Quantcast
Channel: My Blog
Viewing all 2666 articles
Browse latest View live

Peter Kapitein: Maatschappen staan noodzakelijke concentratie kankerzorg in de weg

$
0
0

In april van het vorig jaar (2018) heeft Inspire2Live een petitie aangeboden aan de vaste commissie voor VWS van de Tweede Kamer. Deze petitie heeft als doel het aantal ziekenhuizen dat kankerpatiënten mag diagnosticeren en behandelen, drastisch terug te dringen. De zorg is in veel ziekenhuizen niet op het niveau waarop dit wel kan zijn.

Iedere dag heb ik patiënten aan de telefoon die niet goed geholpen zijn in een IKEA-ziekenhuis en doorverwezen moeten worden. De petitie ‘Van IKEA-ziekenhuizen naar Excellente Kankercentra’ staat op de website van Inspire2Live.

IKEA staat voor: ‘Ik Kan Echt Alles’. In IKEA-ziekenhuizen worden patiënten met kanker geholpen en wij vinden dat zij daar mee moeten stoppen. Wat wij voorstellen in de petitie, zorgt ervoor dat de zorg voor kankerpatiënten beter, sneller en goedkoper wordt.

Een voorbeeld dat duidelijk maakt dat concentratie werkt: In Engeland werden in 2001 afspraken gemaakt om de zorg te concentreren rond een slokdarm-maagcentrum dat een populatie van minimaal 1-2 miljoen inwoners voorziet. Daarnaast moest dit centrum minimaal vier tot zes gespecialiseerde chirurgen hebben die ieder minimaal twintig resecties per jaar verrichten en continue zorg voor hun patiënten bieden. In de periode 2004-2008 daalde de 30-dagenmortaliteit van 7,3 naar 4,1 procent.In 2013 werd een verdere reductie bereikt tot 1,7 procent voor slokdarmresecties en 1,1 procent voor maagresecties. Als je iets vaker doet, wordt je er beter in. Dat is zo in de hele wereld, maar nog niet in Nederland.

De beroepsgroep

De commissie was onder de indruk en heeft de minister vragen gesteld en die heeft hij beantwoord. En toen ging het mis. De minister was ook onder de indruk van onze petitie, maar heeft aangegeven dat de beroepsgroep aan zet is om dit op te pakken. En wanneer wij patient advocates ‘de beroepsgroep’ horen, weten we dat het in het moeras verdwijnt en er nooit meer uitkomt.

Ieder jaar dat we de IKEA-ziekenhuizen later vervangen door Excellente Kankercentra kost dit mensenlevens. Hoe is dit mogelijk? De wijze van bekostiging van ziekenhuizen speelt hierbij een rol en hierbinnen zijn de maatschappen een belangrijke reden. Deze zijn een ramp voor patiënten: wanneer je als maatschap een patiënt doorverwijst ben je namelijk je inkomsten kwijt. ‘Toch eerst even zelf proberen en zien of het lukt. Ach wat jammer, ik verwijs u nu door naar het AMC…’

Vrije artsenkeuze

Zolang de maatschappen er zijn, zal er geen concentratie van kankerzorg plaatsvinden. Als je aan de artsen vraagt mee te werken, maar dat dit 25 procent inkomstendaling betekent, staan ze niet te trappelen van ongeduld om door te verwijzen. Ik begrijp het wel, maar toch is het beter de maatschappen af te schaffen en de artsen in loondienst te plaatsen. Net als in de academische ziekenhuizen.

De zorgverzekeraars zien dit natuurlijk ook en contracteren sommige ziekenhuizen niet meer. Zij zitten echter vast aan de vrije artsenkeuze en als zij een ziekenhuis niet contracteren, zijn ze verplicht om 70 procent van de kosten van de niet gecontracteerde behandeling toch te vergoeden. Zolang er vrije artsenkeuze is, zal er geen concentratie van kankerzorg plaatsvinden. Daar waar het gaat om kankerzorg, zou de keuzevrijheid beperkt moeten zijn tot die van; in welk excellent kankercentrum men behandeld wil worden.

Wij roepen de minister op zijn verantwoordelijkheid te nemen en de beroepsgroep aan te spreken op het bovenstaande, te stoppen met de maatschappen en de vrije artsenkeuze te beperken tot artsen in Excellente Kankercentra. We weten echt wel wat dat zijn. Dat staat uitgeschreven in onze petitie. Maar we beginnen met de huisarts. Waarom stuurt die haar patiënt naar een IKEA-ziekenhuis? Als het haar partner zou betreffen zou zij hem naar een Excellent Kankercentrum doorverwijzen. Daar hebben ze de laatste stand van zaken op het gebied van diagnostiek, behandeling en nazorg. We doen het goed in Nederland, maar nu nog voor alle patiënten.

Peter Kapitein

Inspire2Live

Peter Kapitein_311

Het bericht Peter Kapitein: Maatschappen staan noodzakelijke concentratie kankerzorg in de weg verscheen eerst op SIN-NL.


Recensie Sanne Blauw Het best verkochte boek ooit hoe cijfers ons leiden, verleiden en misleiden

$
0
0

Na haar promotie econometrie koos Sanne Blauw (1986) voor journalistiek als correspondent ontcijferen bij de Correspondent. Zij schrijft niet alleen om lezers cijfers uit te leggen of hoe cijfers tot stand komen maar ook om lezers te helpen. ontcijferen. Zij stelt expliciet de vraag: moeten we cijfers niet wat minder belangrijk maken in onze samenleving? P 15

Volgens Sanne zijn cijfers onschuldig, het zijn mensen achter de cijfers die fouten maken. 
Dit boek gaat over hen. Herhaaldelijk beschrijft zij hoe cijfers de gezondheidszorg beinvloeden of beïnvloed hebben. Hieronder een korte beschrijving van de hoofdstukken.

In het eerste hoofdstuk beschrijft ze hoe de wereldberoemde Britse verpleegkundige Florence Nightinggale het sterftecijfer van gewonde soldaten in het hospitaal drastisch wist te verminderen door een rapport uit te brengen in 1856 waarin ze met cijfers aantoonde wat er mis was met de legerzorg. Haar belangrijkste conclusie: veel soldaten stierven aan oorzaken die voorkomen hadden kunnen worden , zoals wondinfecties en besmettelijke ziektes.
De cijferwoede van de 19e eeuw werd voorafgegaan door 3 ontwikkelingen:
1. Standaardiseren , afspraken over het meten van een bepaald concept
2. Het op grote schaal verzamelen van cijfers bv volkstellingen
3. analyse van cijfers.
Ze beschrijft het belang van onderzoek aan de hand van de Schotse arts Archie Cochrane , de voorloper/grondlegger van evidence based medicine.

Hoofdstuk 2 toont aan hoe mensen cijfers manipuleren en misbruiken bij de discussies over IQ en huidskleur. Het IQ is niet meer dan een score op een test.
Cijfers kunnen helpen om patronen te ontdekken die anders verborgen blijven. P 65 meer

Hoofdstuk 3 bespreekt 6 cruciale fouten bij steekproeven:
1 de omstandigheden of vragen deugen niet
2.het onderzoek sluit bepaalde groepen uit
3. De ondervraagde groep is te klein
4.te weinig mensen willen meedoen
5. De onzekerheidsmarges worden over het hoofd gezien
6. De onderzoeker heeft belang bij een bepaalde uitkomst
Het bekende onderzoek van bioloog Alfred Kinsey Sexual Behavior in the Human Male 1948 bleek activisme verpakt in een wetenschappelijk jasje van grafieken en tabellen.

In hoofdstuk 4 neemt de schrijfster de stelling Roken veroorzaakt longkanker onder de loep.
Zij wijdt uit over de propanda door tabaksfabrikanten.
Sanne beschrijft de bestseller van Darrell Huff uit 1954 How to lie with statistics en waarschuwt dat je correlatie en causaliteit niet door elkaar moet halen.
Huff beschrijft 3 soorten kulcausaliteit.
1. Het is toeval . Publish or perish 105
2. Er mist een factor die zowel oorzaak als gevolg beïnvloedt.
3. Er is sprake van een omgekeerd verband, het is (ook) andersom.
Robert Proctor historicus USA, dook in geheime archieven van tabaksindustrie en ontdekte zeer gerichte marketingstrategieen oa om tieners te bereiken.. Fisher en Huff werden betaald door de tabaksindustrie om twijfel te zaaien.
Zij benadrukt dat het onderzoek van Claude Teagues, dat nooit gepubliceerd , als eerste in 1953 het tussen roken en longkanker aantoonde p.123

Hoofdstuk 5 gaat over de belangrijke rol van algoritmes en big data.
De herkomst van big data kan schimmig zijn. Zij benadrukt de waarde van een oud adagium in statistiek: rommel erin, rommel eruit. Sociale media zijn een goudmijn voor big data. 
Naar haar mening zijn cijfers oorzaak en gevolg van hoe de wereld eruitziet.
De belangrijkste vraag mbt big data is: wat wil je ermee bereiken?welk doel dienen de algoritmes, streven we naar waarheidsvinding of winst? Veiligheid of vrijheid? Rechtvaardigheid of efficiëntie? Het zijn morele dilemma s die je niet met statistiek kunt oplossen. P 151 verder.

In hoofdstuk 6 Onze psychologie bepaalt de waarde van cijfers wijst ze de lezer op het feit dat het dagelijks gezondheidsnieuws correlatie en causaliteit heel vaak door elkaar haalt.
Om fouten te herkennen zijn simpele vragen vaak al voldoende.
Hoe is er gestandaardiseerd? Hoe zijn de gegevens verzameld? Is er wel of geen oorzakelijk verband? Onderzoekers worden beïnvloed door bewuste of onbewuste vooroordelen en overtuigingen.
Drie tips:
wat voel je
klik nog een keer, oftewel ga op onderzoek uit
a
ccepteer onzekerheid en maak je eigen afweging
Bij cijfers is belangrijkste vraag: wie komt er met het cijfer? Heeft diegene belang bij de uitkomst?
Advies: wees op je hoede voor belangenverstrengeling
Checklist wat te doen als je een cijfer tegenkomt pag. 171
1. Wie brengt het cijfer?
2.wat voel ik?
3.hoe is er gestandaardiseerd?
4.hoe zijn de cijfers verzameld?
5.hoe zijn de cijfers geanalyseerd?
6. hoe zijn de cijfers gepresenteerd?
Meer lezen?
Leestips  en interessante literatuur decorrespondent.nl/sanneblauw
Het boek is vlot en helder geschreven. Sterk aanbevolen, zowel voor hen die weinig werken of hebben met cijfers, maar ook voor hen die dagelijks met cijfers omgaan.

Het bericht Recensie Sanne Blauw Het best verkochte boek ooit hoe cijfers ons leiden, verleiden en misleiden verscheen eerst op SIN-NL.

Leidse huisarts Maarten B. ontkent ontucht met zeven jonge patiënten

$
0
0

Leidse huisarts ontkent ontucht met zeven jonge patiënten

Daarvan zijn volgens het Openbaar Ministerie (OM) achttien filmpjes aangemerkt als kinderpornografisch en zijn er volgens medisch deskundigen op zeven opnamen ontuchtige handelingen te zien.

Verdachte Maarten B. (38) zegt dat hij het daar niet mee eens is, omdat hij vindt dat zijn handelen onderdeel was van zorgvuldig medisch onderzoek.

Ook wordt B. ervan beschuldigd dat hij ontucht pleegde met zijn eigen dochter (vanaf twee jaar) en drie vriendinnen van haar, van vier tot zeven jaar.

Hij ontkende de ontucht deels, maar bekende dat hij “kennelijk” filmpjes en foto’s had gemaakt. Hij zei dat hij zich daar weinig tot niets van kon herinneren.


skipr.nl heeft later het bericht als volgt uitgebreid.

Huisarts ontkent ontucht met jonge patiëntes

Een 38-jarige huisarts uit Leiden die wordt verdacht van ontucht met onder anderen zeven jonge patiëntes, ontkent dat hij dat heeft gedaan. Verdachte Maarten B. gaf dinsdag voor de rechtbank in Den Haag wel toe dat hij heimelijk 46 filmpjes maakte in huisartspraktijken in Amstelveen en Schiedam. Dat gebeurde tussen 2010 en 2017.

Daarvan zijn volgens het Openbaar Ministerie (OM) achttien filmpjes aangemerkt als kinderpornografisch en zijn er volgens medisch deskundigen op zeven opnamen ontuchtige handelingen te zien. Het gaat vooral om het betasten van de schaamstreek en borsten, terwijl de meisjes klachten hadden die daar niets mee te maken hadden. B. was het daar niet mee eens, want in zijn ogen waren zijn acties onderdeel van gedegen medisch onderzoek.

Ook wordt B. ervan beschuldigd dat hij tussen 2012 en 2017 ontucht pleegde met zijn eigen dochtertje, vanaf 2 jaar, en drie vriendinnetjes van haar, van 4 tot 7 jaar. Hij bekende de ontucht deels en gaf toe dat hij “kennelijk” filmpjes en foto’s had gemaakt van de meisjes. Tegelijk zei hij dat hij zich daarvan weinig tot niets kon herinneren.

Moeizaam formulerend erkende hij dat er “dingen zijn gebeurd die niet kunnen en die ik zelf ook verwerpelijk vind”. B. benadrukte dat hij “geen seksuele gevoelens naar kinderen heeft”. Hij verklaarde zijn handelen uit “een soort gekke kronkel” en “een drang om dingen te doen die niet door de beugel kunnen”. Hij wil daarvoor behandeld worden.

Madurodam

Het begon volgens hem met fotograferen van meisjes onder hun rokjes, met zijn mobieltje, maar het werd steeds erger. Eén keer gooide een boze vader, die hem zou hebben betrapt, hem in Madurodam in het water.

B. zei dat hij het gemaakte materiaal niet heeft verspreid en dat hij evenmin op zoek was geweest naar kinderporno. Onder meer 1200 afbeeldingen van naakte meisjes op zijn computer waren volgens hem bijvangst bij het downloaden van gewone films. B. had ook al materiaal verwijderd. Nog steeds is niet alles onderzocht, want B. weigert toegangscodes vrij te geven.

Ouders en een slachtoffer laakten dat B. geen oprecht berouw toont, omdat hij veel ontkent en niet meewerkt. (ANP)


bron: www.amstelveen.nl            14 sept 2018

Het bericht Leidse huisarts Maarten B. ontkent ontucht met zeven jonge patiënten verscheen eerst op SIN-NL.

Grote storing Noordwest Ziekenhuisgroep Alkmaar, Den Helder, Heerhugowaard, Limmen en Schagen dinsdag opgelost

$
0
0
Grote storing Noordwest Ziekenhuisgroep dinsdag opgelost

De Noordwest Ziekenhuisgroep heeft zijn grootschalige ICT-storing dinsdagmiddag opgeslot. Door de storing konden patiënten niet terecht bij de ziekenhuizen en poliklinieken van de ziekenhuisgroep. Ook konden patiënten door de storing niet worden ingelicht.

De storing van de ziekenhuisgroep was omstreeks 14.00 uur verholpen, eerder gingen de poliklinieken weer open. Patiënten die dinsdagmiddag of woensdag een afspraak hebben, kunnen weer terecht bij alle locaties, meldt de Noordwest Ziekenhuisgroep.

Ook de spoedeisende hulp van de ziekenhuizen is weer open. De storing begon volgens een woordvoerder om 6.30 ’s ochtends. De exacte oorzaak is niet bekend.

Door de storing konden de ziekenhuizen en andere locaties patiënten niet bellen om de afspraken persoonlijk af te zeggen, omdat ook contactgegevens door de storing niet toegankelijk waren. Patiënten die hun afspraak door de storing hebben gemist, worden zo snel mogelijk gebeld voor een nieuwe afspraak.

Noordwest Ziekenhuisgroep heeft ziekenhuizen in Alkmaar, Den Helder, Heerhugowaard, Limmen en Schagen. Daarnaast zijn er ondersteunende locaties in Oosterend en Alkmaar.. “De veiligheid van patiënten staat bij ons altijd voorop en is ook vandaag niet in het geding geweest”, stelt de groep.

Het bericht Grote storing Noordwest Ziekenhuisgroep Alkmaar, Den Helder, Heerhugowaard, Limmen en Schagen dinsdag opgelost verscheen eerst op SIN-NL.

FTM- Hartchirurg R.Klautz LUMC: ‘Wij zijn afhankelijk van de industrie voor medische hulpmiddelen’

$
0
0

FTM onthulde dat topartsen in academische centra vaak verborgen consultancy-contracten hebben met producenten van medische hulpmiddelen. Daarmee lieten we zien hoezeer de medische wetenschap verknoopt is met de industrie. De vermaarde hartchirurg Robert Klautz van het Leiden UMC is consultant van het Amerikaanse Medtronic. Hij ging als enige in op vragen van Follow the Money.

Op 25 april 2014 houdt Robert Klautz, hartchirurg bij het Leiden UMC (LUMC), een presentatie over behandelopties tegen hartfalen op een symposium in het Hotel Theater Figi in Zeist. Klautz spreekt  voor ruim 130 congresgangers, die aandachtig luisteren en meekijken op een groot scherm. Zijn lezing wordt gesponsord door Medtronic, een producent van hartimplantaten en -apparatuur. Voor datzelfde bedrijf leidt Klautz als ‘primary investigator’ grootschalige klinische trials naar de werking van nieuwe hartkleppen. De resultaten hiervan presenteert hij, zoals nu, op congressen. Daarnaast is Klautz ook als enige Nederlandse arts lid van de adviesraad van Medtronic.

Afgelopen december onthulde FTM in het bezit te zijn van vijftig verborgen consultancy-contracten tussen artsen en fabrikanten van medische hulpmiddelen. Twee daarvan zijn gesloten met  Klautz. De bedrijfsnaam op zijn contracten: Medtronic. Volgens Klautz is daar niets mis mee. ‘Ik wil hier absoluut niet geheimzinnig over doen. Ik doe mijn werk als consultant vanuit de gedachte dat ik de best mogelijke zorg en technieken aan de patiënt kan aanbieden,’ zegt hij in reactie op vragen van FTM. ‘Om te weten of een product goed is, is wetenschappelijk onderzoek nodig en evaluatie op het gebruik van deze medische hulpmiddelen, zoals een hartklep.’

Zijn patiënten vertelt hij niets over zijn banden met Medtronic: ‘Wat zou een patiënt met deze informatie moeten?’

Klautz staat aan het hoofd van de afdeling Thoraxchirurgie van het Leiden UMC. Onder zijn leiding is de afdeling ‘uitgegroeid tot een toonaangevend centrum met een nationale en internationale reputatie op het gebied van reconstructieve klepchirurgie en hartfalenchirurgie,’ meldt de website van het LUMC. Klautz’ biografie op de website van de Universiteit Leiden vermeldt zijn functie als consultant voor Medtronic; daar blijft het bij. Over zijn positie in de adviesraad van het Amerikaanse bedrijf wordt niets gezegd. Evenmin zijn z’n contracten aangemeld bij het Transparantieregister Zorg, terwijl de Gedragscode Medische Hulpmiddelen (GMH) dat wel voorschrijft. Klautz denkt dat het register alleen voor de farmaceutische industrie geldt, wat niet zo is. ‘Maar ik moet je eerlijk bekennen dat ik het eigenlijk niet zeker weet.’ Ook zijn patiënten vertelt hij niets over zijn banden met Medtronic: ‘Wat zou een patiënt met deze informatie moeten? De producten die wij gebruiken staan los van de consultancy-contracten.’

Moeilijk terrein

Robert Klautz is een productieve onderzoeksleider met 186 publicaties in toonaangevende medische tijdschriften. De Leidse hartchirurg weet zijn werk met verschillende nevenfuncties te combineren. Hij was lid van het bestuur van de Europese Vereniging voor Cardiothoracale Chirurgie, is voorzitter van het consilium van de Nederlandse Vereniging voor Thoraxchirurgie, lid van het Centraal Medisch Tuchtcollege, en zit in de raad van toezicht van het Dijklander Ziekenhuis.

Artsen als Klautz zijn interessant voor de industrie. Wanneer topchirurgen zich positief uitlaten over producten is dat goud waard, zo blijkt onder meer uit onderzoek van het Centraal Planbureau (CPB). ‘Artsen zijn ontvankelijker voor de boodschap van een collega dan voor die van een verkoper of marketingmedewerker. Bedrijven laten tijdens symposia, promotiebijeenkomsten en nascholingscursussen artsen met een gunstige mening over hun product tegen betaling als spreker optreden. Toehoorders zijn vaak niet op de hoogte dat deze opinion leaders (bewust of onbewust) optreden als verlengstuk van een marketingafdeling,’ schrijft het CPB.

Emeritus hoogleraar Julius Roos, voorheen internist bij het OLVG in Amsterdam, heeft grote bedenkingen bij consultancy-contracten, vertelt hij FTM: ‘Door een consultancy-contract af te sluiten kom je op een ongelofelijk moeilijk terrein terecht. De industrie heeft als doel om een arts te beïnvloeden. Ze willen dat de artsen reclame maken voor hun producten. Ze pakken juist de artsen die in hoge aanzien staan bij hun collega’s. Die genieten gezag en gehoor. Andere artsen zijn hierdoor geneigd om het advies van de consultant op te volgen. Die beïnvloeding is er. En daar zijn de fabrikanten op uit. Daarnaast zijn er artsen die verliefd worden op een bepaald hulpmiddel en zich hierdoor ook positief uitlaten in wetenschappelijke tijdschriften en op congressen.

Robert Klautz

“De producenten gaan niet naar ziekenhuizen, maar zijn massaal aanwezig op congressen om artsen te vinden die adviseur willen worden”

Het patiëntenbelang

Van de vijftig geanonimiseerde consultancy-contracten die FTM via een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) in handen kreeg, wisten we bij tien contracten te achterhalen welke artsen hun handtekening eronder hadden gezet. Al die artsen hebben we gebeld, maar Klautz is de enige die bereid is FTM te woord te staan. Over een periode van anderhalf jaar benadert FTM hem verschillende malen, zowel via e-mail als per telefoon. Al die keren is hij bereid om serieus op onze vragen in te gaan, en spreekt vol enthousiasme over zijn vakgebied.

Hij vertelt dat hij na een lezing door iemand van Medtronic werd benaderd: zou hij het interessant vinden betrokken te worden bij de ontwikkeling van hun nieuwste hartklep, de Avalus Pericordial Aortic Surgical Valve? ‘Zo gaat dat altijd,’ zegt Klautz. ‘De producenten komen niet naar de ziekenhuizen, maar zijn massaal aanwezig op congressen om artsen te vinden die adviseur willen worden voor hun producten.’ Klautz stemde uiteindelijk in met het voorstel dat Medtronic deed. Vanaf dat moment was hij adviseur c.q. consultant. Tot op de dag van vandaag levert hij betaald advies over de ontwikkeling en doorontwikkeling van hartkleppen en is hij nauw betrokken bij Medtronics onderzoek en klinische evaluatie. Dat betekent onder meer dat zijn naam in een persbericht van Medtronic opduikt waarin hij het ‘unieke’ ontwerp van de nieuwe Avalus-hartklep aanprijst. Klautz: ‘Alles ten behoeve van een zo goed mogelijke patiëntenzorg.’

Wanneer sprake is van negatieve onderzoeksresultaten, kan het bedrijf die achterhouden

In consultancy-contracten speelt het belang van de patiënt echter een ondergeschikte rol, zo blijkt uit de tientallen contracten waarover FTM beschikt. In slechts enkele contracten wordt het patiëntenbelang genoemd. De belangen van de producenten daarentegen worden uitputtend omschreven. Een standaardclausule is dat het intellectueel eigendom, waaronder alle bevindingen en ontdekkingen van de consultant, volledig aan de producent toevalt. Een andere is dat alle informatie geheim wordt gehouden, wat betekent dat de producent exclusief kan bepalen of en wanneer er iets over de onderzoeksresultaten naar buiten wordt gebracht. Wanneer er sprake is van negatieve onderzoeksresultaten, kan het bedrijf die achterhouden. Ook in drie van de zes Medtronic-contracten die FTM in handen heeft, zijn deze bepalingen opgenomen. Advocaat Tineke Wolfswinkel was  heel stellig in de eerste FTM-publicatie over de verwevenheid van artsen met de hulpmiddelenindustrie: door deze clausules komt het publiek belang in het geding.

De contracten met Klautz waarover FTM beschikt, betreffen betaalde optredens; er staan geen clausules in over intellectueel eigendom. Een dergelijke overeenkomst zou hij ook niet sluiten, zegt Klautz. Maar hij denkt dat ‘het best zou kunnen’ dat fabrikanten resultaten die hen minder welgevallig zijn, proberen te manipuleren of niet te publiceren. ‘Ik zou hier nooit mee akkoord gaan. Ik laat consultancy-contracten ook altijd door de juristen van het LUMC controleren, juist op dit soort zaken. Binnen mijn ziekenhuis wordt er altijd goed op gelet dat wij zonder ruggespraak de resultaten kunnen publiceren.’

200.000 incidenten met Medtronic-producten

Uit een recent internationaal onderzoek van het International Consortium for Investigative Journalism (ICIJ), The Implant Files, blijkt dat de wereld van de medische hulpmiddelen uiterst ondoorzichtig is, en implantaten aanzienlijk minder veilig zijn dan wordt aangenomen. Gebrekkige implantaten hebben tot meer dan 1,7 miljoen gevallen van letsel en bijna 83.000 doden geleid. Complicaties met medische hulpmiddelen worden bewust verborgen gehouden, het toezicht ontbreekt en patiënten, met name in Europa, zijn vaak zonder het te weten proefkonijnen voor de Amerikaanse markt.

De meeste problemen met medische hulpmiddelen worden veroorzaakt door producten van Medtronic

Ook de reputatie van Klautz’ sponsor Medtronic is bepaald niet smetteloos. Het concern kwam de afgelopen jaren herhaaldelijk in opspraak. ‘From garage startup to global dominance, Medtronic bent and broke rules in its relentless pursuit of success,’ schreef het ICIJ vorige maand naar aanleiding van The Implant Files. Medtronic wordt er onder andere van beschuldigd smeergeld te hebben betaald om het voorschrijfgedrag van artsen te beïnvloeden, en zou onderzoeksresultaten hebben gemanipuleerd. Voorts betaalde het bedrijf miljoenen aan consultancy-vergoedingen aan Amerikaanse artsen die in wetenschappelijke tijdschriften de nadelige effecten van Medtronics producten bagatelliseerden.

Uit een openbare database van de Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA) blijkt bovendien dat de meeste problemen met medische hulpmiddelen worden veroorzaakt door producten van Medtronic. In de periode 2007-2018 waren er 200.000 incidenten waarbij patiënten gezondheidsschade opliepen door producten van het bedrijf; het betrof voornamelijk problemen met insulinepompen, pacemakers en defibrillatoren van Medtronic. Er zijn ook twijfels gerezen over de veiligheid en effectiviteit van de Tavi, een aortaklep die via de lies wordt ingebracht. Klautz is bekend met de affaires met onder meer de pacemakers van Medtronic.
Hij onderstreept dat die een ander vakgebied betreffen: pacemakers vallen onder cardiologie, en hij is hartchirurg – géén cardioloog. Hij stelt dat er binnen zijn vakgebied geen problemen zijn. ‘Ik heb binnen de hartklepindustrie nooit gehoord dat bedrijven artsen geld betalen om hun apparaten en producten verkocht te krijgen. Ik weet daar niks van.’

Commerciële belangen

Terwijl onveilige producten te makkelijk worden gepromoot, is het soms lastig om goede producten op de markt te krijgen. Implantaten die van belang zijn voor de patiënt, worden niet in productie genomen wanneer ze commercieel gezien niet interessant genoeg zijn. Die kwestie kwam eerder bij FTM aan de orde. ‘De industrie betaalt en bepaalt welke producten op de markt komen en die zijn niet altijd in het belang van patiënten,’ zei internist Julius Roos, die in 2004 al in een artikel in NRC waarschuwde voor de aantasting van de onafhankelijkheid van artsen door de industrie.

Robert Klautz moet lachen wanneer FTM hem vraagt of hij, ondanks zijn plek in de adviesraad van Medtronic en zijn andere werkzaamheden voor het concern, nog een onafhankelijk kritisch oordeel kan geven. ‘Ja, dat is juist de bedoeling. Waarom niet? Zo’n bedrijf vraagt mij op grond van mijn expertise om nieuwe ontwikkelingen te bekijken en te evalueren.’ Hij benadrukt dat hij de opbrengsten uit zijn activiteiten voor Medtronic niet in eigen zak steekt. ‘Binnen het LUMC is er een potje. Dat wordt gevuld met honoraria uit de contracten en daar betalen we onderzoeksgerelateerde activiteiten mee.’

Hij begrijpt wel degelijk dat er commerciële belangen spelen. ‘Medtronic wil natuurlijk winst maken,’ zegt Klautz, ‘dat kan ik niet ontkennen. Maar als ze via mij hartkleppen proberen te verkopen, zou dit voor mij reden zijn om de banden met hen te verbreken. Het kan niet zo zijn dat Medtronic mij kan kopen. Ik ben niet te koop.’

Volgens hem is het simpel: ‘Ik ben consultant voor het Amerikaanse hoofdkantoor van Medtronic. Mijn ziekenhuis koopt producten van Medtronic in bij de Nederlandse divisie. Onze inkopers doen zaken met het Nederlandse verkoopdeel van dit concern. Daar heb ik helemaal niks mee te maken. Ook heeft de Nederlandse tak van Medtronic inhoudelijk niets te maken met de onderzoeken die ik uitvoer. Vaak hebben ze niet eens weet van wat ik doe. De inkoop loopt bovendien via Europese aanbestedingsregels. Ik kan niet zeggen: “Ik vind die jongens aardig, dus we kopen hun hartkleppen in.” Dat kan niet. Alles loopt via de aanbesteding.’

Inkoop ziekenhuizen

Klautz stelt dat tegenwoordig ‘alle hartkleppen van dezelfde kwaliteit’ zijn. ‘Aan de onderhandelingstafel gaat het er vooral om de hartklep zo goedkoop mogelijk in te kopen,’ zegt hij. In de praktijk blijken de inkopers van ziekenhuizen aan de onderhandelingstafel zelden opgewassen te zijn tegen de vertegenwoordigers van de meestal multinationaal opererende producenten van medische hulpmiddelen.

‘Ziekenhuizen betalen honderden miljoenen te veel voor medische hulpmiddelen’, kopte Het Financieele Dagblad in augustus 2017. In de afgelopen tien jaar zijn de inkoopkosten van ziekenhuizen verdubbeld naar zo’n 8 miljard euro in 2016, stelde onderzoeksbureau Gupta vast. Volgens de onderzoekers spannen ziekenhuisbestuurders en inkopers zich onvoldoende in om de beste prijs voor implantaten en andere medische hulpmiddelen te betalen. Ze laten zich verleiden door verkooppraatjes en de ingewikkelde offertes van de fabrikanten. Kees Isendoorn, een van de opstellers van het Gupta-rapport, vindt dat ziekenhuizen hun onderhandelingspositie moeten verbeteren door hun inkoopproces kritisch onder de loep te nemen. ‘De inkoop verdient echt een centrale plaats aan de bestuurstafel, waarbij ook het gesprek over de switchbereidheid met de artsen plaats moet vinden.’

Toch kan Klautz wel degelijk  invloed uitoefenen op de omzet van Medtronic. Hij is bijvoorbeeld ‘nauw betrokken’ bij het formuleren van de eisen die aan klepprothesen worden gesteld. Ook kan hij zijn patiënten een bepaald type hartklep voorschrijven. Daarnaast is het aannemelijk dat Klautz een voorkeur voor een hartklep heeft ontwikkeld: hij is immers intensief betrokken bij de ontwikkeling van Medtronics hartkleppen en zegt in een persbericht dat een van die kleppen over ‘unieke’ kwaliteiten beschikt. Het LUMC koopt ook hartkleppen van Medtronic in.

Klautz ontkent niettemin een voorliefde voor die kleppen. ‘Ik heb geen favoriet. Interesseert mij helemaal niets.’ Hij legt uit dat op zijn afdeling tien verschillende hartklepprotheses op de plank liggen, afkomstig van vijf verschillende fabrikanten. ‘Er zijn tal van kleine verschillen die maken dat de ene klep beter geschikt is voor de ene patiënt en de andere klep voor een andere patiënt. Vaak is dat een individuele keuze, waar ook de patiënt een belangrijke stem in heeft. Het onderzoek dat wij doen heeft precies met dit soort keuzes te maken. Het gaat dus niet direct om kwaliteit maar om relatieve voordelen in bepaalde omstandigheden. Dit vind ik precies het leuke aan mijn vakgebied. Ik hoef die klep van Medtronic helemaal niet te gebruiken.’

‘Wil je invloed hebben op de vernieuwingen in de hartklepchirurgie, dan moet je wel’

Onderzoeksgeld

Afgelopen augustus publiceerde FTM een artikel over de opdroging van het onderzoeksgeld in de medische wereld. De overheid heeft zich voor een groot deel teruggetrokken en dus zijn artsen genoodzaakt om voor onderzoek naar nieuwe implantaten aan te kloppen bij de industrie. Daar ligt een belangrijk motief voor Klautz om met een producent als Medtronic in zee te gaan: zijn wetenschappelijke aspiraties. ‘Als je invloed wilt hebben op de vernieuwingen in de hartklepchirurgie, dan moet je in een vroege fase van de ontwikkeling van zo’n hartklep betrokken zijn. In dat geval ben ik als arts afhankelijk van de hulpmiddelenindustrie.’

Klautz: ‘Wij hebben er met elkaar voor gekozen dat fabrikanten medische producten ontwikkelen en verkopen. Bij hen ligt ook de verplichting om de veiligheid en effectiviteit te testen. Daarbij zullen ze moeten samenwerken met medische professionals.’ Publieke instanties zijn amper in staat om nieuwe kleppen te ontwikkelen. ‘Onderzoek doen naar hartkleppen is ontzettend duur. Wij hebben geen financiële middelen om kleppen te ontwerpen, grote trials op te zetten en de effectiviteit en veiligheid van kleppen op grote schaal te testen.’

Hij schat dat een nieuwe hartklep ontwikkelen en testen tussen de 20 en 30 miljoen euro kost. ‘Van de Hartstichting bijvoorbeeld krijg je maximaal 1 miljoen euro,’ weet Klautz. ‘Bij de Europese gemeenschap ontvang je iets meer subsidie, rond de 5 miljoen. Dan ben je er nog lang niet. Wij hebben simpelweg onvoldoende financiële middelen ter beschikking. Daarom zijn we afhankelijk van de industrie. Universiteiten, ziekenhuizen en onderzoeksinstituten zouden eigenlijk de leidende rol moeten krijgen. Ik vraag me af of je geen instituten moet opzetten die zelf producten ontwikkelen. Overheden kunnen onderzoeksgeld beschikbaar stellen om dit soort grootschalig evaluatieonderzoek te doen. Ik zou daar erg voor zijn.’

[Met medewerking van Eric Smit]

Het bericht FTM- Hartchirurg R.Klautz LUMC: ‘Wij zijn afhankelijk van de industrie voor medische hulpmiddelen’ verscheen eerst op SIN-NL.

OM eist zes jaar cel en tbs tegen van ontucht verdachte Leidse huisarts Maarten B.

$
0
0

OM eist zes jaar cel en tbs tegen van ontucht verdachte Leidse huisarts

Het Openbaar Ministerie (OM) heeft zes jaar cel en tbs met dwangverpleging geëist tegen Maarten B., een Leidse huisarts. Hij wordt ervan verdacht ontucht te hebben gepleegd met zeven jonge patiënten, zijn dochter en drie vriendinnen van haar.

Het OM eist de straf wegens ontucht met minderjarige patiënten en met meisjes in de privésfeer en het stiekem filmen en fotograferen van meisjes. Justitie wil daarnaast dat de huisarts een vijfjarig beroepsverbod krijgt opgelegd. Dat is het langst mogelijke verbod dat een rechter kan opleggen.

Het OM beschuldigt B. van het maken van kinderporno en het bezit daarvan. Hij maakte heimelijke filmpjes van ontblote jonge meisjes in twee huisartsenpraktijken in Schiedam en veelal in Amstelveen.

Maarten B. heeft volgens het OM een pedofiele stoornis en mogelijk ook nog andere stoornissen. “Er is sprake van een langdurig patroon dat moeilijk te veranderen is. Zonder behandeling is er een reëel risico op herhaling.”

Daarom eist het OM naast de celstraf ook tbs met dwangverpleging. B. weigerde mee te werken aan onderzoek waardoor niet met zekerheid kon worden vastgesteld of B. “een seksuele preoccupatie heeft met kinderen”, aldus het OM.

Volgens verdachte ging het om medisch onderzoek

De huisarts ontkende dinsdag op de eerste zittingsdag dat hij ontucht met de zeven jonge patiënten heeft gepleegd. Hij vindt dat zijn handelen onderdeel was van zorgvuldig medisch onderzoek.

De officier van justitie is het daar niet mee eens. “In veel gevallen was het niet nodig om de onderbroek of bh uit te doen en onderzoek in de schaamstreek te doen of borsten te betasten”, zegt de officier van justitie woensdag.

Het OM benadrukt dat de handelingen van B. niet vallen onder een medische exceptie. “Ze werden niet verricht uit een medische noodzaak, maar vanuit een ontuchtige strekking.”

Verdachte zegt weinig tot niets te herinneren

B. ontkende ook dat hij ontucht pleegde met zijn eigen dochter, sinds haar tweede jaar, en drie vriendinnen van haar, van vier tot zeven jaar. Hij bekende dinsdag dat hij “kennelijk” filmpjes en foto’s had gemaakt. Hij kon zich daar weinig tot niets van herinneren.

Volgens het OM is het gat in het geheugen van B. zeer ongeloofwaardig, verwijzend naar de vele actieve handelingen.

De 38-jarige man gaf een dag eerder voor de Haagse rechtbank wel toe dat hij heimelijk 46 filmpjes had gemaakt in huisartspraktijken in Amstelveen en Schiedam.

B. erkende dat er dingen zijn gebeurd die “niet kunnen” en dat hij die ook “verwerpelijk” vindt. De man verklaarde meerdere malen dat hij bijna niks van zijn daden kon herinneren, maar ook zeker te weten dat er geen seksuele lading achter zat.

B. had ‘drang dingen te doen die niet kunnen’

De verdachte verklaarde zijn handelen uit “een soort gekke kronkel” en “een drang om dingen te doen die niet door de beugel kunnen”.

Het begon volgens hem met fotograferen van meisjes onder hun rokjes, met zijn mobieltje, maar het werd steeds erger. Een keer gooide een boze vader, die hem zou hebben betrapt, hem in de vijver in Madurodam.

B. zei dat hij het gemaakte materiaal niet heeft verspreid en dat hij evenmin op zoek was geweest naar kinderporno. Onder meer 1.200 afbeeldingen van naakte meisjes op zijn computer waren volgens hem bijvangst bij het downloaden van gewone films. B. had ook al materiaal verwijderd. Nog steeds is niet alles onderzocht, want hij weigert toegangscodes vrij te geven.

Ouders en een slachtoffer laakten dat B. geen oprecht berouw toont, omdat hij veel ontkent en niet meewerkt.

Het bericht OM eist zes jaar cel en tbs tegen van ontucht verdachte Leidse huisarts Maarten B. verscheen eerst op SIN-NL.

Fonds Slachtofferhulp blijft misleiden…Pilot Casemanagement voor slachtoffer medisch incident uitgebreid

$
0
0

Commentaar SIN-NL
Laat u niet misleiden. Fonds Slachtofferhulp gebruikt het woord medisch incident en dat zegt alles!
Medische fouten zijn geen incidenten, integendeel. In Nederlandse ziekenhuizen overlijden per dag ongeveer 20 mensen door medische fouten en worden per dag ongeveer 20 mensen ziek en/of invalide. Dit zijn cijfers van de Europese Commissie, weliswaar uit 2008; nu toe is nog geen nieuw rapport van de EC hierover verschenen.
Fonds Slachtofferhulp pakt de oorzaak van het probleem niet aan, maar leidt via de case manager het slachtoffer en zijn/haar familie verder in de ellende. Want nodig is: deskundigheid en integriteit van de verantwoordelijke artsen en besturen van ziekenhuizen.
SIN-NL herhaalt hierbij het verzoek aan de directrice van Fonds Slachtofferhulp Mw Ineke van Baalen-Sybesma dd 28 okt 2018 tot overleg op korte termijn, zie open brief hieronder:

Mw I. van Baalen-Sybesma, directeur Fonds Slachtofferhulp ,
28 sept. 2018

 

Mr Sophie Hankes SIN-NL bij Fonds Slachtofferhulp 28 sept 2018

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geachte mevrouw,

Dank voor de uitnodiging voor het bijwonen van de donateursbijeenkomst op 28 sept. 2018 over medische fouten.
Het is beslist hoopvol dat Fonds Slachtofferhulp het belang van hulp aan deze kwetsbare groep inziet, na het rapport uit 2009 van victomoloog Jan van Dijk onder uw auspiciën verricht.
Gelijk u bekend heeft SIN-NL Prof. Jan van Dijk weten te overtuigen van de noodzaak tot includering in zijn onderzoek van de groep van slachtoffers van medische fouten, zoals ik ook memoreerde in mijn korte toespraak tijdens de plenaire bijeenkomst op 28 sept. 2018.

Het verbaasde mij echter hogelijk dat u bij de bijeenkomst onder leiding van uw patientencoach zei dat het nodig was om een nieuwe wet in het leven te roepen voor slachtoffers van medische fouten.
Waarom bent u dat van mening en wat zou de voornaamste inhoud van die wet moeten zijn?
Tijdens de bijeenkomst wees ik u erop dat in NL sinds 1995 de WGBO geldt met verplichting voor zorgverleners tot het verstrekken van correcte info en herstelbehandeling, en sinds 1 jan. 2016 de WKKGZ met specifiek art 10-3 de verplichting tot het verstrekken van correcte info en zorg aan slachtoffers van medische fouten.

Het is overigens spijtig en onterecht dat fonds slachtofferhulp de term incidenten gebruikt.
Ik herhaal wat ik bij de bijeenkomst naar voren bracht: 
Per dag overlijden ca 20 patiënten en krijgen ca 20 patiënten gezondheidsschade door medische fouten in ziekenhuizen in Nederland, dit zijn cijfers van de EU uit 2008.
Mogelijk is er sprake van verbetering, maar daar er sprake is van ernstige onderrapportage van medische fouten, ondanks de wettelijke verplichting tot melden aan patient en aan de Inspectie Gezondheids, kan dit niet met zekerheid worden vastgesteld.

Tot slot wijs ik erop dat het uiteraard een goed initiatief is van Fonds Slachtofferhulp om coaches aan te stellen, edoch het voornaamste is dat artsen en overige zorgverleners voldoen aan hun info – en zorgplicht jegens slachtoffers van medische fouten.
Zolang de Inspectie Gezondheidszorg en het Openbaar Ministerie uitdrukkelijk kiezen voor een passieve rol en nauwelijks handhaven, zal de positie van slachtoffers nauwelijks verbeteren en is signaleren van medische wantoestanden actief optreden door SIN-NL en de IEU-Alliance noodzakelijk.
Gaarne nodig ik u voor overleg op korte termijn.
In afwachting van uw bericht,
Vriendelijke groet,

Mr Sophie Hankes, voorzitter stichting SIN-NL en stichting IEU-Alliance
* Ineke Sybesma is de echtgenote van Hans van Baalen, lid namens de VVD van het  Europese Parlement

—————–

Pilot Casemanagement voor slachtoffer medisch incident uitgebreid

Lees meer over: medische incidenten | Casemanagement medische incidenten

In een ziekenhuis wordt er alles aan gedaan om te zorgen dat patiënten de beste en vooral veilige zorg krijgen. Desondanks kan het gebeuren dat er zich iets voordoet wat onverwacht is en niet de bedoeling was. Als er daarbij iets niet goed is gegaan in de zorg heet dat een ‘medisch incident’. De impact hiervan op de betrokkenen kan groot zijn. Fonds Slachtofferhulp startte vorig jaar september met een pilot waarbij een onafhankelijk casemanager wordt ingezet om patiënten en nabestaanden bij te staan. Doel van de pilot is voorzien in erkenning en steun aan gedupeerde ziekenhuispatiënten en te onderzoeken of dit meerwaarde heeft.

Slachtoffer medisch incident kan nu terecht bij zes ziekenhuizen

In januari 2019 hebben zich, naast het UMC Utrecht, Diakonessenhuis en St. Jansdal, nog eens drie ziekenhuizen aangesloten. Hierdoor kunnen slachtoffers van een medisch incident nu ook in het Tergooi, Spaarne Gasthuis en Dijklander Ziekenhuis een beroep doen op intensieve ondersteuning van een onafhankelijke casemanager.

Wat is een casemanager medische incidenten?

Slachtoffers van een medisch incident krijgen niet de ondersteuning en erkenning die zij nodig hebben, zo blijkt uit wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd in opdracht van Fonds Slachtofferhulp. Door de intensieve ondersteuning van een onafhankelijke casemanager kunnen slachtoffers weer grip krijgen op hun leven. Casemanagers Mariëtte van Eck en Ineke Verschure vertellen in een recent interview over de meerwaarde van het casemanagement medische incidenten:

Mariëtte: ‘’Alleen het feit dat er een onafhankelijk iemand beschikbaar is. Iemand die zich op alle deelgebieden van het leven van een gedupeerde patiënt bezighoudt, dat is al een vorm van erkenning.’’

Ineke: ‘’Patiënten weten dat we aan hun zijde staan. Dit kan zijn tijdens de gesprekken met behandelaren of tijdens iedere stap in de juridische procedure.’’

Hoe verloopt het casemanagement medische incidenten tot nu toe?

Casemanagers Mariëtte van Eck en Ineke Verschure ondersteunen op dit moment zo’n tien slachtoffers en nabestaanden en vertellen over hun ervaringen tot nu toe: ‘’Over het algemeen zijn de zaken heftig van aard. De gebeurtenissen zijn voor gedupeerde patiënten indringend en hebben vaak verstrekkende gevolgen. Ondersteuning is nodig en we worden dan ook goed ontvangen. We zijn gewenst, er zijn veel vragen en er is voldoende te bespreken. Het is voor patiënten zeer prettig dat wij onafhankelijk van het ziekenhuis werken. Daarnaast verloopt ook de samenwerking met de ziekenhuizen goed.’’

Welk belang hebben ziekenhuizen bij deze ondersteuning voor slachtoffers van een medisch incident?

Uitgangspunt is dat ziekenhuizen het beste voor patiënten willen. Er wordt hard gewerkt aan openheid en een ‘just culture’; een cultuur waarin eerlijk wordt omgegaan met klachten, incidenten en gedupeerde patiënten. Casemanagement is voor ziekenhuizen aanvullend aan wat zijzelf kunnen betekenen voor de patiënt. Het kan helpen voorkomen dat na een medisch incident patiënt en ziekenhuis tegenover elkaar komen te staan.

In een recent interview met Lisa, wiens man slachtoffer werd van een medische calamiteit, geeft zij aan hoe belangrijk erkenning en openheid door ziekenhuizen en de ondersteuning van een onafhankelijk casemanager kan zijn:

‘’Het maakt een wereld van verschil wanneer fouten eerlijk erkend worden en wanneer dit uitgaat van de betrokken instantie. Daarnaast zijn deskundige hulpverleners onmisbaar om slachtoffers van medische incidenten te ondersteunen. Je staat dan niet alleen en dat is zo belangrijk. Het is essentieel en ik wens het iedereen toe.”

  • Help ook mee

    Al onze inspanningen zijn gericht op empowerment, veerkracht en hoop van slachtoffers. Met uw hulp kunnen we veel voor hen betekenen.

Het bericht Fonds Slachtofferhulp blijft misleiden…Pilot Casemanagement voor slachtoffer medisch incident uitgebreid verscheen eerst op SIN-NL.

‘Zelftest voor baarmoederhalskanker net zo nauwkeurig als uitstrijkje’

$
0
0

‘Zelftest  net zo nauwkeurig als uitstrijkje’

Een zelfafnameset voor baarmoederhalskankeronderzoek is net zo nauwkeurig als het uitstrijkje bij de huisarts. Dat concluderen onderzoekers van Amsterdam UMC, Radboudumc en Erasmus MC op basis van een onderzoek onder 14.000 vrouwen.

Volgens de onderzoekers is het voor het eerst dat de nauwkeurigheid op zo’n grote schaal is vastgesteld in een onderzoek met controlegroepen.

Sinds 2017 worden vrouwen in het bevolkingsonderzoek getest op aanwezigheid van het seksueel overdraagbare virus HPV, de veroorzaker van baarmoederhalskanker. Daarbij krijgen vrouwen die liever geen uitstrijkje bij de huisarts willen laten maken de mogelijkheid om te kiezen voor een zelfafnameset.

Gezondheidsinstituut RIVM stelde eerder al vast dat de zelfafname net zo betrouwbaar is als het uitstrijkje bij de huisarts. Uit eerder onderzoek blijkt dat acht op de honderd vrouwen besmet zijn met HPV. (ANP)

Het bericht ‘Zelftest voor baarmoederhalskanker net zo nauwkeurig als uitstrijkje’ verscheen eerst op SIN-NL.


IGJ biedt orthopeed Piet van Loon Rijnstate ziekenhuis excuses en vergoeding aan voor fout op fout

$
0
0

IGJ biedt orthopeed excuses aan voor fout op fout

De Inspectie voor de Gezondheid en Jeugdzorg heeft orthopeed Piet van Loon uit Oosterbeek jarenlang ten onrechte in een kwaad daglicht gezet en hier excuses voor aangeboden. Dat heeft een woordvoerster van de inspectiedienst bevestigd, naar aanleiding van berichtgeving door BDUMedia.

De arts, die werkzaam was in het ziekenhuis Rijnstate in Arnhem, raakte in 2008 in conflict met zijn collega’s. Bij het onderzoek naar zijn vermeend disfunctioneren en de afhandeling van de klacht van het ziekenhuis maakte de inspectie fout op fout.

Vergoeding

“De Inspectie heeft bij de behandeling van de melding over uw functioneren niet gehandeld zoals u dit van de inspectie mocht verwachten”, schrijft Ronnie van Diemen, inspecteur-generaal Gezondheidszorg en Jeugd, in de excuusbrief. Behalve excuses, krijgt Van Loon uit Oosterbeek ook een financiële vergoeding. Over de hoogte daarvan wilde de woordvoerster van IGJ geen uitspraken doen.

Van Loon (64) kwam nadat hij was vetrokken bij het ziekenhuis nooit meer ergens vast aan het werk. De inspectie heeft naar aanleiding van de zaak strikte regels opgesteld over het behandelen van meldingen en onderzoeken. (ANP)

Het bericht IGJ biedt orthopeed Piet van Loon Rijnstate ziekenhuis excuses en vergoeding aan voor fout op fout verscheen eerst op SIN-NL.

Ziekenhuis Rijnstate won rechtszaken tegen orthopeed van Loon en weigert excuses

$
0
0

Orthopeed uit Oosterbeek krijgt na 10 jaar excuses van blunderende Inspectie

Van Loon vertrok eind 2007 zelf uit ziekenhuis Rijnstate in Arnhem na een verschil van inzicht over het uitoefenen van zijn medische praktijk. Het ziekenhuis vroeg in 2008 de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd onderzoek te doen naar het functioneren van de orthopedisch chirurg.

Na tien jaar biedt de Inspectie nu haar excuses aan voor het niet professioneel handelen. ‘Ze hebben excuses aangeboden voor hun functioneren over de afgelopen tien jaar. Dat heeft me een enorme opluchting gegeven. Blijdschap dat er na zoveel jaren staat: sorry dokter Van Loon zo hadden we dat niet moeten doen’, reageert Van Loon op de brief.

Bekijk de reportage (tekst gaat verder onder de video):

Eerherstel

Van Loon vecht al jarenlang voor eerherstel. Zijn naam in de medische wereld was besmet, waardoor hij zijn vak niet of nauwelijks kon uitoefenen. Inhoudelijk gaat Van Loon niet op de zaken in. In een rapport van de Nationale ombudsman uit 2013 valt te lezen dat het ziekenhuis tien casussen liet onderzoeken door twee hoogleraren nadat de orthopeed was vertrokken.

Tweemaal werd de Nationale ombudsman ingeschakeld. In 2013 leverde dat een onderzoek op naar de handelswijze van de IGJ. Vorig jaar kwam er een gesprek en nu is er dus de excuusbrief.

De Inspectie erkent de eerste anderhalf jaar na de klacht nauwelijks actie te hebben ondernomen. In 2010 verwachtte de instantie dat er een klacht zou worden voorgelegd bij het tuchtcollege. Maar later is besloten dat er geen klacht werd ingediend. Na drie jaar werd het onderzoek afgesloten ‘zonder gedegen onderzoek, zonder conclusies, zonder oordeel en zonder rapport’, schrijft de Inspecteur-Generaal Ronnie van Diemen.

Reactie Rijnstate en IGJ

Het IGJ laat het deze woensdag bij een schriftelijke reactie:

‘Wij zijn ons er zeer van bewust dat de strijd die betrokkene heeft geleverd de afgelopen 10 jaar met diverse instanties, waaronder de inspectie, zwaar is geweest. Wij zijn hier vorig jaar over in gesprek gegaan met betrokkene en hebben hem onze oprechte excuses gemaakt voor de handelwijze van de inspectie en de gevolgen daarvan.’

Voor ziekenhuis Rijnstate is er weinig veranderd. Die laat in een reactie weten de brief te zien als excuses voor het handelen van de Inspectie. ‘De Inspectie gezondheidszorg en Jeugd heeft geen inhoudelijk oordeel geveld, er verandert ook niks aan onze inhoudelijke klacht’, zegt een woordvoerster.

Rijnstate ziet daarom op dit moment geen aanleiding om opnieuw in gesprek te gaan. ‘Er zijn heel veel gesprekken gevoerd. Er zijn rechtszaken geweest. We zijn overal in het gelijk gesteld. Voor ons is de zaak nu echt afgedaan’, aldus de woordvoerster.

Blij met erkenning

Van Loon is inmiddels 64 jaar en is blij dat hij nu eindelijk erkenning heeft, maar hij wil toch in gesprek komen met het ziekenhuis. ‘Op de plek waar het allemaal begonnen is, hoort ook richting de medewerkers van het ziekenhuis en de patiënten duidelijk te zijn dat onze dokter een excuusbrief heeft gekregen van de minister.’

 

Het bericht Ziekenhuis Rijnstate won rechtszaken tegen orthopeed van Loon en weigert excuses verscheen eerst op SIN-NL.

OM wil beroepsverbod en tbs Leidse ’pedo-arts Maarten B.

$
0
0

OM wil beroepsverbod en tbs Leidse ’pedo-arts’

OM wil beroepsverbod en tbs Leidse ’pedo-arts’
Tekening J. Hensema

Justitie eist een beroepsverbod, tbs met dwangverpleging voor onbepaalde tijd en een celstraf van zes jaar tegen de Leidse huisarts Maarten B. voor het jarenlang heimelijk filmen van zijn blote patiëntjes. Verder mag de huisarts elf jaar niet werken in de zorg of het maatschappelijk werk.

Pedofiele stoornis

Volgens justitie is de huisarts een pedoseksueel die zich niet wil laten onderzoeken. Dat blijkt uit al het bewijs dat tegen hem is gevonden. B. ontkent dat er sprake bij hem is van een pedofiele stoornis omdat hij niet seksueel opgewonden raakte. Hij zegt dat hij ’een kronkel’ in zijn hoofd heeft en soms ’idiote acties’ uithaalt die hij zelf niet begrijpt.

B. denkt dat hij van zijn kronkels af komt als hij naar een psycholoog gaat. Daar gelooft justitie niets van omdat de arts al sinds 2010 heimelijk in de praktijken waar hij werkte, heeft gefilmd. Hij liet jonge meisjes en vrouwen zich uitkleden en legde ze zo neer dat hun intieme delen goed in beeld kwamen.

Dat is in Amstelveen en Schiedam gebeurd, blijkt uit onderzoek van de beelden. Volgens het OM bewerkte B. de filmpjes en voorzag ze van bestandsnamen met de leeftijd van de meisjes. Justitie gelooft niet dat B. zich niets meer kan herinneren want daarvoor heeft hij teveel handelingen verricht. B. zei dat hij ook filmde in Rotterdam en Den Haag terwijl dat hem niet ten laste is gelegd.

Justitie: ,,Dit is ingesleten gedrag dat niet verandert.” Het begon met het filmen onder rokjes in Madurodam en zwembaden en het werd steeds erger, aldus Justitie. B. weigert medewerking aan een onderzoek in het Pieter Baan Centrum (PBC).

Slipjes

B. heeft van zijn eigen dochter van haar tweede tot haar vijfde foto’s gemaakt die mogelijk zijn gestuurd aan ene Klaas. Ook wilde hij slipjes opsturen in ruil voor toegang tot materiaal van Klaas. Justitie heeft een harde schijf met sporen van de foto’s gevonden. De foto’s zelf bleken gewist. Ook missen er nog twee harde schijven, dus mogelijk zijn er meer opnames gemaakt en verspreid. Ook drie vriendinnetjes B.’s dochter werden betast en gefilmd terwijl ze bij hem speelden.

,,De maatschappij moet worden beschermd tegen deze man”, aldus justitie. Vandaar de forse eis en de tbs met dwangverpleging voor onbepaalde tijd.

Advocaat Tim Farber wil dat zijn cliënt wordt vrijgesproken omdat er geen bewijsmateriaal is. ,,Het is niet zo dat waar rook is ook vuur is.” Volgens hem hebben de vriendinnetjes van de dochter van B. allemaal dezelfde verklaring afgelegd die niet wordt gesteund door ander bewijs. Ook zou de arts per ongeluk hebben gefilmd en had hij geen seksuele bedoelingen. Volgens Farber is er niet langdurig gefilmd, het waren maar korte periodes en er is veel gewist.

B. zei in zijn laatste woord dat ’mensen hem moeilijk kunnen lezen in stressvolle situaties’. ,,Alsof het me koud laat. Ik schaam me en tot voor kort was het mij een raadsel hoe ik hiertoe gekomen ben. Ik heb meerdere keren vertrouwen geschaad, leed veroorzaakt en dat spijt me ontzettend. Ik heb niet meegewerkt aan onderzoek van het PBC omdat ik aan mijn gezin dacht. Gezien de media-aandacht betekende dit openheid aan heel Nederland. Ik leg niet de schuld bij mijn vrouw, zoals in de media staat. Er speelden dingen in mijn relatie die raakten aan mijn kwetsbaarheid. Dat filmen had nooit mogen gebeuren. Het meeste herinner ik me niet maar ik ontken het niet. Van de ene keer die ik nog wel weet, staat vooral de afkeer ervan mij voor de ogen. Ik had geen seksuele intenties. Dat geldt ook voor het fotograferen van mijn dochter. Het spijt me onnoemelijk.’’ Uitspraak is op 30 januari.

Het bericht OM wil beroepsverbod en tbs Leidse ’pedo-arts Maarten B. verscheen eerst op SIN-NL.

Gevolgen no-deal Brexit voor zorgverleners en patienten

$
0
0

Gevolgen no-deal Brexit

Werkt u als BIG-geregistreerde zorgverlener in Nederland met een Brits diploma of werkt u met een Nederlands diploma als zorgverlener in het Verenigd Koninkrijk (VK)? Of heeft u plannen in die richting voor de toekomst? Of bent u een werkgever die met deze situaties te maken heeft? Dan heeft u mogelijk vragen over wat de Brexit voor u betekent als er op 29 maart 2019 geen akkoord is tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk (VK). In dit bericht leggen wij uit wat een eventuele no-deal Brexit kan betekenen voor zorgverleners en werkgevers in verschillende situaties.

Huidige stand van zaken

Het voorlopige terugtrekkingsakkoord dat de EU en het VK op 13 november 2018 overeenkwamen, is op 15 januari door het Britse parlement afgekeurd. Zolang er geen zekerheid is over een nieuw terugtrekkingsakkoord, gaan de voorbereidingen van Nederland en de EU op het zogenoemde no deal scenario door.

Het no-deal scenario

In dit scenario geldt in Nederland na 29 maart 2019 het Europese recht niet meer voor houders van een Brits diploma en ook niet meer voor zorgverleners met een Nederlands diploma in het Verenigd Koninkrijk (VK).

Wat kan een no-deal Brexit voor zorgverleners betekenen:

U werkt op dit moment met een Brits diploma in Nederland

Er verandert niets voor u. In een no-deal scenario blijven de vóór de Brexit afgegeven erkenningen van Britse diploma’s en BIG-registraties op grond van Britse diploma’s in stand. Er daarbij uitgegaan van de datum van het besluit.

U wilt met een Brits diploma na de Brexit in Nederland gaan werken

De mogelijkheid van automatische diploma-erkenning van Britse diploma`s voor de beroepen arts, apotheker, tandarts, verloskundige en verpleegkundige vervalt. Dat betekent dat zorgverleners met een Brits diploma in deze beroepen geen gebruik meer kunnen maken van de snelle erkenningsprocedure,waarbij aangewezen diploma’s direct, zonder vakinhoudelijke beoordeling worden erkend.

In een no-deal scenario moeten bij een aanvraag voor erkenning van het diploma eerst de beroepskwalificaties vakinhoudelijk worden beoordeeld. Dit gebeurt door het afleggen van een algemene kennis- en vaardighedentoets (AKV). Daarnaast moeten artsen, tandartsen en verpleegkundigen een beroepsinhoudelijke toets (BI) afleggen. Deze langere procedure kost meer tijd en dus kan het langer duren voordat u het beroep zelfstandig in Nederland mag uitoefenen.

U werkt met een Nederlands diploma in het VK

Het Verenigd Koninkrijk bepaalt welke rechten u heeft en welke acties u mogelijk moet nemen. We adviseren u de websites van de bevoegde autoriteiten in het VK te raadplegen.

U wilt met een Nederlands diploma na de Brexit in het VK gaan werken

Het Verenigd Koninkrijk bepaalt welke procedure voor u geldt. U moet waarschijnlijk de in het VK de daar geldende, langere, procedure van diploma-erkenning volgen (met vakinhoudelijke beoordeling). We adviseren u de websites van de bevoegde autoriteiten in het VK te raadplegen.

Wat kan een no-deal Brexit voor werkgevers betekenen:

U heeft op dit moment BIG-geregistreerde zorgverleners met een Brits diploma in dienst

In een no-deal scenario verandert er niets voor uw Britse werknemers met een BIG-registratie. De vóór de Brexit afgegeven erkenningen van Britse diploma’s en BIG-registraties op grond van Britse diploma’s blijven in stand.

U wilt na de Brexit zorgverleners met een Brits diploma in dienst nemen

De mogelijkheid van automatische diploma-erkenning voor de beroepen arts, apotheker, tandarts, verloskundige en verpleegkundige is niet meer van toepassing voor zorgverleners met een Brits diploma. Dat betekent dat zorgverleners met een Brits diploma geen gebruik meer kunnen maken van de snelle erkenningsprocedure, waarbij aangewezen diploma’s direct, zonder vakinhoudelijke beoordeling kunnen worden erkend.

In een no-deal scenario worden bij een aanvraag voor erkenning van het diploma eerst de beroepskwalificaties vakinhoudelijk beoordeeld. Dit gebeurt door het afleggen van een algemene kennis- en vaardighedentoets (AKV). Voor de vakinhoudelijke beoordeling moeten artsen, tandartsen en verpleegkundigen ook nog een beroepsinhoudelijke toets (BI) afleggen. Deze langere procedure kost meer tijd en dus kan het langer duren voordat uw nieuwe werknemer in Nederland het beroep zelfstandig mag uitoefenen.

Meer informatie over de procedures

Deze vindt op onze website. Via onze advieswijzer kunt u nagaan welke procedure mogelijk van toepassing gaat zijn. U kiest dan i.p.v. Verenigd Koninkrijk de Verenigde Staten.

Wat stond er in het voorlopige terugtrekkingsakkoord?

In het terugtrekkingsakkoord werd bepaald dat tijdens de overgangsperiode de Europese regels blijven gelden tussen de lidstaten en het VK. De overgangsperiode loopt tot en met 31 december 2020. Dit betekent dat, als dit akkoord werd goedgekeurd, er voor zorgverleners in BIG-beroepen en werkgevers tot en met 31 december 2020 niks verandert ten opzichte van nu. Daarnaast was bepaald dat erkenningen die vóór het einde van de overgangsperiode zijn afgegeven ook na afloop van die overgangsperiode in stand blijven. Op dit moment is er nog niets bekend over de inhoud van een eventueel nieuw (terugtrekkings)akkoord. Zodra er meer bekend is, informeren wij u via deze site.

Het bericht Gevolgen no-deal Brexit voor zorgverleners en patienten verscheen eerst op SIN-NL.

Rechter laat Google zoekresultaten schrappen over berispte arts

$
0
0

De uitspraak* van deze rechter mr. R.A. Dudok van Heel, is uitermate dubieus.
Deze rechter vergeet namelijk ten onrechte dat de zwarte lijst van de stichting SIN-NL officieel is toegestaan door een collega rechter van de rechtbank Groningen vonnis Rb. Groningen 25 september 2009, ECLI:NL:RBGRO:2009:BJ8795

Bovendien is er wel degelijk sprake van een algemeen belang van publicatie in het kader van de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid, gezien de afhankelijkheid van patiënten van integere, competente artsen die horen te voldoen aan hun professionele richtlijnen  in het kader van kwaliteit van zorg en patientveiligheid.

Op 19 mei 2016 veroordeelde het Centraal Tuchtcollege plastisch chirurge Rita Kappel **uit Zwolle wegens geen of onvoldoende zorgverlening of onvoldoende informatie tot een voorwaardelijke schorsing van twee jaar ingaande 19 mei 2016 tot en met 18 mei 2018 ECLI:NL:TGZCTG:2016:188 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.347
Plastisch chirurge Rita Kappel uit Zwolle staat dus , met toestemming van Nederlandse rechter, op de officiële zwarte lijst artsen van stichting SIN-NL.

Het is navrant dat deze rechter mr. R.A. Dudok van Heel zelf ook de zwartelijstartsen.nl en nb en op de officiële zwarte lijst rechters van de stichting SIN-NL  staat in verband met een uitermate aanvechtbaar vonnis van hem inzake de PIP borstimplantaten.

Dudok van Heel oordeelde namelijk dat de hersteloperaties voor rekening van de zorgverzekeraars komen. Hij gaat hierbij volledig voorbij aan de zorgplicht van artsen om goede kwaliteit implantaten te leveren en te plaatsen.

Rechter mr. R.A. Dudok van Heel had deze zaak in verband met belangenverstrengeling niet zelf mogen behandelen. Als juriste met specialisatie medisch recht concludeer ik dat dit vonnis derhalve nietig is.
Uiteraard staat Google zeer sterk in het hoger beroep, waarvan akte bij deze.


De rechter in Amsterdam heeft Google verplicht twee zoekresultaten te verwijderen over een berispte arts. Volgens de rechter weegt de privacy van de medicus zwaarder dan de vrijheid van informatie. Experts spreken van een primeur.

De chirurg maakte fouten bij de nazorg van een patiënt. Daarvoor werd ze door het tuchtcollege op de vingers getikt: aanvankelijk kreeg ze een tijdelijke schorsing, maar in hoger beroep werd dat voorwaardelijk gemaakt. Wie haar daarna googelde, vond ook haar vermelding op een website met een zwarte lijst van artsen.

Volgens de vrouw had zij zowel zakelijk als privé last van die zoekresultaten. Ze maakte daarom bij Google aanspraak op haar recht “vergeten te worden“; door een uitspraak van het Europese Hof van Justitie mag iedereen de zoekmachine vragen verouderde of onjuiste informatie niet te laten zien.

Relevant of niet?

Google wilde echter niet meewerken, omdat het de informatie over de arts relevant achtte. De Autoriteit Persoonsgegevens vond dat oordeel terecht: omdat de proeftijd nog niet was verstreken, gold het vergeetrecht niet. Daarop stapte de arts naar de rechter.

“Artsen waren vogelvrij op internet, terwijl zij zich niet konden verdedigen vanwege hun beroepsgeheim”, zegt de advocaat van de vrouw. “De rechter heeft met deze uitspraak paal en perk gesteld aan die vogelvrijheid. En dat is meer dan terecht.”

Het is volgens experts in Trouw, die vandaag als eerste over de zaak berichtte, de eerste keer dat een rechter zich uitspreekt over het medische tuchtrecht en het recht om vergeten te worden. De uitspraak dateert al van afgelopen zomer, maar werd pas vorige maand gepubliceerd. Trouw schrijft dat de advocaat van de arts publicatie wilde tegenhouden omdat dat tot meer aandacht zou leiden.

Willekeur

De rechter plaatst vraagtekens bij de rechtmatigheid van de zwarte lijst, die willekeurig lijkt en waarop ook artsen staan die niet voor de tuchtrechter zijn verschenen. Bovendien had de arts maar een lichte straf gehad, terwijl vermelding op een zwarte lijst een boycot zou kunnen betekenen. Daarnaast wijst de rechter erop dat de uitspraak van het tuchtcollege eenvoudig is terug te vinden in het officiële BIG-register.

Google is in de zaak in hoger beroep gegaan. Ondertussen heeft advocaat van de chirurg voor zeker vijftien andere artsen ook een vergeetverzoek ingediend bij de zoekmachine. Die zijn voor een groot deel ingewilligd, laat hij weten.

Rare sites geven rare rechtspraak.

Internetjurist Arnoud Engelfriet

Internetjurist Arnoud Engelfriet zegt dat de uitspraak niet betekent dat er niet meer geschreven mag worden over medische fouten. “Een normaal nieuwsbericht krijg je echt niet weg met deze uitspraak. Essentieel was het tendentieuze karakter van de lijst. Dat hoef je als arts niet te tolereren.”

“Ik zie dit niet als een fundamentele bedreiging voor de informatievrijheid. Rare sites geven rare rechtspraak.”

 

Het bericht Rechter laat Google zoekresultaten schrappen over berispte arts verscheen eerst op SIN-NL.

Rechter Dudok van Heel die falende arts Rita Kappel beschermt bij Google staat zelf op zwarte lijst



$
0
0

De uitspraak* van deze rechter mr. R.A. Dudok van Heel, is uitermate dubieus.
Deze rechter vergeet namelijk ten onrechte dat de zwarte lijst van de stichting SIN-NL officieel is toegestaan door een collega rechter van de rechtbank Groningen vonnis Rb. Groningen 25 september 2009, ECLI:NL:RBGRO:2009:BJ8795

Bovendien is er wel degelijk sprake van een algemeen belang van publicatie in het kader van de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid, gezien de afhankelijkheid van patiënten van integere, competente artsen die horen te voldoen aan hun professionele richtlijnen  in het kader van kwaliteit van zorg en patientveiligheid.

Op 19 mei 2016 veroordeelde het Centraal Tuchtcollege plastisch chirurge Rita Kappel **uit Zwolle wegens geen of onvoldoende zorgverlening of onvoldoende informatie tot een voorwaardelijke schorsing van twee jaar ingaande 19 mei 2016 tot en met 18 mei 2018 ECLI:NL:TGZCTG:2016:188 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.347
Plastisch chirurge Rita Kappel uit Zwolle staat dus , met toestemming van Nederlandse rechter, op de officiële zwarte lijst artsen van stichting SIN-NLhttp://www.zwartelijstartsen.nl/zwartelijst_arts/kappel-r-m/

Het is navrant dat deze rechter mr. R.A. Dudok van Heel zelf ook de zwartelijstartsen.nl en nb en op de officiële zwarte lijst rechters van de stichting SIN-NL  staat in verband met een uitermate aanvechtbaar vonnis van hem inzake de PIP borstimplantaten.

Dudok van Heel oordeelde namelijk dat de hersteloperaties voor rekening van de zorgverzekeraars komen. Hij gaat hierbij volledig voorbij aan de zorgplicht van artsen om goede kwaliteit implantaten te leveren en te plaatsen.

Rechter mr. R.A. Dudok van Heel had deze zaak in verband met belangenverstrengeling niet zelf mogen behandelen. Als juriste met specialisatie medisch recht concludeer ik dat dit vonnis derhalve nietig is.
Uiteraard staat Google zeer sterk in het hoger beroep, waarvan akte bij deze.

* Beschikking rechtbank Amsterdam 19.7. 2018 publicatie 18.12.2018 zie onderaan

**

De letterlijke tekst van het BIG-register mbt plastisch chirurge Rita Kappel luidt:
Aantekening
De inschrijving in het register van artsen is per 19 mei 2016 voorwaardelijk geschorst voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
De proeftijd is ingegaan op 19 mei 2016 en loopt tot en met 18 mei 2018.
De zorgverlener moet aan de volgende voorwaarden voldoen: deze zorgverlener mag zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maken aan enig handelen of nalaten dat in strijd is met de goede zorg die zij als plastisch chirurg behoort te betrachten dan wel in strijd is met het belang van de individuele gezondheidszorg. De maatregel is opgelegd vanwege: geen of onvoldoende zorgverlening en verstrekking van onvoldoende informatie.
——————————————–
Trouw Kristel van Teeffelen

Een arts die op de vingers is getikt door het tuchtcollege moet verwijderd worden uit de zoekresultaten van zoekmachine Google. ‘Een baanbrekende uitspraak.’
De rechter verbiedt Google dat een berispte arts nog langer is te vinden via de zoekmachine. Volgens de rechtbank Amsterdam weegt het recht op privacy van de chirurg zwaarder dan het belang van het publiek om eenvoudig informatie te vinden over het oordeel van het medisch tuchtcollege. Het is volgens deskundigen de eerste keer dat een rechter zich uitspreekt over het medische tuchtrecht en het zogeheten ‘recht om vergeten te worden’.

De zaak draait om een chirurg die fouten maakte bij de nazorg van een patiënt die zij had geopereerd. De patiënt kreeg te maken met complicaties. De arts werd door het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg tijdelijk geschorst uit het BIG-register voor medische beroepen. In hoger beroep is dat omgezet naar een voorwaardelijke schorsing.
Wie de naam van de chirurg invoert in Google, kwam in de eerste zoekresultaten uit op een website met een zwarte lijst van artsen. Van die ‘digitale schandpaal’ ondervond ze zowel privé als zakelijk last, vertelde ze aan de rechter. Een verzoek bij Google om de links te verwijderen werd afgewezen. Ook de Autoriteit Persoonsgegevens, die in dit soort gevallen kan bemiddelen, oordeelde dat het vergeetrecht niet gold, omdat het om nog relevante informatie ging. Zo was de proeftijd van de vrouw nog niet voorbij.
Opnieuw aandacht
De rechtbank ziet dat anders. Het gaat om een link naar een website van een stichting met een niet-officiële zwarte lijst. Dat kan mensen het idee geven de arts te moeten wantrouwen of zelfs te boycotten. Dat terwijl het bij de chirurg om een voorwaardelijke schorsing ging – blijkbaar vond het tuchtcollege haar fout niet zo ernstig dat zij geen patiënten meer mocht behandelen.
Wie wil weten of een arts eerder op de vingers is getikt, kan bovendien terecht bij het BIG-register zelf, stelt de rechter. In die lijst, waar alle medisch hulpverleners in Nederland zijn geregistreerd, worden ook de beslissingen van de tuchtcolleges bijgehouden. Volgens Google weten de meeste mensen de weg naar dat register niet te vinden. Maar volgens de rechter is het een eenvoudig ­systeem dat iedereen kan raadplegen.

De uitspraak in de zaak van de chirurg is al in juli gedaan, maar werd pas vorige maand gepubliceerd. Willem van Lynden van Mediamaze, die de arts bijstond, probeerde publicatie ervan eerst tegen te houden, omdat het opnieuw tot aandacht zou kunnen leiden.
Van Lynden noemt het een baanbrekende beslissing. Artsen hoeven volgens hem niet langer te dulden dat zij via Google in verband worden gebracht met beslissingen van het tuchtcollege. Inmiddels heeft hij voor zeker vijftien andere artsen ook een verwijderverzoek bij zoekmachine ingediend. Bijna de helft werd door Google toegekend. In de zaak van de chirurg is de zoekmachine in hoger beroep gegaan.

Zwarte lijst
Stefan Kulk, die aan de Universiteit Utrecht onderzoek doet naar het recht om vergeten te worden, ziet de uitspraak vooral als het volgende puzzelstukje in het vergeetrecht. Ook volgens hem is het de eerste keer dat een rechter zich in die context heeft uitgesproken over het medische tuchtrecht.
De uitspraak betekent niet dat er niet meer online geschreven mag worden over fouten van artsen, benadrukt hij. Veel hangt af van de context waarin dat gebeurt. Zo wijst hij op een accountant die eerder tevergeefs een beroep deed op het vergeetrecht, nadat hij was berispt. De informatie die hij verwijderd wilde hebben was een stuk feitelijker dan de toon van de website met de zwarte lijst van artsen.
Het recht om zoekmachines als Google te verzoeken om niet relevante of onjuiste informatie uit de resultaten te verwijderen, komt voort uit een beslissing van het Europees Hof van Justitie in 2014. Sindsdien vroegen Europeanen Google om verwijdering van bijna drie miljoen links. Meestal gaat het bedrijf daar niet in mee. Een kleine groep stapte vervolgens naar de rechter. Die weegt per geval af of het verwijderverzoek terecht is.
In een eerdere versie van dit artikel stond dat de vijftien verzoeken van Van Lynden ‘vooralsnog zonder succes’ bij Google zijn ingediend. Dat bleek niet juist: bijna de helft is toegekend door Google.

Lees ook:
Google overtreedt Europese privacywet, zeggen experts
Mensen die online ‘vergeten willen worden’, moeten nog steeds naar de VS als ze bezwaar willen maken tegen een afwijzing.
Jezelf van Google laten halen? Vergeet het maar
Verschillende rechterlijke uitspraken ten spijt, om in Google links verwijderd te krijgen, kan nog knap lastig zijn. Wordt het burgers onterecht moeilijk gemaakt of zijn de verwachtingen rond dit ‘vergeetrecht’ gewoon te hooggespannen?

————————

ECLI:NL:RBAMS:2018:8606 Instantie Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak 19-07-2018
Datum publicatie 18-12-2018
Zaaknummer C/13/636885 / HA RK 17-301
Rechtsgebieden Civiel recht
Bijzondere kenmerken Beschikking
Inhoudsindicatie
Rekest; toewijzing verzoek tot verwijdering van persoonsgegevens uit zoekresultaat van zoekmachine Google; Costeja-arrest, belangenafweging; voorwaardelijke tuchtrechtelijke veroordeling als arts (chirurg), zwarte lijst, geanonimiseerde publicatie BIG-register; zwaarwegend privacybelang.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl

Verrijkte uitspraak
Uitspraak
beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/636885 / HA RK 17-301
Beschikking van 19 juli 2018
in de zaak van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
gemachtigde de heer W.C.E. baron van Lynden te Amsterdam,,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
GOOGLE LLC (voorheen Google Inc.),
gevestigd te Mountain View, California (Verenigde Staten),
verweerster,
advocaat mr. R.D. Chavannes te Amsterdam.
Partijen worden hierna [verzoekster] en Google genoemd.
1 De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit
-het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 11 oktober 2017,
-de Engelse vertaling van het verzoekschrift,
-de tussenbeschikking van 25 januari 2018, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
-het verweerschrift met bijlagen,
-het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 9 april 2018, met de daarin genoemde stukken.
1.2.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken bij het (buiten hun aanwezigheid opgemaakte) proces-verbaal van de mondelinge behandeling. Zowel Van Lynden als mr. Chavannes hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt bij brieven van 25 april 2018. Deze beschikking wordt gewezen met inachtneming van de opmerkingen in deze brieven.
1.3.
De beschikking is bepaald op heden. Partijen zijn door de rechtbank van de uitgestelde beschikkingsdatum op de hoogte gebracht.
2 De feiten
2.1.
[verzoekster] is [soort specialisme] chirurg en werkzaam vanuit [plaats] .
2.2.
Google is exploitant van de internetzoekmachine Google Search (hierna: de zoekmachine). Deze zoekmachine helpt gebruikers om informatie elders op het internet te vinden. Gebruikers kunnen een of meer zoektermen opgeven, waarna de zoekmachine een pagina met zoekresultaten weergeeft. De zoekresultatenpagina toont hyperlinks die onder andere naar webpagina’s (ook wel: bronpagina’s) verwijzen met daarbij een snippet, een korte samenvatting van de pagina onder de titel (hierna hyperlink en snippet gezamenlijk ook: koppeling). De selectie en ordening van de zoekresultaten en de vertoning daarvan aan de gebruiker zijn het dynamisch product van een geautomatiseerd, algoritmisch proces. Dat algoritme selecteert en ordent zoekresultaten aan de hand van meer dan 200 factoren. De precieze werking van dit algoritme is een bedrijfsgeheim van Google.
2.3.
Op [datum 1] heeft [verzoekster] in haar kliniek een patiënte geopereerd, waarbij [omschrijving product] werden [operatie] , hierna: de operatie). Nadat [verzoekster] enige tijd na de operatie de kliniek had verlaten, is bij de patiënte een complicatie ( [complicatie] ) opgetreden. Vanwege deze complicatie is [verzoekster] naar de kliniek teruggekeerd en heeft zij de patiënte opnieuw geopereerd.
2.4.
De patiënte heeft een klacht tegen [verzoekster] ingediend vanwege het gebrek aan organisatie en nazorg na de operatie. Deze klacht heeft geleid tot een tuchtrechtelijke procedure als bedoeld in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: de wet BIG).
2.5.
Bij uitspraak van [datum 2] heeft het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg aan [verzoekster] een onvoorwaardelijke schorsing van haar inschrijving in het BIG-register voor de [periode] opgelegd. [verzoekster] heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld.
2.6.
Bij uitspraak van [datum 3] heeft het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg de eerdere uitspraak vernietigd en aan [verzoekster] een voorwaardelijke schorsing van haar inschrijving voor [termijn 2] opgelegd met een proeftijd van [periode proeftijd] . De uitspraak luidt – voor zover hier relevant – als volgt:
“(…)
Maatregel
4.18.
[omschrijving maatregel]
4.19.
[omschrijving maatregel]
4.20.
[omschrijving maatregel]
2.7.
Als in de zoekmachine de zoekopdracht ‘ [verzoekster] ’ wordt ingevoerd, wordt een aantal zoekresultaten weergegeven. Ten tijde van het indienen van het verzoekschrift en ten tijde van het schrijven van deze beschikking bevinden zich onder de zoekresultaten de volgende twee koppelingen:
op de eerste pagina, op de derde plaats:
Citaat verwijderd.
Op de bronpagina van deze koppeling staat de vermelding van [verzoekster] op de ‘ zwarte lijst artsen ’ (hierna: de ‘ zwarte lijst artsen ’). De bronpagina toont een foto van [verzoekster] en vermeldt onder meer haar BIG-nummer en de integrale tekst van de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege (de tuchtrechtelijke veroordeling) en een samenvatting daarvan;
en (thans) op die pagina onderaan:
Citaat verwijderd.
Op de bronpagina van deze koppeling zijn de titel en de eerste vijf regels van een artikel dat op [datum 4] is gepubliceerd op de website van een regionale krant weergegeven (zie ook hierna onder 3.1).
2.8.
Op de eerste pagina van het zoekresultaat wordt ook een foto van [verzoekster] getoond. Deze foto is tevens een koppeling die verwijst naar de foto van [verzoekster] die is weergegeven op de website zwartelijstartsen.nl .
2.9.
De websites sin-nl.org en zwartelijstartsen.nl zijn opgesteld en worden gebruikt door de stichting Stichting Slachtoffers Iatrogene Nalatigheid Nederland (SIN-NL) . Dit betreft een éénpersoonsstichting van [naam 1] .
2.10.
In 2017 heeft [verzoekster] bij Google schriftelijk een verzoek tot verwijdering van de koppelingen ingediend. Google heeft dit verzoek afgewezen. Haar afwijzende reactie luidt – voor zover hier relevant – als volgt.
“(…)
In dit geval lijkt het erop dat de URL’s in kwestie betrekking hebben tot aangelegenheden van wezenlijk belang voor het publiek met betrekking tot uw professionele leven. Deze URL’s kunnen bijvoorbeeld van belang zijn voor potentiële of huidige consumenten, gebruikers of deelnemers van uw diensten. Informatie over de recente beroepen of bedrijven waarbij u betrokken was kan ook van belang zijn voor potentiële of huidige consumenten, gebruikers of deelnemers van uw diensten. Dienovereenkomstig wordt de verwijzing naar dit document in onze zoekresultaten voor uw naam gerechtvaardigd door het belang van het grote publiek hier toegang toe te hebben.
(…)”.
2.11.
Op 8 augustus 2017 heeft Van Lynden zich namens [verzoekster] tot de Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: de AP) gewend voor bemiddeling.
2.12.
Bij brief van 31 augustus 2017 heeft de AP laten weten het verzoek van [verzoekster] om bemiddeling af te wijzen. Deze brief luidt – voor zover hier relevant – als volgt:
“(…)
De informatie in de zoekresultaten is, voor zover de AP dit kan beoordelen, niet kennelijk onjuist. De gevonden URL’s verwijzen naar zoekresultaten die berichten over de voorwaardelijke schorsing van uw cliënt (…). De proeftijd is momenteel nog niet verlopen. Het gaat dan ook om relevante (niet verouderde) informatie. Dat de informatie buitensporig en niet ter zake dienend zou zijn, kan de AP niet vaststellen. Het gaat om een voorwaardelijke schorsing van [termijn 2] die weliswaar verstreken is, maar waarvan de proeftijd nog loopt tot [einde termijn] . De zoekresultaten bevatten verder geen informatie over het provéleven van uw cliënt maar richten zich op haar professionele leven. Het is voor bijvoorbeeld toekomstige patiënten belangrijk om die informatie te kunnen vinden. Uw argument dat de informatie in kwestie terug te vinden is in het BIG-register doet naar de mening van de AP onvoldoende recht aan dit belang. Het specifiek doorzoeken van het BIG-register is een actie die de gemiddelde patiënt bij de keuze voor een arts niet zal voeren.
(…)”.
3 Het verzoek en het verweer
3.1.
Het verzoek van [verzoekster] strekt ertoe dat Google wordt opgedragen de hiervoor onder 2.7 en 2.8 vermelde koppelingen te verwijderen uit de zoekresultaten, alsmede een koppeling die (soms) op de tweede pagina van het zoekresultaat verschijnt: een koppeling naar de site sin-nl.org . De bronpagina van deze koppeling toont een artikel dat op [datum 4] is gepubliceerd op de website van een regionale krant. Het artikel is kennelijk gepubliceerd naar aanleiding van de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege en bevat met name een samenvatting van die uitspraak. Waar in het artikel de naam van [verzoekster] niet voorkomt, is dat wel het geval in de kop die op de bronpagina aan het artikel is toegevoegd. Deze en de onder 2.7 en 2.8 vermelde koppelingen worden hierna samen ‘de koppelingen’ genoemd. Aldus verzoekt [verzoekster] de rechtbank, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking, Google te veroordelen:
binnen zeven dagen na de beschikking de koppelingen te verwijderen uit de zoekresultaten en verwijderd te houden, zodanig dat deze niet meer worden getoond aan gebruikers die vanuit Nederland deze zoekopdracht geven, en ook te verwijderen uit Google.com, Google.nl en alle lokale EU versies van Google Search;
dan wel per [datum 5] (het aflopen van de proeftijd) de koppelingen te blokkeren;
bij niet nakoming van a of b op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag;
tot betaling van de proceskosten.
3.2.
[verzoekster] legt aan haar verzoek het volgende ten grondslag. Primair beroept [verzoekster] zich op artikel 16 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en artikel 10 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (EU) 2016/679 (hierna: de AVG), mede onder verwijzing naar het arrest van het gerechtshof Den Haag van 23 mei 2017 (ECLI:NL:GHDHA:2017:1360), omdat de koppelingen tuchtrechtelijke persoonsgegevens bevatten die gekwalificeerd moeten worden als strafrechtelijke persoonsgegevens. De verwerking daarvan is ingevolge de genoemde bepalingen verboden. Van een categorisch verbod, zoals de rechtbank Amsterdam in meerdere beschikkingen heeft overwogen, is daarbij geen sprake.
3.3.
Subsidiair beroept [verzoekster] zich op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 13 mei 2014 met zaaknummer C-131/12 inzake Google Spain vs. Costeja (hierna: het Costeja-arrest ) en het arrest van de Hoge Raad van 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:316 (hierna: het X/Google-arrest), alsmede op artikel 17 van de AVG (het recht op vergetelheid).
3.4.
De te verrichten belangenafweging moet in dit geval, overeenkomstig het in het Costeja-arrest geformuleerde uitgangspunt, in het voordeel van [verzoekster] uitvallen. Daartoe wijst [verzoekster] erop dat geen of slechts een gering publiek belang bestaat bij de koppelingen. De koppelingen bevatten slechts informatie over één incident, zijn daarmee niet representatief, maar wel allesoverheersend, omdat de koppeling naar de ‘ zwarte lijst artsen ’ bovenaan in de zoekresultaten staat vermeld en 60 tot 70% van de clicks bij Google de eerste drie zoekresultaten betreft. Hierdoor geven de koppelingen geen evenwichtig beeld van de capaciteiten van [verzoekster] of de gang van zaken binnen haar praktijk. De informatie op de ‘ zwarte lijst artsen ’ is vooral niet representatief, omdat slechts een, vrij willekeurig, deel van alle tuchtrechtelijke uitspraken op vergelijkbare wijze wordt gekoppeld aan de naam van een behandelaar. [verzoekster] is geen public figure. Ook als zij wel zo wordt beschouwd, heeft het publiek geen belang bij deze specifieke informatie over haar. De regionale krant heeft een kort bericht gewijd aan de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege, maar heeft daarbij de naam van [verzoekster] bewust weggelaten. Er is dus een journalistieke afweging gemaakt om de naam van [verzoekster] niet te vermelden. Er is geen sprake van een publiek debat over de tuchtrechtelijke veroordeling.
3.5.
SIN.NL en de ‘ zwarte lijst artsen ’ zijn de enige sites die wel die koppeling tussen [verzoekster] en de tuchtrechtelijke veroordeling maken. [verzoekster] ondervindt substantiële, bovenmatige hinder van de koppelingen in haar praktijk, maar ook privé, en wordt er telkens weer mee geconfronteerd. Voor een groot deel van het publiek is niet evident dat het niet gaat om een officiële zwarte lijst . Voorts is van belang dat Google niet neutraal is in haar verwerkingen, maar, door met de instellingen van haar algoritme te focussen op gebruikerssignalen, sensationele inhoud beloont.
3.6.
Ten slotte is de ‘ zwarte lijst artsen ’ in strijd met artikel 36 Wbp, nu voor de zwarte lijst geen toestemming is gekregen van de AP, hetgeen wel is vereist. Daarnaast is de zwarte lijst in strijd met de wet BIG, die voorziet in een uitgekiend wettelijk systeem om anonieme bekendheid te geven aan beroepsbeoefenaren die een (voorwaardelijke) maatregel opgelegd hebben gekregen. Op die wijze is de informatie voor geïnteresseerden reeds te vinden, zodat geen publiek belang bestaat bij de koppelingen. Dat [verzoekster] op een zwarte lijst staat, een lijst van ongewenste personen, betekent veel meer dan de enkele verwerking van een tuchtrechtelijke veroordeling; het geeft een nieuwe, extra dimensie.
3.7.
Ten slotte wijst [verzoekster] erop dat zij de foto niet zelf heeft geüpload of ter beschikking gesteld, noch toestemming gegeven voor het gebruik ervan. Uit de foto kan eenvoudig haar ras, een bijzonder persoonsgegeven, worden afgeleid. Voor zover de overige koppelingen een publiek doel dienen, is de verwerking van de foto in elk geval niet noodzakelijk, aldus steeds [verzoekster] .
3.8.
Google verzet zich tegen het verzoek en stelt zich op het standpunt dat zij het verwijderingsverzoek van [verzoekster] terecht heeft afgewezen. Zij voert daartoe – kort weergegeven – het volgende aan. In deze zaak is – sinds de inwerkingtreding van de AVG – geen sprake van bijzondere persoonsgegevens. Afgezien daarvan is een recente en terechte lijn van de rechtbank Amsterdam dat de regel dat bijzondere persoonsgegevens altijd verwijderd moeten worden, niet opgaat. Het verwijderingsverzoek van [verzoekster] voldoet niet aan de criteria van artikel 36 Wbp en het Costeja-arrest . Uit het Costeja-arrest en de Wbp kunnen twee van elkaar te onderscheiden grondslagen voor verwijdering worden afgeleid, te weten die van artikel 36 en 40 Wbp. Als aan de criteria van artikel 36 Wbp niet is voldaan, biedt die bepaling geen grondslag voor verwijdering. De bijzondere en zwaarwegende persoonlijke omstandigheden van de betrokkene kunnen evenwel op grond van artikel 40 Wbp alsnog grond zijn voor verwijdering.
3.9.
De belangenafweging moet in dit geval in het nadeel van [verzoekster] uitvallen. Google wijst daarbij op het volgende: a) er is sprake van ernstig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, hetgeen ook blijkt uit de aan [verzoekster] opgelegde maatregel; b) [verzoekster] heeft niet concreet onderbouwd of aannemelijk gemaakt dat zij van de koppelingen substantiële hinder heeft ondervonden; c) [verzoekster] heeft als arts per definitie een rol in het maatschappelijk leven, en heeft bovendien zichzelf tot op bepaalde hoogte tot publiek figuur gemaakt, waarbij de veroordeling ook nog eens relevant is in het publiek debat waar [verzoekster] zelf aan deelneemt; d) de koppelingen kunnen worden geplaatst in een bredere maatschappelijke en politieke discussie over openbaarmaking van tuchtrechtelijke sancties; e) de koppelingen zijn de enige zoekresultaten die verwijzen naar haar vermelding op de ‘ zwarte lijst artsen ’ en naar informatie over haar tuchtrechtelijke veroordeling. Verwijdering van de koppelingen zou ertoe leiden dat de informatie over het handelen van [verzoekster] niet meer via de zoekmachine kan worden gevonden. Patiënten kunnen dan in theorie nog in het BIG-register zoeken, maar dat weten de meesten niet en bovendien ontbreekt in het BIG-register elke informatie over de feitelijke context van de tuchtrechtelijke veroordeling.
3.10.
Subsidiair heeft Google verweren gevoerd ten aanzien van de (territoriale) reikwijdte van een veroordeling en de gevorderde dwangsom.
3.11.
Op de stellingen van partijen zal hierna – voor zover nodig – nader worden ingegaan.
4 De beoordeling
4.1.
Het verzoek tot verwijdering van [verzoekster] ziet op de koppelingen binnen de zoekresultaten, te weten de zoekresultaten bij een zoekopdracht op naam van verzoekster, ‘ [verzoekster] ’. Google heeft weliswaar betwist dat de onder 3.1 vermelde koppeling wordt getoond in de zoekresultaten, maar niet dat het daarbij inhoudelijk om dezelfde koppeling als de tweede onder 2.7 vermelde koppeling gaat, zij het geplaatst op een andere site, zodat deze betwisting voor de inhoudelijke beoordeling geen verschil maakt. Uit de onderbouwing van het verzoek en de tijdens de mondelinge behandeling gegeven toelichting blijkt dat de klachten van [verzoekster] met name zijn gericht tegen de koppeling naar de ‘ zwarte lijst artsen ’.
4.2.
Vooropgesteld dient te worden dat de Wpb inmiddels op 25 mei 2018 is komen te vervallen en is vervangen door de op diezelfde datum inwerking getreden AVG. Partijen hebben evenwel op deze wijziging gepreludeerd en deze wijziging maakt, ook in de visie van partijen, weinig tot geen verschil voor de bij de beoordeling van het verzoek te hanteren maatstaf. Voor zover het toetsingskader van de AVG afwijkt van het toetsingskader van de Wbp, zal de rechtbank toetsen aan de AVG.
4.3.
Niet in geschil is dat de activiteit van de zoekmachine van Google, die erin bestaat door derden op het internet gepubliceerde of opgeslagen informatie te vinden, automatisch te indexeren, tijdelijk op te slaan en, ten slotte, in een bepaalde volgorde ter beschikking te stellen aan internetgebruikers, moet worden gekwalificeerd als “verwerking van persoonsgegevens” in de zin van artikel 2, aanhef en onder b en d, van de Privacyrichtlijn (Richtlijn 95/46/EG) wanneer die informatie persoonsgegevens bevat, thans ook artikel 4 lid 2 AVG. Google heeft te gelden als de verantwoordelijke voor de verwerking van de persoonsgegevens die zij met haar zoekmachine indexeert ( het Costeja-arrest , r.ov. 41).
4.4.
Dit geldt dus ook voor de koppelingen, nu deze persoonsgegevens van [verzoekster] bevatten.
4.5.
Primair beroept [verzoekster] zich op artikel 10 AVG, ingevolge waarvan de verwerking van strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten behoudens uitzonderingen alleen mogen worden verwerkt onder toezicht van de overheid. Dit beroep van [verzoekster] faalt, omdat Google er terecht op heeft gewezen dat – waar dit in beginsel nog wel het geval was onder de Wbp – tuchtrechtelijke persoonsgegevens onder de AVG niet als bijzondere of strafrechtelijke persoonsgegevens worden gecategoriseerd.
4.6.
Dit betekent dat het verzoek moet worden beoordeeld op de subsidiaire grondslag van artikel 17 van de AVG, met inachtneming van de hierna te vermelden uitgangspunten.
4.7.
Een gegevensverwerking als de onderhavige vindt haar grondslag in artikel 6 sub f AVG, dat – voor zover hier van belang – voorschrijft dat de verwerking van persoonsgegevens slechts dan rechtmatig is als de verwerking noodzakelijk is voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke of van een derde, behalve wanneer de belangen of de grondrechten en de fundamentele vrijheden van de betrokkene die tot bescherming van persoonsgegevens nopen, zwaarder wegen dan die belangen.
4.8.
De Hoge Raad heeft in zijn X/Google-arrest onder meer, onder verwijzing naar het hiervoor onder 3.3 en 4.2 vermelde Costeja-arrest van het HvJEU, geoordeeld dat de grondrechten van een natuurlijk persoon als bedoeld in de artikelen 7 en 8 Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (het Handvest) (het recht op eerbiediging van het privéleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens) in de regel zwaarder wegen dan, en dus voorrang hebben op, het economisch belang van de exploitant van de zoekmachine en het gerechtvaardigde belang van de internetgebruikers die mogelijk toegang kunnen krijgen tot de desbetreffende zoekresultaten. Dat kan in bijzondere gevallen anders zijn, afhankelijk van de aard van de betrokken informatie en de gevoeligheid ervan voor het privéleven van de betrokkene en van het belang dat het publiek erbij heeft om over deze informatie te beschikken, wat met name wordt bepaald door de rol die deze persoon in het openbare leven speelt. In dit licht bestaat de mogelijkheid dat de exploitant van een zoekmachine is gehouden om desgevraagd ervoor te zorgen dat bepaalde resultaten niet in een lijst van zoekresultaten verschijnen, namelijk als deze feitelijk onjuist zijn of, gelet op het geheel van de omstandigheden van het geval, voor het doel van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend of bovenmatig zijn voor de doeleinden van de verwerking, omdat zij niet zijn bijgewerkt, of omdat zij langer worden bewaard dan noodzakelijk is, dan wel indien zwaarwegende en gerechtvaardigde redenen, die verband houden met de persoonlijke situatie van de verzoeker zich ertegen verzetten dat hem betreffende gegevens het voorwerp van een verwerking vormen. Deze verplichting kan ook bestaan indien de publicaties op zichzelf rechtmatig zijn.
4.9.
Bij de belangenafweging op grond van artikel 6 sub f AVG zijn dus twee fundamentele rechten in het geding, te weten enerzijds het recht op privacy en op eerbiediging van persoonsgegevens van [verzoekster] (artikelen 7 en 8 van het Handvest) en anderzijds het recht op informatievrijheid (artikel 11 van het Handvest) van niet alleen Google maar ook van (alle) internetgebruikers, webmasters en auteurs/aanbieders van informatie op het internet. Daarbij moet het belang van [verzoekster] dat de koppelingen niet meer kunnen worden gevonden wanneer wordt gezocht op haar naam worden afgezet tegen het belang van Google om middels haar zoekmachine een betrouwbaar zoekresultaat te produceren en het belang van het publiek om via de zoekmachine relevante informatie te vinden.
4.10.
Google heeft nog aangevoerd dat uit het Costeja-arrest twee van elkaar te onderscheiden grondslagen voor verwijdering kunnen worden afgeleid, te weten die van artikel 17 en artikel 21 AVG. Dit standpunt wordt niet gevolgd. In de verordening en jurisprudentie ligt besloten dat indien een zoekmachine persoonsgegevens verwerkt en de betrokkene zich beroept op bescherming van zijn privacy de rechter met inachtneming van de genoemde bepalingen altijd een belangenafweging dient te maken die op grond van de hiervoor weergegeven jurisprudentie in het voordeel van de verzoeker uitvalt, behoudens ‘bijzondere gevallen’, en dat binnen die belangenafweging (onderling) als richtinggevende (en dus niet zelfstandige) criteria gelden of de zoekresultaten feitelijk onjuist zijn, of gelet op het geheel van de omstandigheden van het geval, voor het doel van de verwerking onvolledig, niet ter zake dienend of bovenmatig zijn.
4.11.
Aldus komt de rechtbank toe aan de te verrichten belangenafweging en de vraag of sprake is van een bijzonder geval in de hiervoor bedoelde zin. Daarbij is in de eerste plaats van belang dat de informatie over [verzoekster] feitelijk juist is. Onbetwist is dat [verzoekster] in een tuchtrechtelijke procedure in twee instanties is veroordeeld omdat zij in haar hoedanigheid van [soort specialisme] chirurg ernstig tuchtrechtelijk verwijtbaar is tekortgeschoten in de zorg ten opzichte van een patiënte, en dat haar daarbij een voorwaardelijke schorsing van haar BIG-inschrijving van [termijn 2] is opgelegd.
4.12.
Voor de verdere beoordeling en de te maken belangenafweging is wel en allereerst van belang dat de informatie die wordt gevonden via de koppelingen tuchtrechtelijke gegevens betreft. In het arrest X/Google-arrest heeft de Hoge Raad overwogen dat het enkele feit dat de verzoeker – in dat geval – in eerste aanleg was veroordeeld wegens een misdrijf en dat sprake is geweest van publiciteit niet voldoende is om het belang van het publiek om informatie over die veroordeling te krijgen bij het zoeken op de volledige naam van verzoeker aan te tonen. Het betrof hier een strafrechtelijke veroordeling. De overwegingen van de Hoge Raad gelden naar het oordeel van de rechtbank a fortiori voor de tuchtrechtelijke veroordeling van [verzoekster] . Hierbij is het volgende van belang. [verzoekster] heeft er terecht op gewezen dat de wetgever in de wet BIG een uitgekiend wettelijk systeem heeft vastgelegd om bekendheid te geven aan beroepsbeoefenaren die een (voorwaardelijke) tuchtrechtelijke maatregel opgelegd hebben gekregen. Volgens de wet BIG wordt iedere tuchtrechtelijke maatregel in het BIG-register (www.bigregister.nl) gepubliceerd, met een zeer beperkte vermelding van de reden voor de oplegging. De tuchtrechtelijke maatregelen zijn vrij eenvoudig te vinden als in het (digitale) BIG-register wordt gezocht op de naam van de zorgverlener. De tuchtrechtelijke uitspraak wordt (slechts) in geanonimiseerde vorm gepubliceerd op de website www.tuchtrecht.overheid.nl. Het tuchtcollege kan bepalen dat opgelegde maatregel ook in de Staatscourant wordt bekendgemaakt en wordt aangeboden aan bepaalde tijdschriften. [verzoekster] heeft onweersproken gesteld dat de tuchtrechtelijke uitspraak in haar geval op alle manieren die de wet BIG voorschrijft is gepubliceerd. Voorts is van belang dat aan [verzoekster] een voorwaardelijke schorsing is opgelegd. [verzoekster] heeft terecht aangevoerd dat dit betekent dat het tuchtcollege het niet nodig heeft geacht om haar (tijdelijk) te schorsen en haar praktijk te sluiten en dat het dus niet aannemelijk is dat (potentiële) patiënten – het ‘publiek’ – aan enig bijzonder risico zijn blootgesteld als zij zich in haar praktijk laten behandelen.
4.13.
Ook het feit dat de informatie die via de koppeling wordt gevonden een registratie op een ‘ zwarte lijst ’ betreft is relevant voor de belangenafweging. Het begrip ‘ zwarte lijst ’ heeft een negatieve betekenis. De gangbare betekenis is immers een lijst waarop personen of instellingen worden geregistreerd die volgens de opsteller van de lijst moeten worden geboycot of gewantrouwd. Op de website van de AP worden ‘ zwarte lijsten ’ als volgt omschreven:
“Het doel van een zwarte lijst is om organisaties te waarschuwen voor bepaalde personen. Zo kunnen organisaties beoordelen of zij met die personen zaken willen doen. Bijvoorbeeld of zij die personen in hun winkel willen binnenlaten of in hun hotel willen laten overnachten. Op een zwarte lijst staan vaak strafrechtelijke gegevens of gegevens over ongewenst gedrag. Bijvoorbeeld dat iemand is veroordeeld voor winkeldiefstal of ernstige overlast heeft veroorzaakt.”
Ingevolge de Uitvoeringswet AVG is het niet zomaar toegestaan een zwarte lijst op te stellen en te gebruiken met persoonsgegevens over onrechtmatig of hinderlijk gedrag. Hiervoor moet een vergunning worden aangevraagd. Hoewel de rechtmatigheid van de ‘ zwarte lijst artsen ’ als zodanig in deze procedure niet voorligt – en de rechtbank deze bij gebrek aan informatie ook niet kan beoordelen – moeten er in het licht van de bepalingen in de Uitvoeringswet AVG (in het bijzonder artikel 33 lid 5) wel vraagtekens worden geplaatst bij de rechtmatigheid van die lijst. Dat de AP blijkens zijn reactie op het bemiddelings-verzoek van [verzoekster] kennelijk (vooralsnog) geen aanleiding heeft gezien om op te treden tegen (de opsteller en gebruiker van) de ‘ zwarte lijst artsen ’ doet hier niet aan af. Voorts is de ‘ zwarte lijst artsen ’, zoals [verzoekster] terecht heeft aangevoerd, niet representatief en daarmee geen betrouwbare bron van informatie, want slechts de namen van een vrij willekeurig deel van de zorgverleners aan wie een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, worden op de ‘ zwarte lijst artsen ’ opgenomen en op de lijst staan ook namen van zorgverleners die zich niet voor hun handelen bij de tuchtrechter hebben moeten verantwoorden.
4.14.
De Hoge Raad heeft in twee arresten het plaatsen van een naam van een arts op de ‘ zwarte lijst artsen ’ of een vergelijkbare lijst door SIN.NL en/of [naam 1] onrechtmatig geoordeeld (Hoge Raad 2 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX8122 en Hoge Raad 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2072). De omstandigheid dat het in die gevallen ging om artsen aan wie geen tuchtrechtelijke maatregel was opgelegd, betekent niet dat de volgende overweging van de AG voor het arrest van 2013 niet ook van belang is voor de beoordeling van het onderhavige verzoek:
“Het spreekwoord zegt dat hoge bomen veel wind vangen. Ook in de rechtspraak van het EHRM is wel het argument gebruikt dat personen die voor een publieke functie kiezen, zoals politici, verder gaande openbare kritiek moeten kunnen verdragen dan de gemiddelde burger. In dit verband wordt dikwijls als voorbeeld genoemd dat dezulken moeten verdragen dat zij door cabaretiers of in cartoons op de hak worden genomen, op spandoeken persoonlijk worden aangevallen of door de ondervrager tijdens een interview ‘stevig’ worden aangepakt. In dit geval gaat het niet om de publieke functie(s) die [verweerder] bekleedt, maar om zijn optreden als een arts die door een individuele patiënt wordt geconsulteerd. In die situatie kan m.i. niet worden gezegd dat hij geacht moet worden meer ‘weerbaar’ of ‘tolerant’ te zijn dan de gemiddelde burger. Weliswaar kan van een arts worden verlangd dat hij op een passend tijdstip verantwoording aflegt voor zijn professionele optreden jegens een individuele patiënt tijdens een consult (bijvoorbeeld in een medisch-tuchtrechtelijke procedure), maar dat is iets anders dan dat de arts in het openbaar het debat over het consult/de medische behandeling aangaat of beantwoordt: een arts is gebonden aan zijn professionele geheimhoudingsplicht en kan daarom in het openbaar niet altijd gedetailleerd reageren. (…)”.
Google heeft terecht gesteld dat [verzoekster] in zekere mate is aan te merken als een public figure. Zij neemt in het debat over de risico’s van [omschrijving product] een prominente rol in en heeft niet weersproken dat zij patiënten met klachten die mogelijk worden veroorzaakt door [omschrijving product] ook uitnodigt om zich door haar te laten behandelen. De omstandigheid dat [verzoekster] een rol speelt in het publieke debat is voor de beoordeling van haar verzoek echter niet doorslaggevend. Dit brengt – in lijn met wat de AG hierover heeft gezegd – niet met zich dat zij zich in het publieke debat ook over haar professionele optreden in een individueel geval steeds weer moet verantwoorden. Over dat handelen heeft zij immers bovendien reeds verantwoording afgelegd tegenover de tuchtrechter.
4.15.
Aan de stelling van Google dat [verzoekster] niet heeft onderbouwd dat zij van de koppelingen substantiële hinder ondervindt, wordt voorbijgegaan. Allereerst behoeft het geen betoog dat [verzoekster] er hinder van ondervindt dat een willekeurige (potentiële) patiënt die de naam van [verzoekster] om welke reden dan ook googelt, (vrijwel) meteen – vanwege de prominente plaats in de zoekresultaten – wordt geconfronteerd met de vermelding van de naam van [verzoekster] op de ‘ zwarte lijst artsen ’, waarvan de (niet officiële) status niet duidelijk is. Bovendien heeft [verzoekster] diverse publicaties van de artsenfederatie KNMG overgelegd waaruit blijkt dat de publicatie van een tuchtrechtelijke maatregel in (enkel) het BIG-register – door de KNMG ‘naming and shaming’ of een ‘digitale schandpaal’ genoemd – voor de artsen die het betreft een zo grote invloed heeft, zowel persoonlijk als professioneel, dat ruim de helft van hen heeft overwogen te stoppen met werken. Ook heeft [verzoekster] enkele reacties van (potentiële) patiënten die haar naam aantroffen op de ‘ zwarte lijst artsen ’ in het geding gebracht die het negatieve effect hiervan onderstrepen.
4.16.
Alles overwegend moet de conclusie zijn dat in dit geval geen sprake is van bijzondere omstandigheden die met zich brengen dat het recht van [verzoekster] op eerbiediging van haar privacy en haar persoonsgegevens moet wijken voor het belang van het publiek. De verwerking van de persoonsgegevens van [verzoekster] via de koppelingen is naar het oordeel van de rechtbank niet ter zake dienend en bovenmatig. [verzoekster] heeft er belang bij dat niet iedere keer dat iemand haar volledige naam invoert in de zoekmachine van Google (vrijwel) meteen de vermelding van haar naam op de ‘ zwarte lijst artsen ’ verschijnt, en dit belang legt meer gewicht in de schaal dan het belang van het publiek om deze informatie op die manier te kunnen vinden. In aanvulling op hetgeen hiervoor is overwogen geldt in dit geval immers dat (potentiële) patiënten – het ‘publiek’– die willen weten of aan [verzoekster] een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd deze informatie vrij eenvoudig kunnen vinden door het BIG-register te raadplegen. In die zin wijkt deze casus dan ook af van de zaak tegen de accountant (rechtbank Amsterdam 22 maart 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:3355) of de zaak tegen de journalist (rechtbank Amsterdam 24 december 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:9515).
4.17.
Dit betekent dat de vordering wordt toegewezen en dat Google wordt veroordeeld om de koppeling te verwijderen. Google heeft geen verweer gevoerd tegen de door [verzoekster] verzochte termijn van zeven dagen, zodat het in zoverre zal worden toegewezen als verzocht.
4.18.
Google heeft gewezen op haar vaste beleid bij een (veroordeling tot) verwijdering van enig zoekresultaat van de zoekmachine, dat inhoudt dat zij: 1) ervoor zal zorgen dat de desbetreffende zoekresultaten niet meer getoond worden aan gebruikers die vanuit Nederland zoeken, ongeacht welke versie van Google Search wordt gebruikt; 2) de zoekresultaten zal verwijderen van alle EU/EFTA-versies van Google Search (zoals naast Google.nl ook Google.be, Google.fr etc.). Nu [verzoekster] wat betreft dit beleid geen opmerkingen heeft gemaakt of bezwaren heeft geuit, zal de rechtbank beslissen dat de verwijdering overeenkomstig kan plaatsvinden.
4.19.
De rechtbank ziet geen grond om aan deze veroordeling als door [verzoekster] verzocht een dwangsom te verbinden. Google is immers vaker veroordeeld tot verwijdering van een bepaald zoekresultaat en niet gesteld of gebleken is dat zij ooit niet (‘vrijwillig’) aan een dergelijke veroordeling gevolg heeft gegeven.
4.20.
De rechtbank ziet aanleiding Google als verzocht in de proceskosten te veroordelen, alsmede in de nakosten. De proceskosten aan de zijde van [verzoekster] worden tot op heden begroot op:

4.21.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
5 De beoordeling
De rechtbank
5.1.
veroordeelt Google om binnen zeven (7) dagen na heden de koppelingen uit het zoekresultaat van de in de zoekmachine ingevoerde zoekopdracht ‘ [verzoekster] ’, te verwijderen op de, overeenkomstig het vaste beleid van Google, zoals hiervoor onder 4.18 weergegeven, wijze,
5.2.
veroordeelt Google in de proceskosten aan de zijde van [verzoekster] , tot op heden begroot op € 1.373,00,
5.3.
veroordeelt Google tot betaling van een bedrag van € 157,00 aan nakosten, te verhogen, onder de voorwaarde dat Google niet binnen veertien (14) dagen na aanschrijving vrijwillig aan deze beschikking heeft voldaan en betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 en de explootkosten van de betekening van de beschikking,
5.4.
verklaart de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Dudok van Heel, rechter, bijgestaan door mr. P.C.N. van Gelderen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2018.

Het bericht Rechter Dudok van Heel die falende arts Rita Kappel beschermt bij Google staat zelf op zwarte lijst

 verscheen eerst op SIN-NL.

Misleiding door Trouw: Wij kunnen fluiten naar werk, zeggen artsen op de digitale zwarte lijst

$
0
0

Commentaar  Mr Sophie Hankes, stichting SIN-NL
Hoe aantoonbaar onprofessioneel van journalist Dirk Waterval van Trouw.
Nooit bellen met journalisten altijd mailen, dan sta je sterk.
Dirk liet mij wel aanvullingen en correcties sturen op zijn concept, maar zond mij niet zijn definitieve tekst, noch de link naar zijn vandaag gepubliceerde artikel. Boodschap zoek het zelf maar uit….
Ik mailde hem dat de Rechtbank Groningen 25 september 2009, ECLI:NL:RBGRO:2009:BJ8795 uitdrukkelijk online publicatie van de zwarte lijst toestond en dat dit aan het artikel toegevoegd moest worden. Maar Dirk zweeg en verzweeg.
Dat betekent dat hij een belangrijk rechtsfeit verzwijgt, zie mijn email met vermelding hiervan dd 18 januari 2019, gedrag een journalist onwaardig.
Ook verzwijgt Dirk dat het tuchtcollege meestal een waarschuwing oplegt, die niet gepubliceerd wordt, dus de falende zorgverlener blijft anoniem en onbekend.
Dirk zwijgt ook over het feit dat medisch tuchtcolleges in minder dan 15% van de zaken een maatregel opleggen.
Meer info op www.medischtuchtcollege.org ook van de stichting SIN-NL.

Ook mailde ik dat deze rechter mr. R.A. Dudok van Heel zelf ook de zwartelijstartsen.nl  en nb en op de officiële zwarte lijst rechters van de stichting SIN-NL staat in verband met een uitermate aanvechtbaar vonnis van hem inzake de PIP borstimplantaten..
Rechter mr. R.A. Dudok van Heel had deze zaak in verband met belangenverstrengeling niet zelf mogen behandelen. Als juriste met specialisatie medisch recht concludeer ik dat dit vonnis derhalve nietig is.

Dirk Waterval ontvangt- als collega- journalist- uiteraard een verzoek om zsm zijn artikel alsnog met deze rechtsfeiten aan te vullen cq te rectificeren. Ook op Twitter zal aandacht aan deze zaak besteedt worden.
Het is overigens opmerkelijk dat falende zorgverleners zo weinig zelfreflectie vertonen, en geen of nauwelijks verantwoordelijkheid nemen voor hun falen, maar vooral het zo erg vinden dat zij op de zwarte lijst staan.
Is de klagende  bedrijfsarts “slachtoffer’ Jan Kees van Driel, zie www.bedrijfsartshouten.nl? Zou hij ooit excuses hebben aangeboden aan zijn slachtoffer, of zich ingezet hebben om zijn fout te herstellen? Wat heeft hij geleerd van zijn fout?

——————-

Trouw 19 januari 2019

Twee artsen die aan de digitale schandpaal zijn genageld, klagen: ‘Een serieverkrachter heeft recht op privacy, wij niet.’

De stem van de bedrijfsarts slaat ­direct om als hij hoort dat het een ­andere arts wél is gelukt: als je op haar naam googelt, verschijnt niet langer bovenaan de resultaten dat ze op de ‘zwarte lijst van artsen’ staat. Via de rechter kreeg deze chirurg het voor ­elkaar dat de zoekmachine haar moet vergeten, schreef Trouw gisteren. Haar privacy weegt volgens de rechtbank zwaarder dan het recht van ­patiënten om makkelijk aan informatie te komen over de beroepsgroep.

“Ik ga nú naar de supermarkt om de krant te kopen”, zegt de bedrijfsarts lachend. Even ervoor praatte hij nog verbeten over wat het met hem doet om zelf op die zwarte lijst te staan; de digitale schandpaal, noemt hij de internetlijst. Af en toe ontsnapte dan een krachtterm tussen zijn tanden door, die hij al pratend op elkaar hield.

Achter zwartelijstartsen.nl zit stichting SIN-NL, met als voorzitter juriste Sophie Hankes. Begin deze eeuw raakte zij invalide door een ­medische misser. Sinds 2009 zet ze namen van artsen, tandartsen en verpleegkundigen online die een maatregel opgelegd kregen van een tuchtcollege. Vaak gaat het om een berisping. Dat is zwaarder dan een gewone waarschuwing, maar er zitten geen concrete consequenties aan vast voor het werk van de arts.

Verbolgen

Ruim achthonderd namen telt de site, soms met de uitspraak van het tuchtcollege eronder. In het geval van de bedrijfsarts, omdat hij iemand ­arbeidsgeschikt had verklaard, zonder diegene daarvoor grondig genoeg te onderzoeken.

Nu staat een verwijzing naar de ­site van SIN-NL helemaal bovenaan de zoekresultaten van Google als je zijn naam intypt, net als bij de meeste mensen op die lijst. Hij is daar verbolgen over. “De eerste, de beste serieverkrachter heeft recht op anonimiteit, maar wij niet.” Hij krijgt psychotherapie om te leren omgaan met zijn notering op de lijst.

Als zzp’er schaadt het hem in zijn broodwinning, stelt hij. “Vanmorgen mailde nog een werkgever die weigerde de rekening te betalen. Ik had een werknemer van hem arbeidsongeschikt verklaard – voor de werkgever niet gunstig. Nu beroept hij zich op die zwarte lijst, met het idee dat mijn werk niet deugt.” Hij wil niet met zijn naam in de krant, uit angst nog meer klanten kwijt te raken.

Berisping

Ook een psycholoog die langer over een patiëntenrapport deed dan de afgesproken drie maanden kreeg een berisping. Daarom staat ook hij sinds 2017 op de lijst. Decennialang werd hij veelvuldig in de media opgevoerd als expert bij misdrijven. Toch is het eerste zoekresultaat op Google zijn pagina op die site van Sophie Hankes.

Verschillende advocaten van gedetineerden die hij zou onderzoeken, lieten eerlijk weten verder te kijken nadat ze zijn naam in Google invoerden. De psycholoog vraagt dan ook ­direct hoe de advocaat heet die het kennelijk voor elkaar kreeg een collega-arts door Google te laten vergeten.

Google gaat in hoger beroep tegen de uitspraak en volgens Hankes staat het bedrijf daarin ‘heel sterk’. Patiënten zijn afhankelijk van integere artsen die volgens de richtlijnen werken, stelt ze per mail. Ze beroept zich ­onder meer op vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid.

De volledige namen van de twee artsen zijn bekend bij de hoofdredactie. 

Lees ook:

Google moet berispte arts verwijderen uit zoekmachine

Een arts die op de vingers is getikt door het tuchtcollege moet verwijderd worden uit de zoekresultaten van zoekmachine Google. ‘Een baanbrekende uitspraak.’

De bedrijfsarts krijgt psychotherapie om te leren omgaan met zijn notering op de lijst

 

Het bericht Misleiding door Trouw: Wij kunnen fluiten naar werk, zeggen artsen op de digitale zwarte lijst verscheen eerst op SIN-NL.


Adrienne Cullen (1960-2018), een strijder voor openheid over medische missers

$
0
0
Eeuwig leven Adrienne Cullen

volkskrant 18 januari 2019

Pas twee jaar nadat Adrienne Cullen naar het ziekenhuis was gegaan, hoorde ze dat ze kanker had. Ernstig ziek ging ze de strijd aan met het ziekenhuis.

                                Adrienne Cullen. Beeld Guus Dubbelman / de Volkskrant

Vrijdag 13 april 2018 stond Adrienne Cullen op een podium in het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMC Utrecht), het ziekenhuis dat haar in 2011 na klachten over vochtverlies onderzocht en niet constateerde dat ze baarmoederhalskanker had. Haar gynaecoloog had de uitslag nooit gekregen.

Dat kwam pas twee jaar later aan het licht. De kanker was toen al uitgezaaid en terminaal. Het UMC Utrecht weigerde met haar rechtstreeks in contact te treden. Maar er was niet gerekend op Cullen, die samen met haar echtgenoot Peter Cluskey, correspondent van The Irish Times in Nederland, een ­gevecht met het onwillige ziekenhuis en de artsen aanging.

‘Onthutsend was wat er gebeurde, een aaneenschakeling van afhouden, wegkijken en lomp gedrag van het ziekenhuis’, schreef de Volkskrant na de bijeenkomst van 13 april. ‘Het is niet de fout die me het meest heeft geraakt’, zei Adrienne Cullen zelf, ‘maar het ­gebrek aan interesse van het ziekenhuis. Ze spraken niet met me, maar over me.’ De verantwoordelijke artsen mochten van het UMC Utrecht niet met haar praten, dat ging via advocaten. Die probeerden in ruil voor haar stilzwijgen de klacht af te kopen met een recordbedrag van 545 duizend euro. Ze koos voor de openbaarheid.

Op 13 april trok gynaecoloog Huub van der Vaart publiekelijk het boetekleed aan. ‘Ik ben de dokter die verantwoordelijk is voor de fout en dat doet pijn, elke dag.’ ­Cullen vertelde dat ze veel met hem en afdelingshoofd Arie Franx had gepraat, ver voordat het ziekenhuis excuses aanbood. De artsen voelden zich net als de ­patiënt slachtoffer van een niet-functionerend medisch systeem. Cullen ontdekte dat er geen alarmeringssysteem zat op ongebruikelijke uitslagen van het lab, zoals het geval had moeten zijn.

Aan haar ziekte kon na chemokuren, bestralingen en operaties niet veel meer worden gedaan.

Op 10 december 2018 kreeg ze voor haar strijd voor openbaarheid nog een eredoctoraat van de Universiteit Cork in haar geboorteland Ierland. Ze overleed drie weken later op oudjaarsavond in het Antoni van Leeuwenhoek-ziekenhuis in Amsterdam. Haar boek over de zaak – Deny, Dismiss, Dehumanize: What Happened When I Went to Hospital – kon ze nog net afmaken. Het zal zowel in het Engels als in het Nederlands verschijnen.

Cullen werd geboren in het graafschap Sligo in het westen van Ierland. Ze studeerde in Cork filosofie en sociologie. Hier ontmoette ze ook Cluskey, die als journalist voor de publieke omroep RTE werkte. Hij was de liefde van haar leven, maar ze zagen elkaar weinig. Hij reisde voor de televisie de ­wereld rond, zij voor het Iers/Amerikaanse softwarebedrijf CBT.

Cluskey: ‘In 2001 besloten we een sabbatical te nemen. In de Dordogne, niet ver van Bordeaux, ­zagen we ons droomhuis. We ­besloten dat te kopen en daar te blijven. Met freelance-activiteiten konden we een inkomen vergaren.’ Zo schreef Adrienne de bestseller Thursday’s Child over weeshuizen in Roemenië na de val van Ceausescu. In 2009 gingen ze in Voorschoten wonen. Adrienne had eerst een baan bij Contactivity in Leiden en later bij Booking.com in Amsterdam. Haar vriendin Sinead Hewson zegt dat ze wilde dat uit haar ziekte nog iets goeds kwam.

Onder de naam Adrienne ­Cullen-lezing zal het UMC Utrecht nu ieder jaar in april patiënten en medici laten vertellen over fouten die worden gemaakt.

De bedoeling is dat iedereen daarvan leert en dat daardoor de zorg ook veiliger zal worden. Openbaarmaking van medische fouten door het UMC Utrecht en andere ziekenhuizen moet haar belangrijkste nalatenschap zijn.

 

Het bericht Adrienne Cullen (1960-2018), een strijder voor openheid over medische missers verscheen eerst op SIN-NL.

Google vindt zwarte lijst arts chirurge Rita Kappel dankzij zwarte lijst rechter Dudok van Heel niet.

$
0
0

Plastisch chirurge Rita Kappel uit Zwolle staat, op de officiële zwarte lijst artsen van stichting SIN-NL online  met toestemming van Nederlandse rechter Rb. Groningen 25 september 2009, ECLI:NL:RBGRO:2009:BJ8795,  op grond van de  uitspraak Centraal Tuchtcollege 19 05 2016, zie hieronder, wegens geen of onvoldoende zorgverlening of onvoldoende informatie.
Mr W.C.E. baron van Lynden te Amsterdam is de advocaat van mevrouw Kappel.
Rechter Mr R. A. Dudok van Heel verbiedt Google om de vermelding van plastisch chirurge Rita Kappel uit Zwolle bij zwarte lijst artsen online te publiceren, in verband met het feit dat haar belang op privacy meer gewicht in de schaal legt dan het algemeen belang van publicatie….
Zeer opvallend en ook onrechtmatig verzwijgt Dudok van Heel het vonnis van de rechtbank Groningen, dd 25 sept. 2009, zie hierboven, waarin de rechter de online publicatie van zwartelijstartsen.nl toestaat en nb toestaat om de vermelding van falend neuroloog Kuks te handhaven. Let wel: Kuks werd niet voor de tuchtrechter gedaagd.
Mr Dudok van Heel, vermoedelijk ook van “edele afstamming” staat reeds op de officiële zwarte lijst rechters van de stichting SIN-NL  staat in verband met een uitermate aanvechtbaar vonnis van hem inzake de PIP borstimplantaten.zwartelijstrechters.org van SIN-NL en had deze zaak ivm belangenverstrengeling niet mogen behandelen.
Kan het zijn dat hier de “adellijke viendjes” , zowel advocaat als rechter- het recht heel “vriendelijk” toepassen ten gunste van falende artsen?
Is Nederland een bananenrepubliek of een rechtsstaat?
Waarom is het belang van een falend arts groter dan de belangen van 16 miljoen Nederlanders op informatie over falende artsen?

Lees ook:
-18 januari 2019 – Rechter Dudok van Heel die falende arts Rita Kappel beschermt bij Google staat zelf op zwarte lijst


-18 januari 2019 – Rechter laat Google zoekresultaten schrappen over berispte arts
-19 januari 2019 – Misleiding door Trouw: Wij kunnen fluiten naar werk, zeggen artsen op de digitale zwarte lijst


Naam
R.M. Kappel (Rita Margaret)
Geslacht
Vrouw
BIG-nummer
59044535801
Beroepsgroep
Artsen
Specialisme
Plastische chirurgie (plastisch chirurg) 
Zwolle
Aantekening
De inschrijving in het register van artsen is per 19 mei 2016 voorwaardelijk geschorst voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
De proeftijd is ingegaan op 19 mei 2016 en loopt tot en met 18 mei 2018.
De zorgverlener moet aan de volgende voorwaarden voldoen: deze zorgverlener mag zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maken aan enig handelen of nalaten dat in strijd is met de goede zorg die zij als plastisch chirurg behoort te betrachten dan wel in strijd is met het belang van de individuele gezondheidszorg. De maatregel is opgelegd vanwege: geen of onvoldoende zorgverlening en verstrekking van onvoldoende informatie.



Toevoeging 8 nov.2016:
Twee artsen bewijzen siliconen borstimplantaten in hersenen en ruggemerg


ECLI:NL:TGZCTG:2016:188 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.347

Klacht tegen plastisch chirurg werkzaam in particuliere kliniek. De plastisch chirurg heeft bij klaagster een explantatie-operatie (verwijderen borstprotheses) verricht. Na de operatie is een complicatie (nabloeding) opgetreden die door de plastisch chirurg met een hersteloperatie is verholpen. Na de hersteloperatie is klaagster overgebracht naar een regulier ziekenhuis. Klaagster heeft in 9 klachtonderdelen geklaagd over de postoperatieve nazorg die zij na de explantatie-operatie heeft gekregen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en aan de plastisch chirurg de maatregel van schorsing voor de duur van een jaar opgelegd. De plastisch chirurg is van die beslissing in beroep gekomen. Het Centraal Tuchtcollege heeft een aantal klachtonderdelen alsnog (gedeeltelijk) ongegrond verklaard en aan de plastisch chirurg de lagere maatregel opgelegd van voorwaardelijke schorsing voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaar.

Datum uitspraak: 19-05-2016

Datum publicatie: 19-05-2016 ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2016:188


C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2015.347 van:

A., plastisch chirurg, werkzaam te B.,

appellante, verweerster in eerste aanleg,

gemachtigde: mr. J.F. Rense, advocaat te Rotterdam.

tegen

C., wonende te D., verweerster in hoger beroep, klaagster in eerste aanleg, gemachtigde: de heer G.F.M. Kloppenburg verbonden aan Ottenschot Rechtshulp bij Letselschade te Almelo.

1.        Verloop van de procedure

C. – hierna klaagster – heeft op 14 oktober 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen A. – hierna de plastisch chirurg – een klacht ingediend. Bij beslissing van 7 augustus 2015, onder nummer 173/2014 heeft dat College de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en de plastisch chirurg daarvoor de maatregel van schorsing van de inschrijving in het register voor de duur van één jaar opgelegd en publicatie van de beslissing gelast.

De plastisch chirurg is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen.

Klaagster heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 8 maart 2016, waar zijn verschenen klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde de heer Kloppenburg voornoemd, en de plastisch chirurg, bijgestaan door mr. B.P.H. Leijnse, kantoorgenoot van mr. Rense voornoemd. Tevens was ter terechtzitting aanwezig de echtgenoot van klaagster.

Mr. Leijnse heeft een pleitnota overgelegd.

2.        Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken, waaronder het medisch dossier en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Verweerster is als plastisch chirurg werkzaam in het door haar gedreven zelfstandig behandelcentrum voor plastische chirurgie en healthcounseling. Voor operaties van haar patiënten huurt zij operatieruimte, in de onderhavige periode in de E.. Zij verzorgt zelf het benodigde operatiepersoneel.

Klaagster heeft zich tot verweerster gewend met het verzoek om haar siliconen borstprothesen te laten verwijderen, onder andere vanwege pijnklachten.

Op 29 april 2014 was het eerste consult. Verweerster heeft klaagster toen onderzocht en heeft haar geïnformeerd over de voorgenomen behandeling en de bijbehorende risico’s.

Op 7 juni 2014 rond 19.00 uur vond de operatie plaats in de E. te F.. Naast verweerster waren aanwezig anesthesioloog G., de anesthesieassistent, een instrumenterende OK-verpleegkundige en de omloop. Blijkens het operatieverslag was er sprake van een explantatie en capsulectomie.

Er werd begonnen met de rechterborst. De prothese was intact en werd verwijderd. Er werd een totale capsulectomie verricht. Dezelfde ingreep werd gedaan bij de linkerborst. Blijkens het OK- registratieformulier was einde OK om 20.40 uur. Nadat klaagster wakker werd, heeft zij tegen de recoveryverpleegkundige gezegd dat zij veel pijn had. Om 22.00 uur heeft verweerster klaagster gesproken. Verweerster heeft vervolgens op enig moment de kliniek verlaten. In de kliniek waren op dat moment de recoveryverpleegkundige, klaagster en de gastvrouw van de kliniek nog aanwezig.

De pijn werd heftiger en klaagster voelde zich niet in staat om naar huis te gaan.

Om 23.00 uur belde de recoveryverpleegkundige met verweerster omdat zij vermoedde dat er sprake was van een nabloeding. Verweerster was nog onderweg naar huis en is teruggegaan naar de kliniek.

Rond 00.30 uur heeft verweerster klaagster opnieuw geopereerd. Zij heeft hierbij onder plaatselijke verdoving de bloeding gestopt door onder meer vaten te doorsteken en te coaguleren. De recoveryverpleegkundige heeft hierbij geassisteerd.

De gastvrouw is eveneens aanwezig geweest bij de operatie. Verweerster heeft hierbij dezelfde haak gebruikt die zij ook bij de eerdere operatie had gebruikt. Deze haak is in alcohol gedesinfecteerd. De operatieheeft ongeveer anderhalf uur in beslag genomen.

Besloten werd dat klaagster in ieder geval tot de volgende ochtend in de kliniek zou blijven. Verweerster heeft de kliniek weer verlaten. Klaagster voelde zich die verdere nacht duizelig en naar. Rond 7.30 uur bij het ontbijt werd klaagster onwel met zweten en koude rillingen. Haar Hb werd gemeten maar de metingen (3,4/3,6, 4,5 en 6,2) waren niet eenduidig omdat het meetinstrument niet betrouwbaar was. Om 9.00 uur is er telefonisch contact geweest tussen de recoveryverpleegkundige en verweerster.

De anesthesioloog heeft zich begeven naar de kliniek.

Verweerster heeft vervolgens laten weten dat zij telefonisch contact had gehad met

dr. H. en dat klaagster per ambulance naar het ziekenhuis I. te J. zou worden vervoerd. De anesthesioloog schreef hiervoor een schriftelijke overdracht met het verzoek het Hb van klaagster te meten en te beoordelen of een bloedtransfusie nodig was.

Aangekomen in J. bleek er onduidelijkheid over de komst van klaagster. Zij werd gezien door een SEH-arts en naar de verpleegafdeling chirurgie overgebracht.

Op 9 juni 2014 werd klaagster daar gezien door plastisch chirurg dr. K.. Bij opname was haar Hb 5, een dag later 4,5 en weer een dag later 5. Omdat haar Hb steeg is besloten dat een bloedtransfusie niet meer nodig was en op 10 juni 2014 werden de drains en het infuus verwijderd en werd klaagster ontslagen.   

Verweerster heeft contact gezocht met klaagster om afspraken te maken voor de nacontroles. Op 16 juni 2014 heeft klaagster verweerster per e-mail bericht dat zij geen contact meer wilde.

3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerster -zakelijk weergegeven- het volgende:

1.    Zij had klaagster na de operatie niet alleen mogen laten en zij had het moment moeten kiezen waarop klaagster naar huis mocht. Tot die tijd had zij in de kliniek moeten blijven. Zij had dit niet mogen overlaten aan een verpleegkundige.

2.    Zij had direct na de melding van een nabloeding een ambulance moeten laten

bellen om klaagster te laten vervoeren naar een Spoedeisende Hulp in de directe omgeving. Zij nam grote risico’s door dit na te laten en zelf vanuit B. naar F. terug te komen.

3.    Zij verzuimde een operatieteam te mobiliseren inclusief een anesthesioloog.

4.    Zij was niet voorbereid op deze operatie en er bleek onvoldoende gedesinfecteerd operatiemateriaal beschikbaar te zijn.

5.    Zij kon niet opereren onder algehele narcose waardoor klaagster (te) veel heeft meegekregen van de hersteloperatie.

6.    Beide verpleegkundigen zijn geen operatieverpleegkundigen en zij kregen opdrachten om materiaal aan te reiken dan wel voor te bereiden waar ze onvoldoende bekend mee waren. Dat valt hun niet te verwijten. Zij hebben hun uiterste best gedaan.

7.    Na de tweede complicatie had verweerster klaagster sneller moeten doorsturen naar een ziekenhuis dat dichterbij lag. Zij had de kliniek niet mogen verlaten.

8.    Verweerster heeft blijkbaar geen overeenkomst met een ziekenhuis terwijl dit wel een verplichting is.

9.    Verweerster heeft onnodig veel risico’s genomen door klaagster zonder aankondiging en communicatie in te sturen naar het ziekenhuis in J.. Het medisch team daar was niet voorbereid op haar komst. 

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert -zakelijk weergegeven- het volgende aan.

Verweerster meent dat zij lege artis  te werk is gegaan. De operatie was goed gegaan en klaagster werd bewaakt door een ervaren recoveryverpleegkundige. Verweerster is de eerste uren nog gebleven en is altijd op haar mobiele nummer bereikbaar. Dat is overeenkomstig de door klaagster genoemde schriftelijke informatie.

Een nabloeding is een complicatie, die kan optreden en waar klaagster van te voren ook voor gewaarschuwd is. Die complicatie kan verweerster in de E. goed behandelen. Dit is onder plaatselijke verdoving gebeurd en met begeleiding van de ervaren verpleegkundige, die voldoende bekwaam is om de haak vast te houden. Verweerster heeft samen met deze verpleegkundige snel en adequaat de nabloeding verholpen. Anders dan klaagster stelt was verweerster niet onvoorbereid. Om geen tijd te verliezen heeft verweerster bij deze ingreep dezelfde haak gebruikt die zij eerder ook al had gebruikt. Dat zij de haak tussentijds voldoende met alcohol heeft gedesinfecteerd blijkt wel uit het feit dat er geen ontsteking is opgetreden. De reden dat verweerster dezelfde haak heeft gebruikt is dat er niet nog een gesteriliseerde operatieset voorhanden was. Dat is inmiddels aangepast in de praktijkvoering om een dergelijke situatie in de toekomst te voorkomen.

Verweerster heeft wel degelijk een overeenkomst, te weten met de maatschap Plastische Chirurgie van het Ziekenhuis I.. Verweerster heeft voorafgaand aan het insturen van klaagster contact gehad met de voorzitter van deze maatschap en dit afgestemd. Hij heeft vervolgens bevestigd dat klaagster was aangekomen. Dat de heer K. heeft gemeld dat zij niet op de hoogte waren van de komst van klaagster, vindt verweerster vervelend en zij begrijpt dat klaagster daarover ontstemd is. Verweerster meent evenwel dat haar hiervan geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het eerste klachtonderdeel is gegrond. Ter zitting heeft de recoveryverpleegkundige verklaard dat zij zelfstandig kan en mag bepalen op welk moment een patiënte in staat is om naar huis te gaan. Zeker wanneer, zoals hier, het de laatste patiënt betreft die nog niet naar huis is, komt het op haar neer om die inschatting te maken omdat het OK-team dan al is vertrokken. Verweerster heeft erkend dat de recoveryverpleegkundige zelfstandig beslist en dat, wanneer zij of de anesthesioloog nog in de kliniek is, zij het ontslag doorgaans wel samen bespreken of aftekenen. Het leggen van de verantwoordelijkheid over de beoordeling of een patiënte voldoende is opgeknapt van de operatie om naar huis te gaan in de handen van de recoveryverpleegkundige is in strijd met de vooraf gegeven patiëntinformatie en artikel 4.8 onder b van de Leidraad plastische chirurgie en esthetische behandelingen in particuliere klinieken (laatste revisie 5 april 2013) van de Nederlandse Vereniging van Plastische chirurgie (hierna: de leidraad). Deze leidraad geeft de actuele beroepsnormen weer van de beroepsgroep waartoe verweerster behoort en binden haar dus.

5.3

Ook het tweede klachtonderdeel is gegrond. Desgevraagd heeft de recoveryverpleegkundige verklaard dat zij verweerster [rond 23.00 uur, college] telefonisch heeft gemeld dat de borst van klaagster harder was en groter, maar dat zij geen diagnose kon stellen. Verweerster heeft verklaard dat zij direct nadat de recoveryverpleegkundige haar had gezegd dat er een nabloeding was, rechtsomkeert heeft gemaakt. Niet is echter gebleken dat verweerster heeft uitgevraagd hoe de toestand van klaagster op dat moment was noch dat de verpleegkundige op dat moment metingen (bloeddruk, hartslag, pijn) had verricht om de ernst van de situatie in te kunnen schatten. Verweerster was al bijna thuis zodat zij zeker een uur onderweg zou zijn (F.-B., ongeveer 85 km). Door zich niet te vergewissen van de toestand van klaagster terwijl zij wist dat het nog geruime tijd zou duren voordat zij ter plaatse was en zou kunnen opereren, heeft zij onverantwoorde risico’s genomen. Daar komt bij dat verweerster heeft verzuimd adequate voorbereidingen te treffen voor de behandeling van de nabloeding. Zo heeft zij het operatieteam niet terstond opgeroepen, terwijl onvoldoende is gebleken dat dat onmogelijk was of nutteloos. Het enkele feit dat verweerster nabloedingen nu eenmaal altijd zelf opereert, doet aan het voorgaande niet af.

5.4

Ook het derde klachtonderdeel treft doel. Een nabloeding dient operatief te worden behandeld en daarom dient er bevoegd en bekwaam personeel aanwezig te zijn om die operatie uit te voeren. Dat personeel was niet aanwezig. Verweerster heeft zich tijdens de operatie, die lang heeft geduurd en waarbij meerdere keren plaatselijke verdoving is gegeven, laten assisteren door de recoveryverpleegkundige die naar eigen zeggen geen ervaring en geen opleiding heeft om bij een OK te assisteren.

De verpleegkundige heeft geassisteerd door de spreidhaak vast te houden en benodigdheden aan te reiken, zoals hechtdraad. Daarbij is het zeer de vraag of de verpleegkundige op de hoogte was van en heeft voldaan aan de vereiste hygiëneregels (vgl. artikel 4.2 van de leidraad).

5.5

Vaststaat dat de gebruikte haak niet volgens de daarvoor geldende hygiëneregels is gedesinfecteerd zodat ook klachtonderdeel 4 in zoverre slaagt. Omdat het college wel wil aannemen dat het operatief verhelpen van een nabloeding voor verweerster routine is, kan niet worden geoordeeld dat verweerster zelf onvoldoende op de operatie was voorbereid. In zoverre faalt dit klachtonderdeel.

5.6

Het vijfde klachtonderdeel is gegrond in die zin dat verweerster naar eigen zeggen vanaf 2008 een beleid voert bij nabloedingen dat in de beroepsgroep zeer ongebruikelijk is. Nabloedingen na een operatie waar een grote wond is gemaakt, worden in de beroepsgroep operatief onder algehele narcose verholpen. Bij het verwijderen van een borstprothese ontstaat een grote wond in de borst en een nabloeding is een normale complicatie. Lokale anesthesie, zoals door verweerster toegepast, wordt in de beroepsgroep niet voorgestaan vanwege de daaraan verbonden risico’s bij aanmerkelijk bloedverlies en instabiliteit van de patiënte, het ongemak van de patiënte, die immers de operatie meemaakt, en de vooraf moeilijk in te schatten duur van de operatie. In dit geval hebben deze risico’s zich allemaal verwezenlijkt: naar inschatting van de anesthesioloog heeft klaagster anderhalf tot twee liter bloed verloren, heeft de operatie ongeveer anderhalf uur geduurd en is klaagster getraumatiseerd door het moeten meemaken van de operatie. Volgens klaagster heeft de operatie niet alleen lang geduurd, maar heerste er een gespannen, paniekerige sfeer, had verweerster moeite de bloeding te stoppen, is gezegd dat er onvoldoende gesteriliseerd operatiemateriaal was, werden de recoveryverpleegkundige en de gastvrouw regelmatig toegesnauwd als ze iets niet direct konden vinden en heeft verweerster aan het einde gezegd dat het voor haar ook een spannende operatie was. Een en ander heeft verweerster niet (voldoende) bestreden. Ook is onvoldoende bestreden dat klaagster tijdens de operatie af en toe wegzakte (‘gevoel flauw te vallen’) en trillend op de operatietafel lag. Volgens verweerster ‘moest zij roeien met de riemen die zij had’, daarbij uit het oog verliezend dat zij zelf de volstrekt ontoereikende omstandigheden waarin zij verkeerde, heeft veroorzaakt, althans heeft laten bestaan en desalniettemin besloten heeft de operatie toch zo uit te voeren.

5.7

Uit het voorgaande volgt dat ook klachtonderdeel 6 slaagt omdat verweerster zich heeft laten bijstaan door de recoveryverpleegkundige die als onbevoegd en onbekwaam moet worden beschouwd om assistentie te verlenen. Omdat niet is komen vast te staan de stelling van klaagster dat de gastvrouw, die geen zorgopleiding heeft genoten, ook assistentie heeft verleend, is het klachtonderdeel in zoverre ongegrond. Wat de operatie en de organisatie ervan betreft, is het het college nog opgevallen dat er van de tweede OK niet eerder verslag is gemaakt dan nadat verweerster dat alsnog op verzoek van het college heeft opgesteld en dat er geen time-out-procedure heeft plaatsgevonden.

5.8

Om klachtonderdeel 7 – had verweerster klaagster in de ochtend naar de dichtstbijzijnde SEH moeten sturen in plaats van naar J. – te kunnen beoordelen, dient het college zich een beeld te kunnen vormen van de toestand op dat moment van klaagster. Daartoe ontbreken voldoende gegevens. Uit de summiere aantekeningen van de recoveryverpleegkundige maakt het college op dat het Hb is gemeten, maar niet is gebleken dat aantekening is gehouden over bloeddruk, hartslag, pijnbeleving en algemene toestand of dat tensie en pols tussentijds gemeten zijn na de tweede OK. In zijn overdrachtformulier tekent de anesthesioloog aan dat een Hb van 3,4 is gemeten en dat klaagster ‘niet tachycard is wel bleek, klam en heeft last van duizeligheid’ zodat het wel aannemelijk is dat klaagster er niet best aan toe was, maar niet kan worden geconcludeerd dat er sprake was van acute nood. De verslaglegging is daarvoor te summier. Daarom kan niet worden geoordeeld dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door het ertoe te leiden dat klaagster werd opgenomen in het ziekenhuis in J.. In hetzelfde klachtonderdeel verwijt klaagster verweerster dat zij na de tweede OK naar huis is gegaan. Voor het oordeel daarover verwijst het college naar 5.2. Omdat er geen adequaat operatieverslag is en geen aantekening is gehouden van de toestand van patiënte na de tweede OK, kan het college niet vaststellen of het verantwoord was klaagster na de tweede OK aan de zorg van de recoveryverpleegkundige over te dragen of dat verweerster zekerheidshalve in de kliniek beschikbaar had moeten blijven.

5.9

Wel oordeelt het college de overeenkomst die verweerster heeft gesloten met de maatschap van dr. H. ontoereikend om te kunnen voldoen aan het vereiste van artikel 5.2.a van de leidraad. Hierin staat immers dat de kliniek, in deze verweerster, moet zorgen voor een overeenkomst met een regulier ziekenhuis voor calamiteiten en noodgevallen. Een overeenkomst met een ziekenhuis in J. kan niet voorzien in acute zorg omdat de afstand tussen F. en J. (ongeveer 75 km) eenvoudig te groot is voor spoedgevallen. Klachtonderdeel 8 treft daarom doel.

5.10

Zoals hiervoor onder 5.8 is geoordeeld, is verweerster wegens gebrek aan voldoende informatie niet te verwijten dat zij klaagster naar het ziekenhuis in J. heeft gestuurd. Verweerster heeft dr. H. ingelicht over de komst van klaagster en de anesthesioloog heeft een overdracht geschreven. De omstandigheid dat bij aankomst in J. de SEH noch de maatschap van dr. H. ervan op de hoogte was dat er een overeenkomst was met het instituut van verweerster en/of de komst van klaagster, heeft verweerster niet veroorzaakt. Zij heeft er kennelijk op vertrouwd dat dr. H. de benodigde informatie zou doorgeven aan zijn collega’s en de SEH. Dit een en ander levert geen tuchtrechtelijk verwijt op. Klachtonderdeel 9 is daarom ongegrond.

5.11

Uit het voorgaande volgt dat verweerster de organisatie van de door haar verleende zorg niet op orde heeft, onnodig veel en ernstige risico’s heeft gelopen door haar handelwijze en zich niet houdt aan de voor haar beroepsgroep geldende normen. Desgevraagd heeft verweerster geen genoegzame verklaringen gegeven voor het beleidsmatig afwijken van die normen (wat betreft de lokale anesthesie en een overeenkomst voor spoedeisende hulp) en het afwijken in dit geval (OK zonder bevoegd personeel, hygiëneregels niet nageleefd). Verder heeft het college moeten constateren dat verweerster geen inzicht heeft in haar kwalijke handelen. Integendeel, zij blijft overtuigd van de juistheid van haar handelen en beleid. In de praktijkvoering heeft zij wel enkele verbeteringen doorgevoerd, namelijk dat zij of de anesthesist aanwezig blijft in de kliniek totdat de laatste patiënt is ontslagen en dat er steeds een extra set gesteriliseerd operatiemateriaal aanwezig is. Verder laat zij patiënten ‘tekenen’ voor de behandeling van nabloedingen onder lokale anesthesie, kennelijk vanuit de onjuiste veronderstelling dat dit haar een vrijbrief geeft voor haar ongebruikelijke handelwijze.

5.12

Omdat het college geen aanknopingspunten heeft ontdekt die bij verweerster tot de noodzakelijk geachte verandering van haar gedrag en opvattingen zouden kunnen leiden, en verweersters handelen als bijzonder laakbaar, onzorgvuldig en onprofessioneel dient te worden gekwalificeerd, kan niet worden volstaan met een beperkte maatregel. Verder betrekt het college bij het opleggen van de maatregel de waarschuwing die verweerster in 2012 van dit college heeft gekregen vanwege een onzorgvuldig uitgevoerde borstoperatie (zaak 275/2011). Daar komt nog bij dat verweerster in haar slotwoord heeft verklaard in het vervolg exact hetzelfde te blijven doen als wat zij in het onderhavige geval heeft gedaan, maar haar patiënten beter te gaan selecteren. In de optiek van verweerster, ook blijkend uit haar brief d.d.

6 augustus 2014 aan de huisarts van klaagster met cc aan klaagster, is het onderhavige geval immers aan klaagster te wijten. Deze mededeling was voor klaagster, die tobt met een posttraumatisch stressstoornis vanwege het onprofessionele handelen van verweerster, zichtbaar krenkend. Ook het college vond dit laatste woord van verweerster schokkend.

5.13

Op grond van al het bovenstaande is het college van oordeel dat een onvoorwaardelijke schorsing voor de maximale duur van een jaar recht doet aan de ernst van het falen in menig opzicht van verweerster. Daarnaast zal het college de publicatie van deze beslissing gelasten”.

3.        Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.

4.        Beoordeling van het hoger beroep

Omvang hoger beroep

4.1       De in eerste aanleg door klaagster ingediende klacht bestaat uit negen klachtonderdelen. Het verwijt van klaagster dat de plastisch chirurg klaagster sneller had moeten doorsturen naar een ziekenhuis dat dichterbij lag en de kliniek niet had mogen verlaten (klachtonderdeel 7) en haar verwijt dat de plastisch chirurg onnodig veel risico’s heeft genomen door klaagster zonder aankondiging en communicatie in te sturen naar het ziekenhuis te J., waar het medisch team niet was voorbereid op haar komst (klachtonderdeel 9), zijn in hoger beroep niet meer aan de orde, nu tegen de ongegrondverklaring van deze klachtonderdelen geen hoger beroep is ingesteld.

4.2       De plastisch chirurg is in hoger beroep gekomen van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege ter zake van de klachtonderdelen 1 tot en met 6 en 8. Het hoger beroep strekt ertoe dat deze klachtonderdelen alsnog geheel of gedeeltelijk ongegrond worden verklaard en beoogt voorts – bij gegrondverklaring van de klacht – de oplegging van een minder zware maatregel dan de in eerste aanleg door het Regionaal Tuchtcollege aan de plastisch chirurg opgelegde maatregel van schorsing van de inschrijving in het BIG-register voor de duur van één jaar.

4.3       Klaagster heeft verweer gevoerd en heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.4       Het Centraal Tuchtcollege overweegt als volgt.

Klachtonderdeel 1 (ontslag en achterwacht arts)

4.5       Wat betreft de zorg voor klaagster na de explantatie-operatie van 7 juni 2014 (verwijdering van borstprothesen) en het ontslag overweegt het Centraal Tuchtcollege als volgt.

4.6       De operatie van klaagster heeft plaatsgevonden in de E. te F., een particuliere kliniek waar de plastisch chirurg namens het L. operatieruimte had gehuurd voor (onder meer) het verrichten van bovengenoemde explantatie-operatie van klaagster. Deze operatie begon rond 19.00 uur en eindigde om 20.40 uur. Daarna is klaagster naar de verkoeverkamer gebracht, waar zij onder controle stond van de anesthesioloog en werd bewaakt door de recovery-verpleegkundige. Vervolgens is klaagster overgebracht naar de verpleegafdeling. Om 22.00 uur is de plastisch chirurg bij klaagster aan het bed geweest, waarna de plastisch chirurg haar akkoord heeft gegeven voor klaagsters ontslag. Het Centraal Tuchtcollege heeft geen, althans onvoldoende, aanknopingspunten dat de door de plastisch chirurg gevolgde ontslagprocedure niet zou voldoen aan de ontslagprocedure als omschreven in artikel 4.8 van de Leidraad plastische chirurgie en esthetische behandelingen in particuliere klinieken (laatste revisie 5 april 2013) van de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie (hierna de Leidraad). De plastisch chirurg heeft vervolgens – zoals te doen gebruikelijk – aan de (recovery-)verpleegkundige doorgegeven dat klaagster naar huis mocht, zodra klaagster zich goed genoeg voelde en er geen sprake was van aanwijzingen dat zij nog niet in staat was naar huis te gaan. Daarmee is de plastisch chirurg niet afgeweken van de standaard.

4.7       Na het ontslag van klaagster heeft de plastisch chirurg haar werkzaamheden afgerond en heeft zij de E. verlaten om naar huis te gaan. Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat na operaties altijd complicaties mogelijk zijn. De plastisch chirurg dient dan ook bij iedere operatieve ingreep voorbereid te zijn op eventuele complicaties en bij de organisatie van de zorg voor haar patiënten, zolang die verblijven in de kliniek, ervoor zorg te dragen dat patiënten – mocht zich een complicatie voordoen – binnen een aanvaardbare termijn door een (andere) arts kunnen worden gezien. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege had de plastisch chirurg (als directeur van het L.) de zorg niet zo georganiseerd dat klaagster, nadat de plastisch chirurg de E. had verlaten, binnen een aanvaardbare termijn door een arts kon worden gezien. Immers, met het verlaten van de E. door de plastisch chirurg kwam de algemene (medische) zorg voor klaagster – die na haar ontslag nog op de verpleegafdeling verbleef – te liggen bij het enige op dat moment nog in de E. aanwezige medische personeelslid van het L., te weten de (recovery-)verpleegkundige. Hoewel het Centraal Tuchtcollege zonder meer aanneemt dat de betreffende (recovery-)verpleegkundige zeer ervaren is in het bewaken van patiënten, is zij geen arts. Voorts is komen vast te staan (zie hierna onder 4.16) dat het L. geen afdoende schriftelijke afspraak had met een nabijgelegen regulier ziekenhuis op basis waarvan patiënten – bij afwezigheid van de plastisch chirurg of de enige andere arts (anesthesioloog) van het L. – bij calamiteiten of noodgevallen steeds door een arts in een ziekenhuis zouden kunnen worden opgevangen. Daarbij is ter zitting in hoger beroep gebleken dat de plastisch chirurg zelf op 80 kilometer afstand van de E. woont. Aldus ontbreekt het in de organisatie van het L. structureel aan een adequate regeling op basis waarvan bij eventuele complicaties de continuïteit van de nazorg voor de patiënt verzekerd is, zoals bepaald in artikel 5.1 van de Leidraad. Bezien tegen deze achtergrond had de plastisch chirurg op 7 juni 2014 als laatst aanwezige arts in de E. de zorg voor klaagster niet aan de (recovery-)verpleegkundige mogen overlaten, hoe ervaren laatstgenoemde ook was. Door aldus te handelen is de plastisch chirurg tekortgeschoten in de zorg die zij als plastisch chirurg (en als directeur van het L.) aan klaagster had behoren te verlenen.

4.8       De omstandigheid dat er bij het ontslag van klaagster om 22.00 uur geen sprake was van bijzonderheden die duidden op een mogelijke nabloeding of een andere complicatie, maakt dit niet anders. Ook het feit dat de plastisch chirurg de E. pas heeft verlaten nadat klaagster al officieel was ontslagen, doet aan het voorgaande niet af, nu klaagster de E. nog niet had verlaten en klaagster nog aan de (algemene) zorg van het L. was onderworpen.

4.9       Dit betekent dat het Centraal Tuchtcollege evenals het Regionaal Tuchtcollege het eerste klachtonderdeel gegrond acht, zij het op andere gronden.

Klachtonderdeel 2 (beoordeling spoedeisendheid bij complicatie; inschakelen spoedeisende hulp of zelf oplossen)

4.10     Nadat de plastisch chirurg de E. had verlaten is zij onderweg naar huis in de auto gebeld door de (recovery-)verpleegkundige met de mededeling dat klaagsters pijn toenam, dat de ene borst dikker was dan de andere en dat sprake zou kunnen zijn van een nabloeding. Nabloedingen na explantaties komen vaker voor en zijn niet per definitie spoedeisend. Dit blijkt ook uit het gegeven dat het verhelpen van een nabloeding na een explantatie voor de plastisch chirurg een routine operatie is.

De (recovery-)verpleegkundige maakte geen melding van bijzonderheden, bijvoorbeeld van shock of van wegvallen van klaagster. De melding van de

(recovery-)verpleegkundige wees dan ook niet op een acute situatie bij klaagster.

Met het Regionaal Tuchtcollege is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat het in zijn algemeenheid aanbeveling verdient de toestand van de patiënt (bloeddruk, hartslag en pijn) nader uit te vragen om zo de ernst van de situatie beter te kunnen inschatten. In het onderhavige geval acht het Centraal Tuchtcollege het echter niet verwijtbaar dat de plastisch chirurg dat niet heeft gedaan.

De (recovery-)verpleegkundige is – mede vanwege haar jarenlange werkzaamheden in die functie(s) in een kliniek in M. – zeer ervaren in het zelfstandig op urgentie beoordelen van patiënten. Ook werkten de plastisch chirurg en de

(recovery-)verpleegkundige op dat moment al ongeveer een jaar nauw samen in hetL.. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege mocht de plastisch chirurg dan ook afgaan op de inschatting van de recovery-verpleegkundige dat er geen sprake was van een acute situatie.Onder voormelde omstandigheden was er voor de plastisch chirurg geen aanleiding om direct na de melding van een mogelijke nabloeding door de (recovery-)verpleegkundige een ambulance te (laten) bellen om klaagster te laten vervoeren naar een Spoedeisende Hulp Afdeling van een regulier ziekenhuis in de directe omgeving. Evenmin kan worden gezegd dat de plastisch chirurg (te) grote risico’s heeft genomen door geen ambulance te bellen toen zij gebeld werd door de (recovery-)verpleegkundige, en te besluiten  terug te keren naar de E. te F. om de nabloeding zelf operatief te verhelpen.

4.11     Dit betekent dat het Centraal Tuchtcollege – anders dan het Regionaal Tuchtcollege – het tweede klachtonderdeel ongegrond acht.

Klachtonderdeel 3 (hersteloperatie onder lokale verdoving of mobiliseren volledig operatieteam, inclusief een anesthesioloog).

4.12     Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting in hoger beroep is voor het Centraal Tuchtcollege komen vast te staan dat de organisatie van de operatieve nazorg van patiënten van het L. standaard is ingesteld op het verrichten van ingrepen onder lokale anesthesie. In de operatiekamer wordt de lokale verdoving door de plastisch chirurg zelf toegediend, waarbij de plastisch chirurg wordt bijgestaan door een operatieassistente. Anders dan het Regionaal Tuchtcollege acht het Centraal Tuchtcollege het niet aanstonds onverantwoord dat een hersteloperatie ter behandeling van een complicatie van een nabloeding na een explantatie-operatie onder lokale verdoving wordt uitgevoerd. In dit licht bezien kan de plastisch chirurg niet worden verweten dat zij niet meteen na de melding van een nabloeding is overgegaan tot het mobiliseren van een volledig operatieteam inclusief een anesthesioloog. Anders dan het Regionaal Tuchtcollege acht het Centraal Tuchtcollege dit klachtonderdeel dan ook ongegrond.

Klachtonderdeel 4 ((on)voldoende voorbereid op hersteloperatie)

4.13     Wat betreft de klacht dat de plastisch chirurg niet was voorbereid op de hersteloperatie, overweegt het Centraal Tuchtcollege als volgt. De plastisch chirurg heeft in de procedure in hoger beroep erkend dat zij bij de hersteloperatie geen beschikking had over een gesteriliseerde operatiehaak en dat zij de eerder gebruikte operatiehaak opnieuw heeft moeten reinigen en desinfecteren alvorens de hersteloperatie te kunnen uitvoeren. Ook heeft zij erkend dat zij bij de hersteloperatie – anders dan te doen gebruikelijk – niet werd bijgestaan door een operatie-assistente, maar in plaats daarvan werd geassisteerd door de nog in de E. aanwezige (recovery-)verpleegkundige. In die zin was de voorbereiding op de hersteloperatie, zowel wat betreft de daarvoor vereiste instrumenten als wat betreft de vereiste personele bezetting, niet adequaat. Niet is gebleken dat de plastisch chirurg zelf onvoldoende op de hersteloperatie was voorbereid. Nabloedingen na explantaties komen vaker voor en het verhelpen daarvan is voor de plastisch chirurg een routine-operatie. Er zijn geen aanwijzingen dat de plastisch chirurg niet bevoegd of bekwaam zou zijn deze ingreep zelfstandig uit te voeren. In zoverre is dit klachtonderdeel dan ook ongegrond. Dit betekent dat het Centraal Tuchtcollege evenals het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat dit klachtonderdeel gedeeltelijk gegrond is.

Klachtonderdeel 5 (informed consent en hersteloperatie onder lokale of algehele verdoving)

4.14     Zoals reeds is overwogen bij de bespreking van klachtonderdeel 3 acht het Centraal Tuchtcollege het niet aanstonds onverantwoord dat een hersteloperatie ter behandeling van een complicatie van een nabloeding na een explantatie-operatie onder lokale verdoving wordt uitgevoerd. In die zin stuit het bij het Centraal Tuchtcollege niet op bezwaren dat klaagsters hersteloperatie onder lokale verdoving is uitgevoerd. Wel had de plastisch chirurg voorafgaand aan de herstelingreep klaagster expliciet moeten informeren dat zij voornemens was de herstelingreep onder lokale verdoving uit te voeren en dat de mogelijkheid bestond om de ingreep onder algehele narcose te laten plaatsvinden. In dat geval had klaagster voorafgaand aan de herstelingreep – en geïnformeerd –  zelf kunnen bepalen of zij al dan niet iets van de operatie wilde ‘meemaken’. Door na te laten aan klaagster deze keuzemogelijkheid te bieden en door klaagster als een vaststaand feit met een ingreep onder lokale verdoving te confronteren, is de plastisch chirurg tekortgeschoten in de zorg voor klaagster. In die zin acht het Centraal Tuchtcollege dit klachtonderdeel gegrond.

Klachtonderdeel 6 (onbevoegde en onbekwame operatie assistente(s))

4.15     Zoals reeds overwogen bij de bespreking van klachtonderdeel van 4 heeft de plastisch chirurg erkend dat zij bij de hersteloperatie – anders dan te doen gebruikelijk – niet werd bijgestaan door een operatie-assistente, maar in plaats daarvan werd geassisteerd door de nog in de E. aanwezige (recovery-)verpleegkundige. Niet in geschil is dat de (recovery-)verpleegkundige gedurende de hersteloperatie de spreidhaak heeft vastgehouden en benodigdheden, waaronder hechtdraad, heeft aangereikt. Het Centraal Tuchtcollege heeft in hoger beroep vastgesteld dat de betreffende (recovery-)verpleegkundige niet bevoegd of bekwaam was om als operatie-assistente bijstand te verlenen bij de hersteloperatie. Daarbij gaat het Centraal Tuchtcollege ervan uit dat de (recovery-)verpleegkundige niet op de hoogte was van de hygiëneregels als bedoeld in artikel 4.2 van de Leidraad. Het Centraal Tuchtcollege heeft niet kunnen vaststellen of de hygiëneregels al dan niet zijn gevolgd. Dat de plastisch chirurg naast de (recovery-)verpleegkundige tijdens de herstelingreep eveneens zou zijn bijgestaan door de gastvrouw van het L., die, zoals klaagster heeft aangevoerd, geen enkele zorgopleiding heeft genoten, is niet komen vast te staan. Uit het voorgaande volgt dat het Centraal Tuchtcollege, evenals het Regionaal Tuchtcollege, dit klachtonderdeel in zoverre gegrond verklaart.

Klachtonderdeel 8 (ontbreken overeenkomst met nabijgelegen regulier ziekenhuis voor opvang noodgevallen)

4.16     Met het Regionaal Tuchtcollege is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat de afspraak die de plastisch chirurg namens het L. heeft gemaakt met dr. H. van de Maatschap Plastische Chirurgie van het Ziekenhuis I. te J., zoals blijkt uit de brief van 20 november 2013, niet kan worden aangemerkt als een schriftelijke afspraak omtrent de opvang in een regulier ziekenhuis voor onder meer calamiteiten en noodgevallen als bedoeld in artikel 5.2 sub a van de Leidraad. De afstand van de E. in F. naar het I. ziekenhuis te J. (75 km) is eenvoudigweg te groot om in spoedgevallen in acute zorg te kunnen voorzien. De plastisch chirurg heeft dit ter zitting in hoger beroep erkend. Dit klachtonderdeel is gegrond.

4.17     Uit het voorgaande volgt dat het Centraal Tuchtcollege evenals het Regionaal Tuchtcollege de klachtonderdelen 1 (over ontslag en achterwacht arts), 6 (over onbevoegde en onbekwame operatieassistente(s)) en 8 (over ontbreken overeenkomst met nabijgelegen regulier ziekenhuis voor opvang noodgevallen) gegrond acht en het klachtonderdeel 4 (onvoldoende voorbereid zijn op hersteloperatie) gedeeltelijk gegrond acht, en dat het Centraal Tuchtcollege – anders dan het Regionaal Tuchtcollege – de klachtonderdelen 2 (over beoordeling spoedeisendheid bij complicatie en inschakelen spoedeisende hulp of zelf oplossen) en 3 (over hersteloperatie onder lokale verdoving of mobiliseren volledig operatieteam, inclusief een anesthesioloog) geheel ongegrond en klachtonderdeel 5 (informed consent en hersteloperatie onder lokale of algehele verdoving) gedeeltelijk gegrond acht.

Maatregel

4.18     Al met al is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat de plastisch chirurg ernstig tuchtrechtelijk verwijtbaar is tekortgeschoten in de zorg ten opzichte van klaagster. De organisatie van de operatieve nazorg in het L. laat duidelijk te wensen over. Uit de stukken komt een beeld naar voren van een particuliere kliniek (zelfstandig behandelcentrum) met een beperkte bezetting van medisch personeel, waarvan de organisatie van een adequate nazorg in geval van complicaties kwetsbaar afhankelijk is van de aanwezigheid van de plastisch chirurg en de bereidheid van het overige medische personeel om ingeval van een last-minute oproep naar de kliniek te komen. Daarbij ontbreekt het structureel aan een adequate regeling op basis waarvan bij eventuele complicaties de continuïteit van de nazorg voor de patiënt door een arts van een nabijgelegen regulier ziekenhuis verzekerd is. Ook is de organisatie te zeer ingesteld op operatieve nazorg op basis van lokale verdoving, waarbij de mogelijkheid om na een complicatie onder algehele verdoving te worden geopereerd niet standaard als alternatief aan de patiënt kan worden aangeboden of met de patiënt wordt besproken. In die zin is de postoperatieve nazorg van het L., van welk instituut de plastisch chirurg directeur is,, uitgaande van de situatie ten tijde van de operatie van klaagster, onvoldoende op orde.

4.19     Uit een oogpunt van adequate zorgverlening acht het Centraal Tuchtcollege de maatregel van voorwaardelijke schorsing van de inschrijving in het BIG-register voor de duur van vier maanden onder de hierna in het dictum vermelde algemene voorwaarde passend en geboden. Daarbij heeft het Centraal Tuchtcollege in acht genomen dat in hoger beroep een aantal klachtonderdelen (2, 3 en 5), anders dan in eerste aanleg, niet of slechts gedeeltelijk gegrond zijn verklaard. Voor zover deze maatregel moet worden aangemerkt als een relatieve verzwaring van de aan de plastisch chirurg opgelegde maatregel ten opzichte van de door het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg aan de plastisch chirurg opgelegde maatregel, overweegt het Centraal Tuchtcollege dat het met eenparigheid van stemmen tot dit oordeel is gekomen (artikel 74 lid 5 Wet BIG). Het Centraal Tuchtcollege beoogt met voormelde maatregel aan de plastisch chirurg een duidelijk signaal af te geven om aldus te voorkomen dat patiënten nog verder aan een structureel tekortschietende organisatie van de operatieve nazorg in het L. worden blootgesteld.

4.20     Het Centraal Tuchtcollege trekt op grond van de stukken en de behandeling in hoger beroep niet in twijfel dat de plastisch chirurg vakbekwaam is, dat zij het beste met haar patiënten voor heeft en dat zij ook bijzonder betrokken is bij haar patiënten. Voorts heeft het Centraal Tuchtcollege kunnen vaststellen dat de plastisch chirurg naar aanleiding van het onderzoek van de Inspectie voor de Gezondheidszorg concrete stappen heeft ondernomen om de organisatie op diverse punten structureel te verbeteren. Ter zitting in hoger beroep heeft de plastisch chirurg meegedeeld dat zij thans reeds bij de intake met de patiënt  bespreekt of zij ingeval van een hersteloperatie de voorkeur geeft aan lokale dan wel algehele verdoving en dat beide alternatieven aan de patiënt worden aangeboden. Voorts zorgt de plastisch chirurg er thans voor dat ofwel zijzelf ofwel de anesthesioloog van het L. in de kliniek aanwezig is tot de laatste patiënt de kliniek heeft verlaten.
Echter, gelet op het belang van een zorgvuldige organisatie van de operatieve nazorg in particuliere klinieken ziet het Centraal Tuchtcollege in deze positieve aanpassingen in de organisatie van kliniek geen aanleiding om de plastisch chirurg een minder zware maatregel op te leggen.
Het Centraal Tuchtcollege heeft in zijn overwegingen betrokken dat de plastisch chirurg ter zitting heeft verklaard dat zij voornemens is haar werkzaamheden in de kliniek voort te zetten en dat het Centraal Tuchtcollege niet heeft kunnen vaststellen dat de door de plastisch chirurg ondernomen concrete stappen reeds ertoe hebben geleid dat het L. voldoende op orde is wat betreft de punten genoemd in de hiervoor besproken gegrond verklaarde klachtonderdelen.

4.21     Om redenen aan het algemeen belang ontleend zal de publicatie van deze beslissing worden gelast.

5.        Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

vernietigt de beslissing waarvan hoger beroep voor

zover daarin klachtonderdelen 2, 3 en 5 gegrond zijn

verklaard en voor zover daarin aan de plastisch chirurg

de maatregel van schorsing van de inschrijving in het

BIG-register voor de duur van één jaar is opgelegd;

en in zoverre opnieuw rechtdoende:

verklaart klachtonderdelen 2 en 3 alsnog ongegrond;

verklaart klachtonderdeel 5 gedeeltelijk gegrond zoals omschreven in rechtsoverweging 4.14;

legt de plastisch chirurg de maatregel op van schorsing van haar inschrijving in het BIG-register voor de duur van vier maanden en bepaalt dat deze schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd dan nadat het Centraal Tuchtcollege zulks heeft gelast op grond van het feit dat zij, de plastisch chirurg zich, binnen de proeftijd die hierbij wordt bepaald op twee jaar, schuldig heeft gemaakt aan enig handelen of nalaten dat in strijd is met de goede zorg die zij als plastisch chirurg behoort te betrachten dan wel in strijd is met het belang van de individuele gezondheidszorg;

bepaalt dat de proeftijd ingaat op de dag van deze uitspraak

en dat de proeftijd uitsluitend loopt gedurende de periode(n)

dat de plastisch chirurg is ingeschreven in het BIG-register;

bepaalt dat indien de plastisch chirurg de voorwaarde niet naleeft, het Centraal Tuchtcollege alsnog de onmiddellijke tenuitvoerlegging van de hiervoor opgelegde maatregel kan gelasten;

verwerpt het hoger beroep voor het overige;

bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant, en zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact, met het verzoek tot plaatsing.

Deze beslissing is gegeven door: mr. T.L. de Vries, voorzitter, mr. A. Smeeïng-van Hees

en mr. M. Wigleven, leden-juristen en dr. G.J. Clevers en drs. R.E.F. Huijgen, leden-beroepsgenoten en mr. D. Brommer, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting

van 19 mei 2016.  Voorzitter  w.g.               Secretaris  w.g.

 

Het bericht Google vindt zwarte lijst arts chirurge Rita Kappel dankzij zwarte lijst rechter Dudok van Heel niet. verscheen eerst op SIN-NL.

‘Nederlandse zorg raakt internationaal achterop met AI’

$
0
0
Om niet verder achter te raken op landen als Frankrijk, de VS en China, moet er nader onderzoek komen naar de implementatie van Artificial Intelligence (AI) in de Nederlandse zorg. Dat bepleit e-health expertisecentrum NictiZ in een verkennende rapportage over het onderwerp.

NictiZ noemt de toepassing van AI in de zorg een veelbelovende ontwikkeling, maar constateert tevens dat er grote vraagstukken moeten worden opgelost om AI veilig en verantwoord op grote schaal in de zorg te kunnen toepassen.

Registratie

De opstellers van het rapport ‘Artificial Intelligence in de zorg’ denken daarbij onder meer aan de kwestie van standaardisatie; om de bruikbare uitkomsten met AI te genereren, moeten gestandaardiseerde data gebruikt worden, zoals SNOMED-codes voor fotomateriaal, EPD’s op basis van zorginformatiebouwstenen en eenduidige patiëntvragenlijsten. Vooralsnog schieten de kwantiteit en de kwaliteit van medische data tekort, aldus de NictiZ-onderzoekers. Idealiter wordt er méér en efficiënter gestandaardiseerde data verzameld. Eenmalige registratie en meervoudig gebruik door registratie aan de bron kan hierbij helpen, maar zover is de Nederlandse zorg nog niet.

Lagere registratielast

Toch worden er op bescheiden schaal al vormen van AI toegepast in de Nederlandse zorg. Als voorbeeld noemt NictiZ  de intrede van Natural Language Processing (NLP) in spreekkamer.  Het doel van NLP is om computers de werkelijke betekenis van menselijke taal te laten verwerken of ‘begrijpen’. In het LUMC zet de computer gesprekken tussen arts en patiënt om in een tekstuele dialoog, waaruit de computer met NLP specifieke klinische gegevens kan extraheren. Het voordeel van deze methodiek is dat ze geen extra registratielast voor de arts meebrengt en meer aandacht voor de patiënt mogelijk maakt.

Transparantie

Met het opruimen van de technische hindernissen rond dataverzameling is de zorg er nog niet. Hoewel AI in principe bij uitstek geschikt is om subjectieve uitkomsten of vooroordelen op te sporen, kunnen er ook verborgen aannames en veronderstellingen de systemen insluipen. De vraag is dan ook hoe transparant en objectief de achterliggende systemen zijn. Wie controleert de oopzet van de systemen en de uitkomsten? Hoe is een computer tot een diagnose- of behandeladvies gekomen? “Transparantie van de systemen is hierbij belangrijk, maar dit is moeilijk te bewerkstelligen”, aldus NictiZ.

Ethische vragen

Daarnaast zijn er ook ethische vragen rond de toepassing van AI: wie is er eindverantwoordelijk voor een besluit wanneer een algoritme het niet bij het juiste eind heeft? Mag een  arts het behandeladvies van een computer geheel of gedeeltelijk negeren? Hoe kan worden voorkomen dat een ICT-leverancier een monopolie verwerft op het ontwikkelen van algoritmes en daarmee een afhankelijkheidspositie voor de zorgverlener creëert?

Vraagstukken als deze zijn ingewikkeld en tijdrovend, maar de Nederlandse zorg mag en kan ze om deze reden niet links laten liggen, vindt NictiZ. “AI is een nationaal vraagstuk en relevant voor alle domeinen binnen de zorg […] Hoe zorgt Nederland ervoor niet nog verder achterop te raken ten opzichte van andere landen zoals Frankrijk, de VS en China?” Het antwoord hierop begint volgens NictiZ bij nader onderzoek naar hoe de implementatie van AI in de zorg in Nederland in juiste banen kan worden geleid.

Het bericht ‘Nederlandse zorg raakt internationaal achterop met AI’ verscheen eerst op SIN-NL.

Ligduur: Nederlandse patiënt ligt het kortst in ziekenhuis

$
0
0

Vergeleken met andere EU-landen duurt een opname in het ziekenhuis in Nederland het kortst. In ons land ligt een patiënt gemiddeld 4,5 dagen in het ziekenhuis, dat is 0,8 dagen korter dan de nummer twee op de lijst, Bulgarije. Dat blijkt uit gegevens van het Europese statistiekbureau Eurostat 2016.

In Tsjechië (9,6 dagen), Kroatië (9,3), Frankrijk (9,1) en Duitsland (9) duurt een gemiddeld ziekenhuisverblijf het langst. Ook de Europese niet-EU-landen Servië (9,5 dagen) en Montenegro (8,9) scoren hoog.

Ter vergelijking meldt Eurostat dat een patiënt in Turkije gemiddeld 4,2 dagen in het ziekenhuis doorbrengt. In de meeste EU-landen lag de totale opnameduur in 2016 lager dan vijf jaar eerder. In Frankrijk was een fikse stijging te zien van 5,7 naar 9,1 dagen. Finland bracht de ligduur terug van 11,2 naar 8,6 dagen.

Eurostat berekende de ligduur door het totale aantal nachten dat patiënten in het ziekenhuis doorbrachten te delen door het aantal ontslagen. Het bureau tekent aan dat voor een aantal landen, waaronder Nederland, het verblijf in verpleeghuizen niet is meegerekend. Daardoor wordt het cijfer wat gedrukt. (ANP)

Het bericht Ligduur: Nederlandse patiënt ligt het kortst in ziekenhuis verscheen eerst op SIN-NL.

‘Liftongeval UMCG was angstige ervaring’

$
0
0

Een extern bureau is begonnen met een onderzoek naar het ongeluk met een lift in het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). Dat laat het ziekenhuis in een korte verklaring op de eigen website weten.

De liftcabine met daarin veertien mensen viel donderdag met hoge snelheid zes verdiepingen omlaag en kwam pas tot stilstand in de kelder. Het gaat naar omstandigheden goed met de liftpassagiers, laten het ziekenhuis en de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) vrijdag in een verklaring weten. De lift kwam op de zesde verdieping vast te zitten en bij een poging hem los te krijgen, viel de cabine naar beneden. “Het vallende gevoel was een zeer angstige ervaring voor de veertien mensen in de lift.”

“Een medewerkster die aan haar been moest worden behandeld, is op de Spoedeisende Hulp vrijwel direct weer ontslagen en maakt het redelijk goed”, zo staat in de verklaring. De andere liften in het liftenblok werden na het ongeval afgesloten en na een veiligheidscontrole weer in gebruik genomen. (ANP)

Het bericht ‘Liftongeval UMCG was angstige ervaring’ verscheen eerst op SIN-NL.

Viewing all 2666 articles
Browse latest View live