de Utrechtse
rechtbank, waarbij Follow the Money aanwezig was.
‘Zeer zorgvuldig’
De boodschap van Zilveren Kruis bij die zitting stond in scherp
contrast met diens eerdere beweringen, en met wat de verzekeraar de
minister eerder dit jaar liet weten.
‘Ik heb gesproken met Zilveren Kruis,’ stelde
Bruins nadien. ‘Zij geven aan grondig onderzoek te hebben gedaan naar
de vraag of de medicatie in taperingstrips kan worden geschaard onder de
noemer van “rationele farmacotherapie”. Hierbij is ook de literatuur
van dhr. Groot in acht genomen.’ Zilveren Kruis had volgens Bruins
geconcludeerd dat de meerwaarde van de strips ten opzichte van bestaande
doses antidepressiva niet bewezen was.
De Regenboog Apotheek en patiënt Frank van Bovene wilden dat onderzoek graag zien
Via de Wet openbaarheid bestuur (Wob) achterhaalde de Regenboog
Apotheek de correspondentie over de Kamervragen tussen de verzekeraar en
de minister in maart van dit jaar. Zilveren Kruis schreef Bruins, in
antwoord op de vraag of het meer had gedaan dan alleen het bekijken van
de literatuur die Peter Groot had aangeleverd: ‘Wij hebben deze
literatuur, naast ander onderzoek, zeer zorgvuldig bestudeerd en wij
zijn tot de conclusie gekomen dat de eis van rationele farmacotherapie
niet is bewezen (…) In onze optiek hebben wij derhalve zeer correct
gehandeld, door ons standpunt niet alleen te baseren op onze eigen
literatuurstudie, maar ook op basis van de door de heer Groot
aangeleverde literatuur.’
Gedegen eigen onderzoek dus, zou je denken. Daarnaast zou Zilveren
Kruis een ‘grondig veldonderzoek’ hebben gedaan. De Regenboog Apotheek
en patiënt Frank van Bovene wilden dat onderzoek graag zien: op welke
informatie baseerde de verzekeraar haar oordeel dat de taperingstrips
niet rationeel zouden zijn? Daarvoor moesten ze naar de rechter. In een exhibitieprocedure vroegen beide partijen het door Zilveren Kruis genoemde onderzoek op; de zitting vond woensdag 19 december plaats in Utrecht.
Discrepantie
In de aanloop tot de zaak had Zilveren Kruis de tegenpartij al per
brief laten weten dat het opgevraagde onderzoek niet bestond. Daar namen
de eisers niet voetstoots genoegen mee. ‘Zilveren Kruis stelt zelf
grondig onderzoek te hebben gedaan en de vergoeding daarom af te
wijzen,’ betoogde advocaat Elize Breugem van Eldermans en Geerts.
‘Aanvankelijk geeft zij aan de gedane onderzoeken naar Regenboog
Apotheken te zullen toesturen. Vervolgens gebeurt dat niet en nu wij
hier voor u zitten, stelt Zilveren Kruis dat er geen onderzoek is
gedaan. Dat is ongeloofwaardig. Zo makkelijk moet Zilveren Kruis niet
uit kunnen komen onder de verplichting tot het verstrekken van de door
haar gedane onderzoeken.’
Hierop volgde een lange opsomming van alle momenten waarop Zilveren
Kruis in het verleden nadrukkelijk stelde wel degelijk uitgebreid
onderzoek naar taperingstrips te hebben gedaan. Op zijn eigen website,
voor de verzekerden. Op de nationale Taperingdag, tegen allerlei
belanghebbenden. En dus tegen de minister. De Regenboog Apotheek en
patiënt Frank van Bovene kwamen eveneens aan het woord: als Zilveren
Kruis informatie heeft waaruit blijkt dat de taperingstrips niet
rationeel zijn, moeten zij die informatie ook kunnen inzien, stelden ze.
‘U stelt het geleidelijk afbouwen van antidepressiva niet ter discussie, begrijp ik?’ vraagt de rechter
Maar er valt niets te delen, stelde advocaat Dieuwke Hooft Graafland
van Loyens en Loeff namens Zilveren Kruis: ‘Regenboog Apotheek en Van
Bovene wensen inzage in onderzoeken die niet bestaan.’ Wat Zilveren
Kruis dan wel heeft gedaan om te kijken naar de rationaliteit van
taperingstrips? ‘Er is slechts één onderzoek gedaan; naar de door Groot
en Van Os aangeleverde literatuur ter onderbouwing van de standpunten
van Regenboog Apotheek. Meer is er niet.’
‘Ik kan mij voorstellen dat u nog in wilt gaan op de discrepantie
tussen dit verhaal en hetgeen er aan de minister is gecommuniceerd,’
merkte de rechter op. Maar volgens Zilveren Kruis is die discrepantie
niet meer dan een ‘Babylonische spraakverwarring’.
Bovendien maakt het niet uit, stelt de verzekeraar. Want het is niet
aan haar, maar aan de Regenboog Apotheek om aan te tonen dat de
taperingstrips wel degelijk een rationele therapie zijn. En zou Zilveren
Kruis zulke onderzoeken wel hebben gehad, ‘dan zouden ze zeker niet met
Regenboog Apotheek en Van Bovene gedeeld worden’. Adviserend apotheker
Stefan Faas van Zilveren Kruis wil nog even op het verkeerd inlichten
van de minister ingaan. ‘Dit is niets meer dan een woordspelletje,’ zegt
hij, om eraan toe te voegen dat hij wel degelijk ‘grondig’ gesproken
heeft met deskundigen over de rationaliteit van de taperingstrips. Maar
wie dat waren en wat ze te zeggen hadden, is volgens Zilveren Kruis niet
gedocumenteerd en hoeft men verder ook niet te delen.
‘U stelt niet het geleidelijk afbouwen van antidepressiva zelf ter
discussie, begrijp ik?’ vroeg de rechter hem tot slot. ‘Nee,’ antwoordde
Faas, ‘over het nut van afbouwen bestaat geen discussie, daar kunnen we
duidelijk over zijn.’
Duidelijkheid
Dat Zilveren Kruis – buiten het bestuderen van de literatuur van
Groot en Van Os en de niet gedocumenteerde gesprekken tussen Faas en
onbekende professionals – geen eigen onderzoek heeft gedaan, is na de
zitting glashelder. Maar wat te denken van de stellige bewering die Faas
in maart tegenover de minister deed? Hij beweerde immers nadrukkelijk
dat Zilveren Kruis ook eigen literatuuronderzoek had verricht, naast het
door Groot aangeleverde onderzoek. De aanwezige vertegenwoordigers van
Zilveren Kruis hebben er na de zitting geen antwoord op.
Voor Jan-Pieter Dupon, financieel manager van de Regenboog Apotheek,
is het inmiddels wel duidelijk. ‘Ze hebben dus helemaal niets, dat staat
nu wel vast. Maar dat is goed om te weten, en om nu voor eens en voor
altijd vastgelegd te hebben.’ De uitspraak van de rechter wordt in de
komende weken verwacht. De Regenboog Apotheek en Van Bovene zeggen dat
zij zich, afhankelijk van de uitspraak van de rechter, zullen beraden op
verdere juridische stappen. Die uitspraak wordt verwacht op 9 januari
2019.
Blind vertrouwen
Wat te denken van de manier waarop de Tweede Kamer is voorgelicht
door de minister, op basis van kennelijk onjuiste informatie van
Zilveren Kruis?
Van Gerven blijft erbij dat verzekeraars zouden moeten betalen voor de strips
Kamerlid Henk van Gerven (SP) is niet te spreken over de gang van
zaken. ‘De minister heeft met blind vertrouwen in de zorgverzekeraar
geantwoord dat de zorgverzekeraar grondig onderzoek heeft gedaan. De
verzekeraar treft blaam. Want deze heeft de minister op het verkeerde
been gezet. De verzekeraar heeft geen grondig onderzoek gedaan, maar dat
is ook niet de taak van een zorgverzekeraar. Dit behoort aan de
wetenschappers, de specialisten, niet een zorgverzekeraar. Zilveren
Kruis Achmea gaat daarmee ten onrechte op de stoel zitten van de
dokter.’
Van Gerven diende afgelopen zomer een motie in om taperingstrips in
het basispakket op te nemen. Die motie werd door de minister in eerste
instantie ontraden. Van Gerven blijft erbij dat verzekeraars zouden
moeten betalen voor de strips. ‘Er is wel overeenstemming dat de afbouw
op een geleidelijke wijze meer kans geeft op succesvol stoppen met de
medicatie. Dat is dus rationele therapie. Hoe die afbouw moet
plaatsvinden is onderhevig aan veel discussie en er is niet een enkele
bewezen manier van afbouwen. Vandaar ook de behoefte aan de
taperingstrips, zodat dit op maat van de patiënt en in overleg met de
patiënt kan gebeuren. Dat wordt door de KNMP, NHG, NvvP en MIND (het
landelijk platform psychische gezondheid) onderschreven. Dus moeten de
verzekeraars dit gewoon vergoeden.’
In een reactie liet Zilveren Kruis weten: ‘Wij hebben zelfstandig,
dus niet met andere verzekeraars of andere partijen, onderzoek gedaan
naar de aangeleverde literatuur. Zoals gisteren in de rechtszaal gemeld
is het mogelijk anders geïnterpreteerd. Misschien hadden we het
zelfconsultatie moeten noemen. Daarnaast hebben we veldonderzoek gedaan
(of veldconsultatie is wellicht beter).’
Het ministerie van Volksgezondheid liet in een korte reactie weten
dat de minister geen reden ziet om stappen te nemen jegens Zilveren
Kruis, zoals ook al aangekondigd in de eerdere Kamerbrief. Anders dan
Van Gerven meent het ministerie dat de volledige verantwoordelijkheid
voor het beoordelen van de taperingstrips bij de verzekeraar ligt. ‘Het
is en blijft een verantwoordelijkheid van de verzekeraar om te duiden of
iets aan de stand van wetenschap en praktijk voldoet. De rechter buigt
zich nu over de vraag of deze verantwoordelijkheid in dit geval op een
juiste manier is uitgevoerd. Dat is de plek waar deze vraag nu voorligt.
Daarbij is geen rol voor de minister.’
Maar wellicht moet minister Bruins zich binnenkort tegenover de Kamer
opnieuw verantwoorden over de taperingstrips. Kamerlid Van Gerven zegt
in ieder geval nog niet klaar te zijn met de kwestie, ‘We zullen opnieuw
kamervragen stellen, waarin we de minister vragen nu wel met de
verzekeraars af te spreken dat alle verzekeraars de taperingstrips
vergoeden. De artsen zullen verder moeten gaan met onderzoek op welke
wijze antidepressiva het beste kunnen worden afgebouwd.’
Onderzoeksprogramma Argos van de VPRO besteedde
eerder uitgebreid aandacht aan de taperingstrips. Follow the Money
schuift zaterdagmiddag aan in de uitzending van Argos om over de zitting
te praten: tussen 14 en 15 uur op Radio 1.
Commentaar SIN-NL Eindelijk erkent de overheid dat implantaten patiënten heel erg ziek en invalide kunnen maken. Waarom heeft dit jaren moeten duren? Waarom gaat de overheid pas wat doen, NA wereldwijde publicaties hierover? Waarom zweeg de overheid? NB ondergetekende is al 18 jaar ernstig invalide door implantaten bij de hersenstam en de vertebralis-slagader. In plaats van hulp door artsen werd ik doodgezwegen en weggestuurd terwijl ik niet kon zitten, staan, lopen door een doorbloedingstoornis bij de hersenstam, veroorzaakt door de implantaten. In plaats van hulp van de Inspectie Gezondheidszorg, volgde doodzwijgen. In plaats van hulp werd ondergetekende ten onrechte veroordeeld wegens het publiceren van feiten en documenten over de implantaten en de gevolgen, door Nederlandse corrupte rechters. Neuroloog Kuks UMCG, koos met hulp van de artsenorganisatie KNMG voor procederen en geld incasseren van het slachtoffer van het implantaat, in plaats van de noodzakelijke medische hulp te verlenen. Meer info volgt zo spoedig mogelijk. Mr Sophie Hankes, voorzitter stichting SIN-NL ————–
Minister Bruins voor Medische Zorg neemt maatregelen tegen onveilige implantaten. Aanleiding is een uitzending van Radar eind vorige maand met verhalen van patiënten die ziek werden van hun implantaten.
De
minister zegt dat de verhalen diepe indruk op hem hebben gemaakt. Hij
heeft inmiddels gesproken met een van de patiënten, een vrouw met
gezondheidsklachten veroorzaakt door lekkende borstimplantaten. Volgens
Bruins is het onvoorstelbaar wat de vrouw is overkomen.
Aan veel
implantaten kleven risico’s waarvan patiënten niet goed op de hoogte
zijn. Verder worden klachten van patiënten niet gemeld bij fabrikanten
en wordt er te weinig informatie verzameld waarmee medici en patiënten
hun voordeel kunnen doen.
Extra geld
Bruins
gaat daarom volgend jaar een informatiecampagne beginnen voor artsen en
zorgverzekeraars. Ook wordt patiënteninformatie op verschillende sites
uitgebreid. Verder krijgt het RIVM extra geld om onderzoek te doen naar
de risico’s van implantaten en wordt er meer bekendheid gegeven aan het
meldpunt voor bijwerkingen door implantaten.
Het gaat niet alleen
om borstimplantaten, maar ook om bijvoorbeeld pacemakers en
gehoorhulpmiddelen. Een algemeen verbod ziet de minister niet zitten,
omdat er dus ook implantaten zijn die het leven van de patiënt
verbeteren.
Bekijk ook
Borstimplantaten uit de handel gehaald
‘Slecht toezicht op medische implantaten brengt mensenlevens in gevaar’
Minister Bruins (Medische zorg en sport) informeert de Tweede Kamer over de acties die hij onderneemt om de patiëntveiligheid van implantaten te vergroten.
Communication and resolution programs have emerged as central to organizational responses to serious patient harm events, with demonstrated evidence of patient safety and medicolegal outcome improvements within a handful of healthcare systems. Hospitals, including those with open medical staffs, have struggled implementing communication and resolution programs, particularly around the components supporting resolution. Here, we describe our lessons learned early after implementing the resolution (“R”) component of Communication and Optimal Resolution, a comprehensive contemporary communication and resolution program at MedStar Health, a large community health system in the United States.
Context
MedStar Health is a regional healthcare system with 10 hospitals, 250 ambulatory care delivery sites, and 20 diversified businesses in the mid-Atlantic region of the United States. MedStar Health initiated Communication and Optimal Resolution implementation in 2015.
Approach
Our approach to resolution following patient harm yielded seven strategies supporting our resolution process. These included infrastructure and processes to (i) provide immediate support to patients and families, (ii) hold and waive bills, (iii) activate event review processes early to inform resolution, (iv) embrace a paradigm shift in legally defensible cases, (v) develop a communication and resolution program legal community, (vi) accept sacrifices with a principled resolution, and (vii) commit to address challenges with open medical staffs.
Summary
The resolution process in response to serious patient harm is complex. Our early experience in implementing the “R” of Communication and Optimal Resolution required enhanced infrastructure, embracing the clinician, legal, and insurance communities and instructing them in the principles of communication and resolution program, and a strong organizational commitment to “doing the right thing” for patients and families.
Greene, SM, Reid, RJ, Larson, EB. Implementing the learning health system: from concept to action. Ann Intern Med 2012; 157: 207. Google Scholar | ISI
2.
Sikka, R, Morath, JM, Leape, L. The quadruple aim: care, health, cost and meaning in work. BMJ Qual Saf 2015; 24(10): 608–10. Google Scholar
3.
Kraman, SS, Hamm, G. Risk management: extreme honesty may be the best policy. Ann Intern Med 1999; 131: 963. Google Scholar | ISI
4.
Mello, MM, Boothman, RC, McDonald, T. Communication-and-resolution programs: the challenges and lessons learned from six early adopters. Health Aff 2014; 33: 20–29. Google Scholar
5.
Kass, JS, Rose, RV. Medical malpractice reform – historical approaches, alternative models, and communication and resolution programs. Am Med Assoc J Ethics 2016; 18: 299–310. Google Scholar
6.
Boothman, RC, Blackwell, AC, Campbell, DAJ. A better approach to medical malpractice claims? The University of Michigan experience. J Health Life Sci Law 2009; 2: 125. Google Scholar
7.
Kachalia, A, Kaufman, SR, Boothman, R. Liability claims and costs before and after implementation of a medical error disclosure program. Ann Intern Med 2010; 153: 213–221. Google Scholar
8.
McDonald, TBB, Helmchen, LAA, Smith, KMM. Responding to patient safety incidents: the ‘seven pillars’. Qual Saf Health Care 2010; 19: e11. Google Scholar
9.
Lambert, BL, Centomani, NM, Smith, KM. The ‘seven pillars’ response to patient safety incidents: effects on medical liability processes and outcomes. Health Serv Res 2016; 51: 2491–2515. Google Scholar
Mello, MM, Senecal, SK, Kuznetsov, Y. Implementing hospital-based communication-and-resolution programs: lessons learned in New York City. Health Aff 2014; 33: 30–38. Google Scholar
13.
Mello, MM, Armstrong, SJ, Greenberg, Y. Challenges of implementing a communication-and-resolution program where multiple organizations must cooperate. Health Serv Res 2016; 51: 2550–2568. Google Scholar | ISI
14.
Shepperd, JR. Defending a ‘never event’. J Healthc Risk Manag 2017; 37: 17–22. Google Scholar
15.
Woloshynowych, M, Rogers, S, Taylor-Adams, S. The investigation and analysis of critical incidents and adverse events in healthcare. Health Technol Assess 2005; 9: 1–143,iii. Google Scholar | ISI
16.
Hettinger, AZ, Fairbanks, RJ, Hegde, S. An evidence-based toolkit for the development of effective and sustainable root cause analysis system safety solutions. J Healthc Risk Manag 2013; 33: 11–20. Google Scholar
17.
Kellogg, KM, Hettinger, Z, Shah, M. Our current approach to root cause analysis: is it contributing to our failure to improve patient safety? BMJ Qual Saf 2017; 26: 381–387. Google Scholar
18.
Huerta, TR, Walker, C, Murray, KR. Patient safety errors. J Healthc Qual 2016; 38: 17–23. Google Scholar
19.
Carroll, AE, Buddenbaum, JL. High and low-risk specialties experience with the U.S. medical malpractice system. BMC Health Serv Res 2013; 13: 465. Google Scholar
Seabury, SA, Chandra, A, Lakdawalla, DN. On average, physicians spend nearly 11 percent of their 40-year careers with an open, unresolved malpractice claim. Health Aff 2013; 32: 111–119. Google Scholar | ISI
22.
Charles, SC, Kennedy, E. Defendant, a psychiatrist on trial for medical malpractice: an episode in America’s hidden health care crisis. New York: The Free Press, 1985. Google Scholar
Kassa besteedde onlangs aandacht
aan zogenoemde zorgplafonds. Ex-kankerpatiënt Martha Visser liep hier
tegenaan. Zij had een darmonderzoek nodig om erachter te komen of haar
kanker was uitgezaaid, maar ze kon niet terecht in het ziekenhuis van
haar voorkeur vanwege een zorgplafond. Uit nader onderzoek van Kassa
blijkt het probleem nog veel groter dan geschetst.
Ook mensen met restitutiepolis kunnen niet terecht
Niet alleen mensen met een naturapolis, zoals Martha Visser kunnen
tegen een zorgplafond aanlopen. Ook mensen met een restitutiepolis
blijken hiermee te maken te krijgen. Dat is opmerkelijk. Want voor een
restitutiepolis betaal je meer premie en krijg je de garantie dat je bij
alle zorgverleners terecht kan. Ook staat in de polisvoorwaarden dat
een zorgplafond geen invloed mag hebben op de vergoeding.
Geldafspraken ziekenhuis en verzekeraar
Een zorgplafond is een afspraak tussen het ziekenhuis en de
zorgverzekeraar over hoeveel zorg zij mogen verlenen. Als dat geld op
raakt, is het zogenoemde zorgplafond bereikt. Het ziekenhuis krijgt dan
geen vergoeding meer van de zorgverzekeraar voor de gevraagde
behandeling.
Toch geen keuzevrijheid
Na de uitzending van 8 december jl. ontvingen wij een klacht van
Robert Ensor. Hij heeft een restitutiepolis en heeft daarmee recht op
volledige keuzevrijheid uit alle zorgverleners. Een zorgplafond zou ook
geen invloed mogen hebben op zijn recht op vergoeding, staat klip en
klaar in zijn polisvoorwaarden (zie foto hieronder).
‘Voorwaarden niet nageleefd’
Als Robert belt om een afspraak te maken in de Hand Clinic voor een
probleem aan zijn hand, krijgt hij echter tot zijn verbazing te horen
dat het zorgplafond is bereikt en hij daar niet terecht kan. Zijn
zorgverzekeraar, Avéro Achmea, verwijst hem vervolgens naar het Onze
Lieve Vrouwen Gasthuis (OLVG) waar ze hem wel verder helpen.
Ensor is niet te spreken over deze gang van zaken en dient een klacht
in bij de Nederlandse Zorg Autoriteit (NZA): ,,De voorwaarden van een
restitutiepolis worden niet nageleefd. Mijn inziens pleegt Avéro hiermee
contractbreuk door achter de schermen afspraken te maken met
zorgverleners die mijn vrije artsenkeuze op grond van mijn
restitutiepolis ondermijnen.”
Avéro door het stof
Avéro laat desgevraagd in een reactie aan Kassa weten niet juist
gehandeld te hebben door de heer Ensor meteen door te verwijzen naar het
OLVG. ,,Nadat de verzekerde belde naar de afdeling zorgbemiddeling
hadden wij direct de Hand Clinic moeten wijzen op de samen gemaakte
afspraken”, legt woordvoerder Christine Rompa uit.
‘Probleem ligt genuanceerder’
Uit navraag bij de Hand Clinic blijkt het probleem genuanceerder te
liggen. Directeur Monika Ritt-Fischer: ,,Het kan niet zo zijn dat een
zorgaanbieder die geen budget meer heeft zonder vergoeding zorg moet
leveren. Dat zou betekenen dat de zorgaanbieder de behandeling zelf moet
betalen, terwijl de zorgverzekeraar extra inkomsten ontvangt voor de
restitutiepolis met keuzevrijheid.”
Behandeling restitutieverzekerde niet meetellen in zorgplafond
Om dit probleem te ondervangen pleit gezondheidsjurist Karik van
Berloo ervoor om de behandeling van een restitutieverzekerde niet mee te
laten tellen in het opgelegde plafond. ,,Op die manier kun je ervoor
zorgen dat de restitutiepolishouders daadwerkelijk vrije artsenkeuze
hebben. Maar dan niet in de vorm van een loze belofte, maar een
aanspraak van de verzekerde die de zorgaanbieder dan ook altijd kan
inlossen.”
Het voorstel van Van Berloo wordt begin volgend jaar besproken door
de Nederlandse Zorg Autoriteit (NZA). De klacht van de heer Ensor is
eveneens in behandeling door de NZA en die zal binnenkort ook worden
besproken door de commissie voor Volksgezondheid Welzijn en Sport. Avéro
Achmea laat weten de heer Ensor ter compensatie het premieverschil
tussen een natura-en restitutiepolis uit te keren, omdat hij feitelijk
is behandeld als een naturapolishouder.
Oproep
Heeft u ook een budget-, natura- of restitutiepolis en bent u tegen
een zorgplafond aangelopen dan horen wij dat graag. We zijn ook heel
nieuwsgierig hoe uw zorgverzekeraar hiermee is omgegaan. Bent u een
zorgverlener en wilt u vertellen hoe zorgplafonds in de praktijk
uitpakken, en wat de gevolgen zijn voor de wachtlijsten dan horen wij
dat ook graag. Mailen kan naar Kassa@bnnvara.nl. Veel dank voor jullie medewerking!
OPINIE
– Voor een onderzoek naar medische hulpmiddelen zijn op initiatief van
het dagblad Trouw en het consumentenprogramma Radar wereldwijd 1500
verzoeken gedaan aan overheden om documenten openbaar te maken. De Implant fileslaten
zien dat er sprake is van slecht toezicht en gebrekkige uitwisseling
van gegevens tussen landen. Ook is inmiddels duidelijk dat de informatie
bij de toezichthouders niet eenvoudig is op te vragen. Maar het meest
kwalijk is nog dat de overheid zelf veel informatie achterhoudt om de
relaties met de industrie niet te verstoren.
Veel documenten die in een WOB-verzoek zijn opgevraagd krijgen de journalisten gewoon niet te zien.
Als reden wordt opgegeven dat de relatie tussen de inspectie en de
fabrikanten van medische hulpmiddelen door het openbaar maken van
medische gegevens ‘onevenredig zal worden beschadigd’. In de documenten
die na anderhalf jaar uiteindelijk wel zijn geleverd zijn grote delen
onleesbaar gemaakt door juristen van VWS. ‘Zoals informatie van de
fabrikant over mankementen aan medische hulpmiddelen en reacties van
fabrikanten op incidenten met implantaten. Gegevens over problemen rond
implantaten zijn stelselmatig door het ministerie weggelakt. Alleen in
enkele gevallen, met een goede afloop voor de patiënt, werd meer
informatie vrijgegeven.’
Het ministerie van VWS zegt bevreesd te zijn dat fabrikanten van
medische hulpmiddelen helemaal niets meer zullen melden, als problemen
met hun producten openbaar worden. Maar de fabrikanten zijn het in
Nederland wettelijk verplicht om meldingen van incidenten door te geven
aan de inspectiedienst van het ministerie. De Inspectie is bevoegd
weigerende fabrikanten te dwingen tot het verstrekken van informatie.
De journalisten hebben er met verwijzing naar landen als Duitsland,
Australië en de VS op aangedrongen om meer informatie openbaar te maken.
‘Het ministerie bleef terughoudend. Desondanks vroegen de advocaten van
fabrikant Abbott op 30 november aan de bestuursrechter om ook de
documenten die VWS wél wilde verstrekken tegen te houden. Onze
documenten zijn fabrieksgeheim, aldus de fabrikant.’
Onderzoek
Minister Bruins (VVD) heeft nu bekend gemaakt
dat hij een onderzoek gaat instellen naar de risico’s van de
implantaten. Hij start een voorlichtingscampagne gericht op artsen en
hij wil dat patiënten en artsen incidenten en bijwerkingen van
implantaten melden. Ook verhoogt hij de capaciteit van de
inspectiedienst voor medische technologie en maakt hij de registratie
van hulpmiddelen verplicht. Hij gaat nog niet zover als de Franse
inspectie die een veel gebruikt Iers borstimplantaat uit de handel neemt, wat ook consequenties heeft voor de levering aan Nederland. Vijf jaar geleden was er in Frankrijk een rechtszaak van vijfduizend vrouwen
tegen de fabrikant van het siliconen borstimplantaat PIP vanwege
lekkages. Deze implantaten waren in Nederland al in 2010 verboden na
acties van de Amerikaanse FDA (Food and Drug Administration). De
cruciale vraag was toen al waarom deze waarschuwing van de FDA niet
geleid heeft tot een strengere controle van de activiteiten van PIP door
de Franse en andere autoriteiten. Nu kan na zoveel jaren opnieuw de
vraag gesteld worden of de overheid voldoende geleerd heeft van deze
zaak.
Openbaarheid voorkomt gesjoemel
In de brief van minister Bruins waarin hij nu reageert op de ophef over de Implant files rept
hij met geen woord over het gebrek aan openbaarheid van informatie
waaraan zijn ministerie zich de afgelopen maanden schuldig heeft
gemaakt. Zo lang die openbaarheid er niet is blijft er een risico op
ongelukken zoals bij de PIP-implantaten. Openbaarheid van informatie
dwingt de fabrikant tot verantwoord handelen. Zonder openbaarheid blijft
de kans op gesjoemel bestaan. De minister zit er niet voor de
industrie, maar voor het publieke belang. Daarom zou hij de fabrikanten
op hun verantwoordelijkheid moeten wijzen en er voor moeten zorgen dat
alle relevante informatie voor artsen en patiënten beschikbaar komt.
Om digitalisering van de zorg te versnellen gaat minister
Bruins van Curatieve Zorg zorgaanbieders en IT-leveranciers wettelijk
verplichten tot eenduidige afspraken over taal en techniek. De huidige
aanpak die uitgaat van vrijwillige consensus tussen veldpartijen is wat
Bruins betreft te vrijblijvend.
Eén en ander komt naar voren in een brief die Bruins onlangs naar de Tweede Kamer stuurde.
In de brief geeft Bruins aan dat digitalisering van
gegevensuitwisseling een “behoorlijke uitdaging” is. De zorgsector is
niet alleen groot en divers, de verschillende beroepsgroepen spreken
daarnaast ieder hun eigen taal. Dit vergt afstemming in alle mogelijke
gegevensuitwisselingen. Daarnaast zijn er veel technische standaarden,
kunnen verschillende digitale systemen niet met elkaar ‘praten’ en is er
niet in elke regio al een infrastructuur voor elektronische
uitwisseling.
Koerswijziging
Maar juist deze problemen maken het wat Bruins betreft nodig dat de
overheid meer regie neemt. Vanuit het veld klinkt al geruime tijd de
roep om meer centrale sturing, maar VWS is sinds het mislukken van het
landelijke elektronisch patiëntendossier kopschuw geweest en speelde de
bal steevast terug naar de veldspelers. “Het nemen van meer regie door
de overheid betekent een koerswijziging ten opzichte van die lijn”,
deelt Bruins nu de Kamer mee. “Ik wil dat zorgproces voor zorgproces
wordt gedigitaliseerd op basis van verplichte, eenduidige afspraken over
taal – dat wil zeggen iedereen dezelfde taal spreekt – en techniek.”
Vaste bouwstenen
Het digitaliseren van zorgprocessen alleen is niet genoeg, deze
processen moeten wat Bruins betreft ook beter digitaal op elkaar
aansluiten zodat gegevensuitwisseling tussen de zorgprocessen mogelijk
is. Daarom gaat Bruins “standaard ‘bouwstenen’” vaststellen, die
verplicht moeten worden gebruikt. Dit betekent dat in de praktijk
belangrijke begrippen, zoals bijvoorbeeld vochtbalans, bloeddruk of
laboratoriumuitslag, altijd eenduidig en in dezelfde taal worden
vastgelegd, zodat ze digitaal hergebruikt kunnen worden.
Escalatie
Naast de sector-brede introductie van een Basis Gegevensset Zorg
(BGZ) en gemeenschappelijk woordenboek, moeten IT-leveranciers hun
systemen zo bouwen dat ze onderling kunnen communiceren. Koepels en
zorgaanbieders moeten met he toog hierop inkoopkracht richting
leveranciers realiseren door gezamenlijk eisen te formuleren. Als een
zorgorganisatie en ook de betrokken koepel er met een leverancier toch
niet uitkomt, dan organiseert VWS een “escalatieoverleg”.
Veiligheid
Dat alles moet er toe leiden dat de zorg snel de beschikking krijgt
over landelijk dekkende en gekoppelde infrastructuren. Dit klinkt als
het landelijk EPD, dat in 2011 in de Eerste Kamer struikelde over
privacyoverwegingen en zorgen voor de digitale veiligheid. Bruins wijst
er op dat zorgaanbieders meer dan voorheen moeten voldoen aan concrete
normen voor informatieveiligheid. Toch wil de minister nagaan of
verscherping van deze normen in het licht van bredere digitalisering
nodig is.
Routekaart
De betrokken veldpartijen krijgen van Bruins drie maanden de tijd om
in samenspraak met VWS een routekaart op te stellen, die leidraad wordt
voor het digitaliseren van zorgprocessen en de bijbehorende, verplichte
standaarden. Het digitaliseren van zorgprocessen houdt in dat de
uitwisseling van informatie tussen zorgverleners die bij dat zorgproces
betrokken zijn digitaal verloopt. De betrokken partijen mogen in het
eerste kwartaal van 2019 hun zegje doen op verschillende consultaties.
Het landelijk expertisecentrum e-health Nictiz heeft met oog hierop de
eerste prioriteiten uitgetekend. Dat zijn ambulanceoverdracht,
huisartswaarneming, triageverwijzing, acute verloskunde, verpleegkundige
overdracht, ziekenhuisoverdracht, medicatie, beelduitwisseling en
verwijzing. Ook jeugdgezondheidszorg en ketenzorg bij chronische
aandoeningen zijn door Nicitz als speerpunten aangewezen.
Na de consultatieronde wil Bruins de definitieve routekaart in april 2019 aan de Tweede Kamer voorleggen.
Vanaf 1 januari 2019 moet het
gebruik van implantaten worden geregistreerd in het epd en het Landelijk
Implantaten Register (LIR). Daardoor kan volgens de initiatiefnemers
een implantaat waaraan iets mankeert, snel worden opgespoord en is de
patiëntveiligheid gewaarborgd.0
Dit meldt QruxxTech.
Om opname in het epd en het Landelijk Implantaten Register mogelijk te
maken, wordt elk implantaat voorzien van een unieke code.
Borstimplantaten
De aanleiding voor de registratie van implantaten is een affaire uit
2012. Een Franse leverancier bleek borstimplantaten te leveren die een
potentieel risico vormden voor de patiënt. ‘Het was in Nederland
moeilijk te achterhalen welke patiënt zo’n implantaat had gekregen. Dit
was voor de overheid aanleiding om implantaten te gaan registreren’,
vertelt Robin van Zoest in QruxxTech. Hij is projectleider van het
Landelijk Implantaten Register bij het ministerie van VWS.
Eenheid van Taal
De eenduidige registratie van de implantaten vindt plaats met behulp
van Eenheid van Taal. Dat werkt als volgt: een fabrikant plaatst een
unieke barcode op een implantaat. Daardoor is precies duidelijk om wat
voor een implantaat het gaat. Het ziekenhuis koopt het implantaat
vervolgens in. Als een medisch specialist een implantaat voor een
behandeling kiest, scant hij de barcode.
Deze barcode wordt daarna vastgelegd in het epd van de patiënt.
Vanuit het epd worden de gegevens automatisch doorgegeven aan het LIR.
Van Zoest: ‘Deze registratie doorloopt een complexe keten waarbij
eenduidigheid een voorwaarde is. Minstens zo belangrijk is draagvlak. De
betrokken partijen moeten ervan overtuigd zijn dat deze registratie
nuttig is. Fabrikanten moeten die barcode plaatsen en implantaatgegevens
ontsluiten. Ziekenhuizen moeten ervoor kiezen om alleen implantaten met
barcodes in te kopen. Medisch specialisten moeten niet vergeten de
barcode te scannen en softwareleveranciers moeten de koppeling tussen
een epd en het LIR mogelijk maken.’
Implantatenregister in 2019
Registratie van implantaten in het epd is vanaf 1 januari 2019
wettelijk verplicht. Evenals het verstrekken van implantaatgegevens aan
de patiënt en aan het LIR.
Wat volgt is een ‘ingroei-jaar’. Hoewel de beweging naar
implantatenregistratie groeiende is, zijn nog lang niet alle betrokken
partijen zo ver. Zo dragen nog niet alle implantaten standaard een
unieke barcode en zijn gegevens over implantaten nog niet altijd op de
afgesproken wijze beschikbaar voor ziekenhuizen. Ook zijn nog niet alle
epd’s op het LIR aangesloten.
Daarbij komt dat de zorgverlener registratie moeten opnemen in de
behandelroutine. Van Zoest: ‘De noodzaak van registeren van implantaten
wordt steeds meer gezien. Nu is het zaak dat de hele keten in beweging
komt onder regie van VWS, Nictiz en de IGJ. De IGJ is de toezichthouder
en gebruiker van het implantatenregister. Als iedereen meedoet, heb je
ook wat. Want zonder registratie geen register.’
Mr J.F.M. Aartsen (Jos) sinds 1.7.2012 voorzitter Raad van Bestuur van het UMCG. Sinds mei 2008 lid van de Raad van Bestuur UMCG. Kiest voor het handhaven bij het UMCG van neuroloog J.B.M. Kuks, ondanks zijn plaatsing op zwartelijstartsen.nl, met toestemming van de rechtbank Groningen 2009. Neuroloog Kuks UMCG: stelt met opzet foutieve diagnose,weigert eerlijke diagnostiek, informatie en herstelbehandeling aan slachtoffer van medische fout. Het betreft de weigering van oa basale diagnostiek zoals meting bloeddruk en pols(hartritme),weigering om verzoek tot advies van collega-arts adequaat te beantwoorden, weigering om twee brieven te beantwoorden, het sturen van foutieve brieven naar collega-artsen en plegen van fraude in het medisch dossier. Publiceerde in strijd met beroepsgeheim medische gegevens over patiënte.
Op 25 sept. 2009 stond de rechtbank Groningen aan SIN-NL toe : om de website zwartelijstartsen.nl online te handhaven en om falend neuroloog Kuks te handhaven op zwartelijstartsen.nl Deze neuroloog spande verschillende procedures aan tegen Mr Sophie Hankes stichting SIN-NL om de websites met feiten en documenten over zijn falen als arts offline te krijgen. SIN-NL hecht aan het publiceren van de waarheid over de medische fout waardoor Sophie Hankes invalide werd en de kwalijke rol van falend neuroloog Kuks als prominent vertegenwoordiger van de KNMG en zijn zwijgende collega’s. SIN-NL handhaaft publicatie van de websites. De websites bevatten feiten en documenten: medische verklaringen door artsen en wetenschappelijke artikelen door artsen, en zijn aldus juridisch gezien rechtmatig, in het kader van art 7 Grondwet en art 10 Europees Verdrag Rechten van de Mens Vrijheid van Meningsuiting.
Eind april gaf de Ondernemingskamer opdracht tot een
onderzoek bij DeSeizoenen over de gang van zaken tussen 10 januari 2012
tot 15 maart 2016, nadat de centrale Cliëntenraad daarom had gevraagd.
De
Cliëntenraad had zijn zorgen uitgesproken om de constructie waarin
bestuurders van de zorginstelling ook eigenaren waren van de
vastgoedonderneming en het facilitair bedrijf die diensten leveren aan
DeSeizoenen.
Op deze manier kunnen de eigenaren, Winter en nog drie ondernemers,
van DeSeizoenen alsnog winst maken aan de instelling. In sommige takken
van de zorg geldt namelijk een winstverbod. Sommige zorginstellingen
mogen daarom geen winst uitkeren aan de aandeelhouders.
Winter
maakt er geen geheim van dat hij deze constructies gebruikt. “Op de zorg
wordt niet verdiend, vastgoed is het verdienmodel”, vertelde hij
onlangs nog aan NRC.
Een 53-jarige man die zich voordeed als
fysiotherapeut heeft donderdag van de rechtbank in Breda vijf jaar cel
opgelegd gekregen voor misbruik en een verkrachting van bejaarde vrouwen
in Bergen op Zoom.
Zijn slachtoffers waren in leeftijd van 82 tot 94 jaar.
De man deed zich voor als fysiotherapeut, waardoor hij een
verzorgingsflat binnen kon komen.
De man heeft ontkend, maar zijn
DNA werd op een incontinentieluier van een van de slachtoffers
aangetroffen. Ook vingerafdrukken van René B. zijn gevonden.
De aanrandingen en verkrachtingen zouden in december 2015 en in juni van dit jaar hebben plaatsgevonden. Justitie had tijdens een eerdere zitting zes jaar cel geëist.
Nep-fysio uit
Bergen op Zoom krijgt vijf jaar voor verkrachting en aanranding
hoogbejaarde vrouwen: ‘Geen enkele twijfel over schuld’
BERGEN OP ZOOM/BREDA – ,,Deze aanrander en verkrachter
gebruikte zijn fysieke overwicht om oudere, kwetsbare vrouwen te
overrompelen. Zij zullen de laatste jaren van hun leven gebukt gaan
onder gevoelens van vernedering, eenzaamheid en schaamte”. Het vonnis
van de Bredase rechtbank getuigt van grote empathie met de slachtoffers
van een 53-jarige man uit Bergen op Zoom. Hij vergreep zich aan vier
hoogbejaarde vrouwen.
Johan van Uffelen
27-12-18, 12:55
Laatste update:
14:44
De
Bergenaar is veroordeeld tot vijf jaar onvoorwaardelijk vanwege
seksueel geweld en ontucht. De rechters achten bewezen dat de voormalige
bloemist een vrouw van 93 verkrachtte en drie andere dames van 83, 88 en 94 heeft aangerand. Er bestaat, aldus de uitspraak, ‘geen enkele twijfel’ over zijn schuld op basis van de (schakel-)bewijzen.
Telkens
deed de veroordeelde René B. zich voor als fysiotherapeut, dokter of
verzorger. Hij overrompelde de vrouwen, overreedde de angstige bejaarden
om naar de slaapkamer te gaan en trachtte hun intieme delen te
betasten. Tijdens de zitting heeft hij alles categorisch ontkend en zei
hij ook absoluut geen seksuele voorkeur voor oudere dames te hebben.
Maar zijn verweer riep toen ook bij de rechtbank bij tijd en wijle grote
vraagtekens op.
93-jarige vrouw
Op
23 juni ‘s middags sprak hij een 93-jarige vrouw aan bij een
supermarkt. Hij zei haar fysiotherapeut te zijn, al herkende zij hem
niet. Even later stond hij bij haar aan de deur in residentie Meilust in
Bergen op Zoom. Hij manipuleerde haar naar de slaapkamer. Daar betastte
hij haar bovenlichaam en verkrachtte hij het slachtoffer met zijn
vingers. ,,Geestelijk en lichamelijk voel ik mij een wrak en vertrouw
niemand meer”, liet zij haar dochter tijdens de behandeling van de zaak
voorlezen.
De
verdachte werd naderhand herkend op camerabeelden van de flat en de
supermarkt. En op het ondergoed van de vrouw zat zijn DNA. Volgens de
rechtbank klopte ook het signalement van de aangeefster. Bovendien had
de ex-vrouw van de veroordeelde in zijn auto een notitie met het adres
van het slachtoffer gevonden. Hij stond later namelijk nog eens voor
haar deur. Toen belde ze de politie en werd hij aangehouden.
Diezelfde
23e juni liep een 94-jarige bewoonster van Meilust buiten. Daar trof ze
volgens haar verklaring een ogenschijnlijk nette man aan. Ze vroeg hem
of hij een kapotte lamp kon verwisselen. Hij ging mee naar binnen,
verving de lamp, zei dat hij fysiotherapeut was en pakte de vrouw
onverhoeds bij haar heupen. Hij deed haar blouse en broek een stukje
opzij. Ze liet duidelijk blijken daar niet van gediend te zijn. Op de
lamp zaten vingerafdrukken die volgens het NFI ‘waarschijnlijker’ van de
man waren dan van een willekeurig ander.
Dokter, of zoiets
Het
derde incident was op 14 juni. Een 83-jarige bewoonster van
verzorgingshuis Tante Louise kreeg in haar kamer bezoek van een man die
zich voordeed als dokter, ‘of zoiets’. Ze moest haar broek uit doen en
werd betast. De verklaring van het slachtoffer is volgens de rechtbank
authentiek. En een verzorgster had een man op de gang gezien die sterk
leek op de veroordeelde.
En
dan is er nog een beschuldiging uit 2015. Een vrouw van 88 werd in haar
woning aan de Antwerpsestraat aangerand. Ze dacht dat de man van de
thuiszorg was. De vrouw is dit jaar overleden. De rechtbank acht ook dit
feit bewezen, mede op basis van de overeenkomst in handelwijze, de
‘modus operandi’.
Zes jaar cel geëist tegen nepfysio voor verkrachting en aanrandingen hoogbejaarde vrouwen
bron: www.ad.nl 13 12 2018
Een 53-jarige man riskeert zes jaar cel, omdat hij zich meermaals zou hebben vergrepen aan hoogbejaarde dames. Hij deed zich voor als fysiotherapeut en verkrachtte een vrouw van 93. Drie anderen vrouwen – van 83, 88 en 94 jaar – heeft hij aangerand. Johan van Uffelen 13-12-18, 11:35 Laatste update: 14:13
De
bewijsmiddelen tegen de verdachte – een voormalige winkelier in Bergen
op Zoom – zijn torenhoog, zo bleek vandaag tijdens de rechtszaak. Het
lijkt er op dat hij al langer vrouwen heeft lastiggevallen, inclusief
zijn schoonmoeder.
Feiten
die nu niet op de tenlastelegging staan van officier van justitie Arno
Vroombout. Telkens deed hij zich volgens de aanklacht voor als
fysiotherapeut, dokter of thuiszorger en had hij potjes aloëvera of een
soort Dampo bij zich om de vrouwen ‘lekker’ in te smeren. En steeds
vroeg hij hen naar de slaapkamer te gaan en trachtte hij hun intieme
delen te betasten.
,,Verklaringen
van de verdachte zijn leugenachtig. Het zal je oude moeder maar zijn
die wordt verkracht”, aldus de officier. Hij spreekt van ‘afschuwelijke
en laffe misdrijven tegen kwetsbare, hoogbejaarde slachtoffers.
Ontkennen
Maar
René B. – grijs haar, grijs ringbaardje, casual gekleed – ontkende
tijdens de strafzitting alle incidenten te vuur en te zwaard.
Geëmotioneerd: ,,Ik vind het verschrikkelijk voor de mensen die het is
overkomen. Ik herken me totaal niet in de feiten”.
Zijn
verklaringen kwamen echter nogal leugenachtig en onwaarschijnlijk over.
De verdachte en zijn ex-echtgenote kampen met een berg schulden. De man
heeft geen werk meer en wordt omschreven als iemand die nogal alleen in
het leven staat. Op vragen van de rechtbank zei hij ‘absoluut geen
seksuele voorkeur te hebben voor oudere vrouwen’.
Geestelijk en lichamelijk voel ik mij een wrak en vertrouw niemand meerSlachtoffer
Op
23 juni 2018 zou de verdachte ’s middags een 93-jarige vrouw
aangesproken hebben bij de supermarkt. Hij zei haar fysiotherapeut te
zijn, al herkende zij hem niet. Aan het begin van de avond stond hij aan
haar deur in Bergen op Zoom met een pot crème tegen littekens. Hij
vroeg haar naar de slaapkamer te gaan zodat hij haar beter kon insmeren.
Daar betastte hij haar en verkrachtte hij haar. ,,Geestelijk en
lichamelijk voel ik mij een wrak en vertrouw niemand meer”, liet het nu
94-jarige slachtoffer haar dochter voorlezen.
Camerabeelden
De
verdachte werd herkend op camerabeelden van de flat. Hij zei dat hij
een voormalige buurvrouw wilde bezoeken, maar zij was niet thuis. Zijn
ex-vrouw heeft verklaard dat dat heel onwaarschijnlijk is. De verdachte
werd ook herkend op beelden van de supermarkt en herkend door
medewerkers van de Primera.
Op
29 juni meldde het slachtoffer de politie dat de man weer voor haar
deur stond. Op de camerabeelden van de flat werd hij opnieuw herkend.
Hij wordt aangehouden op de parkeerplaats. Volgens eigen zeggen was hij
op weg naar de dierenwinkel. Bij zijn aanhouding had hij potje crème in
zijn sok. ,,Daar zat zeep in. Dan kon ik mijn handen wassen na het
vissen”.
Het
NFI onderzocht de kleding van het slachtoffer. In de incontinentieluier
van het slachtoffer werd zijn DNA aangetroffen. Het is 1 miljard maal
waarschijnlijker dat het DNA van de verdachte is dan van een ander. Ook
trof zijn ex-vrouw in zijn auto een notitieboekje aan met verwijzingen
naar het adres van het slachtoffer. De verdachte : ,,Hoe kan ik nou
bewijzen dat ik het niet ben?”
Op
dezelfde 23 juni liep een andere, 94-jarige bewoonster van de flat
buiten. Daar trof ze een man en ze vroeg hem of hij een kapotte lamp
wilde wisselen. Hij ging mee naar binnen, wisselde de lamp, zei dat hij
fysiotherapeut was en pakte de vrouw onverhoeds bij haar heup. Ook deed
hij haar blouse en broek een stukje opzij. Ze liet duidelijk blijken
daar niet van gediend te zijn. Ook dit keer wordt hij herkend op
camerabeelden. Op de lamp werd een vingerafdruk aangetroffen die
‘waarschijnlijk’ van verdachte is.
Dokter
Het
derde incident gebeurde op 14 juni. Een 83-jarige bewoonster van een
verzorgingshuis werd in haar kamer bezocht door een man die zich
voordeed als dokter, ‘of zoiets’ De vrouw moest haar broek uitdoen en de
man betastte haar borsten, benen, buik en vagina. Een verzorgster gaf
een signalement van de man. René B. vertelde de rechters dat hij aan het
werk was in Schijf. Maar zijn telefoon straalde de hele dag masten in
Bergen op Zoom aan.
En
hij zou nog een vierde aanranding hebben gepleegd in 2015. Een vrouw
van 88 jaar werd in haar woning aangerand. Ze dacht dat de man van de
thuiszorg was. Hij masseerde haar been steeds hoger, raakte haar vagina
aan en betastte ook haar bovenlichaam. Later herkende zij de man als
‘een medewerker van een winkel’. De verdachte had in die tijd
een winkel. De vrouw is dit jaar overleden. De verdachte: ,,Dit verhaal
is onmogelijk”.
René B. heeft in 2017 een terreinontzegging gekregen voor Vrederust in Halsteren, omdat hij een vrouw zou hebben lastiggevallen.